ECLI:NL:RBMNE:2023:6786

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
565775 / HA RK 23-223
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaak

In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 8 december 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. P.M.E. Bernini, de rechter-commissaris in een strafzaak. Het wrakingsverzoek werd ingediend door de verzoeker, die gedetineerd was en vertegenwoordigd werd door zijn advocaat, mr. W.B.O. van Soest. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek ontvankelijk was, omdat het tijdig was ingediend, ondanks dat de rechter-commissaris al bezig was met het uitspreken van haar beslissing. De wrakingskamer benadrukte dat de motivering van een beslissing op zichzelf geen grond kan vormen voor wraking, tenzij er objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechter. In dit geval was er geen bewijs van vooringenomenheid aangetoond, en de wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 565775 / HA RK 23-223
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 8 december 2023
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker],
wonende te [adres] [woonplaats] ,
nu gedetineerd in [verblijfplaats] ,
verder te noemen: verzoeker,
advocaat: mr. W.B.O. van Soest, te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van verhoor veroordeelde (verzoeker) inzake de vordering tot schorsing voorwaardelijke invrijheidstelling, gehouden op 15 november 2023, met daarin het wrakingsverzoek gericht tegen mr. P.M.E. Bernini, rechter-commissaris;
  • de schriftelijke reactie van mr. Bernini van 21 november 2023;
  • een e-mailbericht van de raadsman van 24 november 2024 met daarin een nadere toelichting op het wrakingsverzoek.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 24 november 2023 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker noch zijn raadsman verschenen. Per e-mailbericht van 23 en 24 november 2023 heeft de raadsman te kennen gegeven dat zijn cliënt vandaag niet aanwezig zal zijn en hijzelf verhinderd is voor de mondelinge behandeling. Mr. Bernini is ook niet ter terechtzitting verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. P.M.E. Bernini als behandelend rechter-commissaris (hierna te noemen: de rechter-commissaris) in een verhoor van verzoeker naar aanleiding van een vordering tot schorsing voorwaardelijke invrijheidsstelling, zoals bedoeld in artikel 6:6:20 Sv, in de zaak met parketnummer 16/659053-17.
2.2.
De advocaat van verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan zijn wrakingsverzoek.
De rechter-commissaris heeft het standpunt van de verdediging dat tijdens het verhoor is aangevoerd genegeerd. Daarnaast heeft de rechter-commissaris bepaalde zaken verzonnen. Zo heeft zij meegedeeld dat de vriendin van verzoeker dronken in de auto zat, hetgeen in strijd met de waarheid is. Ook heeft de rechter-commissaris verzonnen dat de vriendin niet
op het adres van verzoeker mocht komen. Verder heeft zij vastgesteld dat verzoeker aanstoot gaf en asociaal gedrag vertoonde tijdens de voorwaardelijke invrijheidstellling en zich mede daardoor niet hield aan de voorwaarden. Aanstoot geven is geen voorwaarde die aan de invrijheidsstelling van verzoeker is verbonden en ook is niet duidelijk in hoeverre asociaal gedrag als overtreding van voorwaarden kon worden gezien. Het toetsingskader van de rechter-commissaris is onjuist. Een rechter(-commissaris) mag onder geen enkel beding feiten verzinnen die nergens terug te vinden zijn in het dossier om mogelijk daarop te baseren dat de betrokkene vast moet blijven zitten.
2.3.
De rechter-commissaris heeft niet berust in de wraking.
In haar schriftelijke reactie heeft de rechter-commissaris zich primair op het standpunt gesteld dat het verzoek niet-ontvankelijk is, nu zij reeds was begonnen met het mondeling uitspreken van haar beslissing. Subsidiair heeft de rechter-commissaris zich op het standpunt gesteld dat het verzoek ongegrond is, aangezien verzoeker geen concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit haar vooringenomenheid of de gerechtvaardigde vrees daarvoor kan worden afgeleid. Tot slot heeft de rechter-commissaris verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413; r.o. 3.4.) waarin de Hoge Raad heeft overwogen dat een onwelgevallige dan wel onjuiste motivering van een beslissing op zichzelf geen grond kan vormen voor wraking.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Ontvankelijkheid verzoeker
3.2.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is het verzoek tijdig gedaan.
Weliswaar is het verzoek gedaan nadat verzoeker was gehoord en de raadsman het woord had gevoerd, echter op het moment van wraking had de rechter-commissaris haar beslissing omtrent de vordering strekkende tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, nog niet uitgesproken. De rechter-commissaris was nog bezig de door de raadsman gevoerde verweren te bespreken en in aanloop naar de beslissing de motivering hiervan uiteen te zetten, althans dat leidt de wrakingskamer af uit het proces-verbaal. Dus kan niet gezegd worden dat de zaak reeds tot een einde was gekomen door het uitspreken van een beslissing op de door de officier van justitie gedane vordering.
Verzoeker is daarmee ontvankelijk in het wrakingsverzoek.
Inhoudelijke beoordeling wrakingsverzoek
3.3.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade.
3.4.
De wrakