ECLI:NL:GHARL:2022:6401

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
200.294.665
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude bij verzekeringsclaim na vermeende autodiefstal

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen N.V. Univé Schade, waarbij de appellant een uitkering van € 49.358,35 ontving na de vermeende diefstal van zijn Audi A6. De diefstal vond plaats op 23 maart 2017, maar Univé betwistte de diefstal en beschuldigde [appellant] van fraude. Het hof oordeelt dat de diefstal niet heeft plaatsgevonden zoals door [appellant] is verklaard. De verklaringen van [appellant] kwamen niet overeen met de bevindingen van deskundigen die de auto en de sleutels onderzochten. Het hof concludeert dat [appellant] opzettelijk heeft geprobeerd Univé te misleiden om onterecht een uitkering te ontvangen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, die de vordering van Univé tot terugbetaling van de uitkering heeft toegewezen. [appellant] wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.294.665
zaaknummer rechtbank 8310764
arrest van 26 juli 2022
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en die bij de kantonrechter optrad als gedaagde partij maar ook zelf een vordering heeft ingesteld,
hierna [appellant] te noemen,
vertegenwoordigd door mr. H. Giard,
tegen:
N.V. Univé Schade,
die is gevestigd in Zwolle,
en die bij de kantonrechter optrad als eisende partij en zich heeft verweerd tegen de vordering van [appellant] ,
hierna Univé te noemen,
vertegenwoordigd door mr. G. Loman.

1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 4 januari 2022 hier over.
1.2.
Het verdere verloop blijkt uit:
- het H12 formulier van mr. Giard van 9 maart 2022, met als bijlage het Technisch Expertiserapport van [bedrijf1] met bijlagen;
- de akte houdende producties van Univé, met producties 13 en 14;
- het verslag (proces-verbaal), met de daarin genoemde spreekaantekeningen van mr. Loman, van de mondelinge behandeling die op 1 april 2022 is gehouden. Een ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verzochte vermeerdering van eis aan de zijde van Univé is, na verzet door [appellant] , door de raadsheer-commissaris geweigerd wegens strijd met een goede procesorde.
1.3.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

Waar gaat de zaak over?2.1.Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.2 tot en met 2.10 van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 31 maart 2021. Samengevat gaat het om het volgende.
2.2.
[appellant] was de eigenaar van een Audi, type A6 Avant TDI 2.0 (hierna: de auto). Op 28 oktober 2016 heeft [appellant] de auto tegen wettelijke aansprakelijkheid en volledig casco, waaronder tegen diefstal, verzekerd bij Univé. Volgens [appellant] is de auto op
23 maart 2017 gestolen tussen 07:15 uur en 12:00 uur van een parkeerplaats aan de [straat] in [plaats1] . [appellant] heeft dezelfde dag aangifte van de diefstal bij de politie gedaan en heeft de diefstal gemeld bij Univé. Univé heeft aan [appellant] een vragenformulier toegestuurd. [appellant] heeft dit formulier samen met twee autosleutels, het kentekenbewijs en een ondertekende akte inzake eigendomsoverdracht van de auto aan Univé verstrekt. Op 21 april 2017 heeft Univé € 49.358,35 aan [appellant] uitgekeerd. Univé is juridisch eigenaar van de auto geworden.
2.3.
Op 11 mei 2017 is de auto teruggevonden in [plaats2] . Univé heeft toen aanleiding gezien om een nader onderzoek in te stellen naar de auto en de ingeleverde autosleutels en heeft de voertuigelektronica laten uitlezen. Ook heeft Univé met [appellant] en de heer [naam1] (hierna: [naam1] ) gesproken. In een brief van 8 mei 2018 aan [appellant] heeft Univé zich op het standpunt gesteld dat de gestelde diefstal niet heeft plaatsgevonden op de wijze en locatie zoals door [appellant] is verklaard. Univé heeft aangevoerd dat sprake is van fraude en [appellant] heeft volgens haar daarom geen recht op de uitkering die hij eerder van Univé heeft ontvangen. Univé heeft aan [appellant] meegedeeld dat de auto door haar aan een derde is verkocht voor € 28.130,-. Univé heeft bij de berekening van haar vordering deze verkoopopbrengst in mindering gebracht, zodat [appellant] volgens Univé nog € 21.228,35 van de uitkering, vermeerderd met onderzoekskosten aan haar dient terug te betalen. Univé heeft haar vordering beperkt tot € 24.500,-. Daarnaast heeft Univé [appellant] opgenomen in het Incidentenregister en het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit van die registratie op de hoogte gebracht. Ook heeft Univé [appellant] opgenomen in het Externe verwijzingsregister.
De procedure bij de kantonrechter2.4. Vervolgens is Univé een procedure bij de kantonrechter gestart. Univé heeft gevorderd [appellant] te veroordelen tot betaling van € 25.000,-, vermeerderd met rente en kosten. Univé heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat sprake is van fraude in de zin van de Algemene Voorwaarden versie 2 (hierna: de Algemene Voorwaarden) en dat [appellant] om die reden gehouden is de uitkering die hij heeft ontvangen terug te betalen. [appellant] heeft de vordering van Univé weersproken. [appellant] heeft in reconventie van Univé € 1.200,- aan advocaatkosten gevorderd vanwege een strafprocedure waarin hij zich moest verdedigen tegen de aangifte die Univé heeft gedaan en de kosten van de civiele procedure. De kantonrechter heeft de vorderingen van Univé toegewezen en de vorderingen van [appellant] afgewezen. [appellant] is in de proceskosten veroordeeld.

3.Het oordeel van het hof

Dient [appellant] de ontvangen uitkering aan Univé terug te betalen? Ja
3.1.
In hoger beroep komt [appellant] op tegen het vonnis van de kantonrechter en hij heeft aangevoerd dat de vorderingen van Univé moeten worden afgewezen. In hoger beroep ligt de vraag voor of sprake is van fraude (opzet tot misleiding) in de zin van de Algemene Voorwaarden dan wel artikel 7:941 lid 5 BW. Univé heeft verweer gevoerd en heeft haar eis gewijzigd door ook artikel 6:203 BW aan haar vordering ten grondslag te leggen.
3.2.
Het hof overweegt het volgende. Tussen partijen staat vast dat de Algemene Voorwaarden en de Voorwaarden Univé Autoverzekering versie 3 (hierna: Voorwaarden Autoverzekering) op de verzekeringsovereenkomst van toepassing zijn. In artikel 4.1.4. van de Algemene Voorwaarden is voor zover van belang bepaald:

4.1.4 U pleegt fraude
Wij vergoedengeen
schadeals u
fraudeert. Heeft u
gefraudeerdmet schade en hebben wij deze
schade vergoed? Dan moet u deze aan ons terugbetalen. Daarnaast:
◦ kunnen wij al uw verzekeringen direct stopzetten als wij
fraudeontdekken. U krijgt
geen premie terug;
◦ moet u de kosten van het onderzoek naar de
fraudeaan ons terugbetalen;(…)”.
Verder staat op pagina 16 van de Algemene Voorwaarden:
“Wat bedoelen wij met …? (…)
FraudeAls u ons opzettelijk misleidt met het doel voordeel te behalen voor uzelf of een ander. Bijvoorbeeld als wij een
schade vergoeden, waar u of een ander eigenlijk geen recht op heeft. Of u probeert ons te misleiden. Het maakt niet uit hoe u dit probeert. (…)”
3.3.
Daarnaast volgt uit artikel 7:941 lid 2 BW dat een verzekeringnemer die bij de verzekeraar melding heeft gemaakt van de verwezenlijking van een verzekerd evenement aan deze naar waarheid alle inlichtingen en alle bescheiden moet verschaffen die voor het beoordelen van de uitkeringsverplichting van belang zijn. Uit lid 5 van deze bepaling volgt dat, als de verzekeringnemer dat niet doet met het opzet de verzekeraar te misleiden, in beginsel het recht op uitkering vervalt. Daarbij is van belang of het de bedoeling van verzekerde was de verzekeraar te bewegen tot een uitkering die deze anders niet zou hebben gedaan. [1] Op de verzekeraar rusten de stelplicht en bewijslast van de stelling dat sprake is van opzet tot misleiding in de hiervoor bedoelde zin. Indien is gebleken dat een verzekeraar ten onrechte een uitkering aan de verzekerde heeft gedaan, kan de verzekeraar die terugvorderen op grond van onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW).
3.4.
Het hof is van oordeel dat Univé zich terecht heeft beroepen op haar onder 3.2. geciteerde algemene voorwaarde. Het moet ervoor worden gehouden dat de door [appellant] beweerde diefstal niet heeft plaatsgevonden op de door hem aangegeven plaats en tijd en dat [appellant] tot doel had Univé opzettelijk te misleiden om voordeel voor zichzelf te behalen. Er is dan sprake van fraude in de zin van de Algemene Voorwaarden en genoemde wetsbepaling, waardoor [appellant] gehouden is de uitkering aan Univé terug te betalen. Het hof zal hierna uitleggen waarom dit oordeel zo luidt.
Verklaring [appellant]3.5.Op 23 maart 2017 heeft [appellant] bij de politie het volgende verklaard:
“(…) Op donderdag, 23 maart 2017, omstreeks 07:15 uur, heb ik de personenauto geparkeerd aan de [straat] te [plaats1] op een openbare weg. (…) Ik heb de personenauto afgesloten middels de daarvoor bestemde handzender en ik heb gecontroleerd dat de personenauto was afgesloten. Toen ik op donderdag, 23 maart 2017, omstreeks 12:00 uur, de personenauto weer in gebruik wilde nemen zag ik dat deze door onbekende(n) was weggenomen. Ik heb geen sporen ontdekt die te maken kunnen hebben met de diefstal van mijn personenauto. (…) Mijn collega heeft zijn buren ingelicht, maar zij hebben niets van deze diefstal gemerkt.”In het gesprek op 7 september 2017 met de heer [medewerker1 Univé] (afdeling Speciale Zaken van Univé) (hierna: [medewerker1 Univé] ) in het bijzijn van de heer [medewerker2 Univé] ( [functie1] Fraudebeheersing van Univé Veiligheidszaken) heeft [appellant] het volgende over de vermeende diefstal verteld:
“(…) Op donderdag 23 maart 2017 omstreeks 07.15 uur parkeerde ik de personenauto (merk
Audi, kenteken [kenteken] ) op de [straat] te [plaats1] . (…)Ik ben toen naar perceel 31
gegaan en daar woont een klant c.q. tussenpersoon genaamd [naam1] (…). Ik ben met
[naam1] met zijn auto naar een afspraak gegaan en dat was ongeveer twee uur rijden. De
afspraak was in [plaats3] . Na de afspraak in [plaats3] zijn we weer terug gereden en toen
ontdekte ik dat mijn auto weg was. Ik had de autosleutel nog in mijn broekzak toen ik het
ontdekte. Ik ben gelijk gaan bellen met Univé en de politie. Ik ben daarna nog met [naam1]
gaan lunchen ondanks het feit dat mijn auto weg was. Ik heb de auto afgesloten door op de
sleutel te drukken. Op donderdag 23 maart 2017 omstreeks 12.00 uur wilde ik weer gebruik maken van de auto en zag dat de auto er niet meer stond. (…)”
Onderzoek [medewerker ID-tech] en [medewerker P-CVD]
3.6.
Univé heeft uitgebreid toegelicht dat de auto niet gestolen kan zijn onder de omstandigheden zoals door [appellant] bij de politie en in het gesprek met Univé is aangegeven. Univé heeft in dit kader verwezen naar het rapport van 21 juni 2017 van de heer [medewerker ID-tech] (hierna: [medewerker ID-tech] ) werkzaam bij ID-Tech en naar het rapport van
7 december 2017 van de heer [medewerker P-CVD] (hierna: [medewerker P-CVD] ) werkzaam bij P-CVD. Om te beginnen concludeerden zowel [medewerker ID-tech] als [medewerker P-CVD] dat de auto geen braaksporen had, het portier onbeschadigd was en het alarmsysteem functioneerde. Ook hebben [medewerker ID-tech] en [medewerker P-CVD] de twee originele sleutels die [appellant] bij Univé heeft ingeleverd uitgelezen. Hoofdsleutel 1 werd door de echtgenote van [appellant] gebruikt en hoofdsleutel 2 gebruikte [appellant] zelf. Uit de onderzoeken blijkt dat hoofdsleutel 1 op 11 maart 2017 om 19:13 uur voor het laatst werd gebruikt en een kilometerstand van 77.229 had. Hoofdsleutel 2 is op
23 maart 2017 om 12:06 uur voor het laatste keer is gebruikt en had toen een kilometerstand van 79.030. Op het moment dat de auto werd teruggevonden had de auto een kilometerstand van 79.032. Beide onderzoekers concluderen dat hoofdsleutel 1 op 23 maart 2017 voor het laatst is geüpdatet om 12:06 uur en dat hoofdsleutel 2 op dat moment, dus ten tijde van de beweerde diefstal, in het voertuig aanwezig was. Verder heeft [medewerker P-CVD] het boordnetgeheugen van de auto uitgelezen. Uit de gegevens uit het boordnetgeheugen blijkt de auto in de nacht van 23 maart 2017 om 03:03 uur werd ingeschakeld en 34 minuten later om 03:27 uur werd uitgeschakeld. De ochtend van 23 maart 2017 werd de motor om 10:02 uur ingeschakeld en om 10:53 uur weer uitgeschakeld. Om 11:25 uur werd weer de auto ingeschakeld voor 44 minuten waarna de auto werd geparkeerd om 12:09 uur.
3.7.
Het hof constateert dat de verklaring van [appellant] dat hij de auto omstreeks 07:15 uur heeft geparkeerd niet overeenkomt met de resultaten van de uitgelezen sleutels en het boordnetgeheugen. De auto heeft toen niet gereden en [appellant] heeft niet kunnen uitleggen hoe dat kan. Bovendien blijkt uit beide rapportages dat de hoofdsleutel 2 om 12:06 uur voor het laatst in de auto aanwezig is geweest. Dit sluit niet aan op de verklaring van [appellant] dat hij omstreeks 12:00 uur constateerde dat de auto was gestolen en dat hij die omstreeks 07:15 uur had geparkeerd en afgesloten had achtergelaten. Zowel [medewerker ID-tech] als [medewerker P-CVD] concluderen dat bij het uitlezen van de sleutels niet gebleken is dat deze waren gemanipuleerd en dat er geen reden was om aan te nemen dat de gegevens uit de sleutels niet betrouwbaar waren.
Keyless Entry & Go Systeem3.8.De enige verklaring die [appellant] voor de discrepanties tussen zijn verklaring en de bevindingen van de onderzoekers geeft, is dat de auto moet zijn gehackt door het opvangen en versterken van het sleutelsignaal via de zogenaamde Signal Amplification Relay Attack methode (hierna: de SARA-methode). De auto zou door deze methode normaal worden ontgrendeld zonder braaksporen achter te laten en ook wordt dan het alarmsysteem gedeactiveerd. In zijn auto was een start- en stopknop geïnstalleerd, zodat hij de auto kon starten zonder gebruik te maken van zijn sleutel. [appellant] heeft aangevoerd dat in de auto een Keyless Entry & Go Systeem (hierna: KE&GS) aanwezig was en dat systeem relatief eenvoudig te hacken is. [appellant] verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar het Technisch Expertise rapport van 9 januari 2022 dat is opgesteld door de heer [de register expert en taxateur motorvoertuigen] (register expert en taxateur motorvoertuigen), werkzaam bij [bedrijf1] . [de register expert en taxateur motorvoertuigen] rapporteert over de voorgeschiedenis het volgende:
“(…) Volgens opdrachtgever is de onderhavige Audi A6 voorzien van een zogenaamd keyless-entry systeem. Vermoedelijk is door de dader het zendersignaal van de sleutel opgevangen, de code gekopieerd, en hiermee de betrokken auto geopend om vervolgens te starten en weg te rijden. We noemen dit in vakjargon de Aplification Ralay Attack (SARA) methode. In het door mij gehouden
telefonische interview geeft opdrachtgever aan, de betrokken auto te kunnen openen, door zijn hand om de portierhandgreep te plaatsen, en de motor te kunnen starten met de startknop op de middenconsole. Dit alles met de voertuigsleutel in zijn zak, zonder deze te beroeren. (…)Daarnaast komt [de register expert en taxateur motorvoertuigen] tot de volgende conclusie:
1. Kunt u onderzoeken of er af-fabriek een keyless-entry systeem op mijn auto is gemonteerd?
We kunnen met zekerheid vaststellen dat op basis van de chassisnummer specifieke optielijst blijkt dat
er af-fabriek geen keyless-entry op het onderhavige voertuig aanwezig was. Wel is het onderhavige
voertuig af-fabriek voorzien van een met radiosignalen gestuurde start/stop knop die is gemonteerd in
de middenconsole.
2. Kunt u onderzoeken of een keyless-entry systeem achteraf ingebouwd kan worden?
Achteraf inbouwen van een keyless-entry systeem is een mogelijkheid. In de aftermarkt zijn hiervoor
voertuigspecifieke inbouwsets leverbaar.
3. Heeft er een keyless-entry systeem in mijn auto kunnen zitten op het moment van ontvreemding?
Ja, het is mogelijk dat het onderhavige voertuig op het moment van ontvreemding voorzien was van een keyless-entry systeem. De bestaande centrale deurvergrendeling kan via accessoire set zijn
omgebouwd, tot een systeem met de keyless open en sluit mogelijkheid. Om dit feit onomstotelijk vast
te stellen is een fysiek onderzoek noodzakelijk aan het onderhavige voertuig.”3.9.Univé heeft naar aanleiding van het Technisch Expertiserapport van [de register expert en taxateur motorvoertuigen] [medewerker ID-tech] en [medewerker P-CVD] aanvullende rapportages laten opstellen. [medewerker ID-tech] heeft als volgt aanvullend gerapporteerd:
“Op 21 juni 2017 heb ik een rapport opgesteld naar aanleiding van mijn onderzoek aan de
betreffende auto (…). Bij het onderzoek aan de auto heb ik vastgesteld dat de auto niet was voorzien van een keyless-entry af fabriek. Ook heb ik vastgesteld dat de auto niet is uitgerust met een naderhand ingebouwd keyless-entry systeem. De auto beschikte ten tijde van mijn onderzoek over originele handgrepen. In het geval naderhand een keyless-entry systeem zou zijn ingebouwd, zouden de portiergrepen namelijk zijn vervangen en daarvan was geen sprake. (…) Verder wordt in het rapport van [de register expert en taxateur motorvoertuigen] nog ingegaan op de SARA methode, waarbij het signaal van de sleutel wordt opgevangen, de code gekopieerd en de betrokken auto te starten en weg te rijden. Voor toepassing van de SARA methode geldt dat de auto altijd moet zijn uitgerust met een Keyless-Entry systeem. (…) Bij het onderzoek van de sleutels heb ik echter twee updates uitgelezen op 23 maart 2017 om 11.50 uur en om 12.06 uur met kilometerstanden van respectievelijk 79.010 en 79.030. (…) Hieruit blijkt dat er dus 20 km met de auto is gereden in een tijdsbestek van 16 minuten. Op 14 juni 2017 werd tijdens het technisch onderzoek een tellerstand van het voertuig uitgelezen van 79.034 km, waardoor het aannemelijk is dat ook na 23 maart 2017 te 12:06 uur nog vier kilometer met het voertuig is gereden. Een update naar de sleutel heeft dan (nog) niet plaatsgevonden. In het voertuig is in het middenconsole inderdaad een start-stop systeem aangebracht hetgeen niet betekent dat ook een keyless-entry aanwezig is.(…)Op basis van mijn onderzoek aan het voertuig heb ik vastgesteld dat er geen keyless-entry systeem door de fabrikant was aangebracht (vraag 1). Wel kan achteraf een keyless-entry systeem in een dergelijk voertuig worden ingebouwd (vraag 2) maar is dat op dit voertuig niet gebeurd (vraag 3).”[medewerker P-CVD] heeft in zijn aanvullende rapport het volgende vermeld:
“(…) Tijdens het onderzoek op 22-09-2017 werd door ondergetekende vastgesteld door middel van een test dat de Audinietwas voorzien van een keyless entry systeem of achteraf ingebouwd keyless entry systeem. Dit werd destijds niet beschreven in het rapport [het rapport1] , maar in het papieren
dossier van deze casus werd hiervan wel een aantekening gemaakt.
(…) Uit de uitgelezen sleutelinformatie volgde dat één van de twee door de heer [appellant] ingeleverde
sleutels in de Audi werd geüpdatet op 23-03-2017 om 12:06 uur. Dit betreft een moment in de start
of ritcyclus die volgens het boordnetgeheugen startte om 11:25 uur (…). Voor deze sleutelupdate moet de sleutel op dat moment fysiek in of bij de Audi aanwezig zijn geweest. De sleutel kan niet zijn geüpdatet tijdens het opvangen en versterken van het sleutelsignaal middels de SARA-methode, omdat de sleutelupdate aan het einde van de rijcyclus plaatsvond (start 11:25 uur — einde 12:09 uur). De opgevangen en versterkte verbinding met de sleutel is dan namelijk allang verbroken.”
3.10.
Tussen partijen staat vast dat de auto vanuit de fabriek geen KE&GS bevatte. Niet is komen vast te staan dat in de auto later een KE&GS is ingebouwd. [appellant] heeft dit weliswaar betoogd, maar [de register expert en taxateur motorvoertuigen] kan enkel bevestigen dat dit mogelijk het geval is geweest en op dit punt nader onderzoek naar de auto plaats had moeten vinden. Daartegenover verklaren zowel [medewerker ID-tech] als [medewerker P-CVD] dat de auto geen KE&GS bevatte toen zij in 2017 de auto onderzochten. Dat [appellant] de auto niet zelf heeft onderzocht en niet zelf meer kan onderzoeken omdat de auto verkocht is, maakt het oordeel van het hof niet anders. [appellant] heeft een half jaar de tijd gehad, om zelf onderzoek naar de auto te verrichten. De auto is namelijk in mei 2017 teruggevonden en uit de overgelegde informatie van Univé blijkt dat de auto in december 2017 is verkocht. Bovendien wist [appellant] dat de auto in die periode bij de opkoper stond. [appellant] heeft evenmin een stuk (factuur of verklaring van de verkoper van de auto) overgelegd, waaruit zou kunnen blijken dat de KE&GS later is ingebouwd. Daarnaast heeft Univé onder verwijzing naar het aanvullende rapport van [medewerker P-CVD] erop gewezen dat de sleutel niet kan zijn geüpdatet door de SARA-methode, wat door [appellant] niet gemotiveerd is weersproken. Het hof oordeelt daarom dat [appellant] het onderbouwde standpunt van Univé dat de auto niet voorzien was van een KE&GS en dat de sleutel niet door de SARA-methode is gehackt, onvoldoende heeft weersproken, zodat het hof aan bewijslevering niet toekomt.
Verklaring [naam1]3.11.Verder heeft [appellant] nog een beroep gedaan op verklaringen van de heer [naam1] . [naam1] heeft tegenover [medewerker1 Univé] op 27 oktober 2017 het volgende verklaard:
“Ik ben een keer door [appellant] gebeld dat zijn auto (Audi) gestolen was en hij belde rond de middag. (…) Hij vroeg mij of ik hem wilde ophalen en dat was in de gemeente [de gemeente] in de buurt van [het hotel] . Ik pikte hem op op een parkeerplaats aan het water en kennelijk was daar zijn auto gestolen (…) Ik was die dag dat [appellant] mij belde niet ergens met hem naartoe geweest. (…)U zegt mij dat [appellant] aangifte, die u zojuist toonde, heeft gedaan dat zijn auto gesloten is op 23 maart 2017 tussen 07:15 uur en 12:00 uur op de [straat] te [plaats1] en dat is niet juist. Ik zou niet weten waarom hij dat heeft gedaan want ik haalde hem toch echt op in [de gemeente] na de diefstal van zijn auto.”[appellant] heeft in hoger beroep een aanvullende verklaring van [naam1] overlegd, waarin [naam1] onder meer heeft verklaard.
“Simpel gezegd heb ik bedoeld dat de auto ontvreemd was en [appellant] via [het autobedrijf] een tijdelijk (ivm 30 dagen termijn van zijn verzekering) huur voertuig zijnde Audi A4 tot zijn beschikking heeft gehad. Zelf heb ik hem daar naartoe gebracht, juist omdat zijn auto was ontvreemd en hij geen vervoer meer had. (…) [appellant] is deze dag in mijn aanwezigheid geweest en heeft het voertuig zeker niet zelfstandig verplaatst of enig opdracht daartoe gegeven. (…) Verder is het mij onbekend wat ik nu aan u kenbaar moet of kan maken omtrent deze situatie.(…)”
3.12.
Het hof oordeelt dat de verklaringen van [naam1] de verklaring van [appellant] niet ondersteunen. Uit de eerste verklaring volgt juist dat [naam1] [appellant] heeft opgepikt op de dag van de diefstal in [plaats4] (waar de auto zou zijn gestolen) en uit zijn tweede verklaring volgt dat hij [appellant] naar [het autobedrijf] in [plaats4] heeft gebracht circa 30 dagen ná de diefstal om een huurauto op te halen. Uit beide verklaringen blijkt niet dat [naam1] en [appellant] rond 07:15 uur naar [plaats3] zijn vertrokken voor een afspraak en bij terugkeer in [plaats1] rond 12:00 uur ontdekten dat de auto was gestolen, zoals [appellant] heeft betoogd.
3.13.
Daarnaast is ook geen afdoende verklaring gekomen voor de geringe kilometertoename van de auto tussen het moment waarop sleutel 2 voor het laatst werd uitgelezen (23 maart 2017 om 12:06 uur met een stand van 79.030) en het moment waarop de auto werd teruggevonden in [plaats2] (11 mei 2017 met een stand van 79.032). Als de auto daadwerkelijk in [plaats1] is gestolen, is deze kilometerstand niet verklaarbaar. Het ter zitting in hoger beroep door [appellant] gedane beroep op de stelling dat de auto bij de diefstal op een transportauto is gezet, mist iedere onderbouwing.
Fraude in de zin van de Algemene Voorwaarden3.14.Univé heeft zich zowel beroepen op haar Algemene Voorwaarden als op artikel 7:941 BW. Het hof zal eerst beoordelen of op grond van de Algemene Voorwaarden sprake is van fraude en een terugbetalingsverplichting. Gelet op hetgeen onder 3.5 tot en met 3.13 is overwogen is het hof van oordeel dat de diefstal niet heeft plaatsgevonden zoals door [appellant] is gemeld. Voor de (vele) discrepanties tussen zijn betoog en de objectieve metingen aan de auto en de sleutels is geen goede verklaring gekomen. Uit de bevindingen van de onderzoekers [medewerker ID-tech] en [medewerker P-CVD] blijkt dat de hoofdsleutel 2 – die [appellant] volgens zijn eigen opgave toen zelf in bezit heeft gehad – ten tijde van de beweerde diefstal in de auto aanwezig is geweest. Ook komen de tijden waarop de motor van de auto is ingeschakeld op 23 maart 2017 niet overeen met de periode waarover [appellant] verklaart dat de auto zou zijn ontvreemd. [appellant] heeft de uitgebreid toegelichte stellingen van Univé onvoldoende gemotiveerd betwist. Dat [appellant] niet deskundig is op het gebied van auto’s, doet hieraan niets af. Daarnaast heeft [appellant] niet kunnen aantonen dat in de auto een KE&GS aanwezig was, zodat het betoog van [appellant] dat zijn sleutel gehackt is, niet gevolgd kan worden. Een verklaring voor de tijden waarop de motor op 23 maart 2017 is ingeschakeld is door [appellant] verder niet gegeven. Dat de strafzaak tegen [appellant] geseponeerd is, maakt het oordeel van het hof niet anders. De enkele omstandigheid dat de strafzaak is geseponeerd, betekent niet dat geen sprake kan zijn van fraude in de zin van de Algemene Voorwaarden. Dit alles leidt ertoe dat het hof van oordeel is dat van fraude in de zin van de Algemene Voorwaarden sprake is geweest, op grond waarvan Univé het ten onrechte uitgekeerde geld (na aftrek van de opbrengst van de auto) mocht terugvorderen.
3.15.
In verband met dit laatste overweegt het hof nog dat uit artikel 7.5.6. van de toepasselijke Voorwaarden Autoverzekering volgt dat de auto, indien de auto na 30 dagen wordt teruggevonden, door Univé mag worden verkocht aan een erkende handelaar. Zij was dan ook niet verplicht om op het aanbod van [appellant] tot terugkoop door hem van de auto in te gaan. De stelling van [appellant] dat de auto niet marktconform is verkocht en hij hierdoor schade lijdt, is door [appellant] niet onderbouwd.
3.16.Nu [appellant] de uitgebreide onderbouwde stellingen van Univé onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, komt het hof niet toe aan het bewijsaanbod van [appellant] . Het voorgaande betekent dat het hoger beroep van [appellant] niet slaagt. Dat geldt ook voor zover [appellant] opkomt tegen de veroordeling tot betaling van de wettelijke rente en de proceskosten.
De conclusie
3.17.
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat [appellant] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof [appellant] tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen.
3.18.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Univé zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 2.106,-
- salaris advocaat € 2.884,- (2 punten x appeltarief III).
3.19.
Als niet weersproken zal het hof ook de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 31 maart 2021;
veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van Univé:
€ 2.106,- aan griffierecht,
€ 2.884,- aan salaris van de advocaat van Univé,
€ 163,- aan nakosten (kosten die ontstaan na deze uitspraak);
veroordeelt [appellant] tot betaling van € 85,- aan extra nakosten als de kosten niet binnen
14 dagen nadat de deurwaarder deze uitspraak heeft betekend aan Univé zijn betaald;
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. Sap, C.M.E. Lagarde en J.P.H. van Driel van Wageningen, bijgestaan door de griffier mr. S. Ketelaar en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2022.

Voetnoten

1.Zie artikel 7:941 lid 2 en lid 5 BW en HR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:311.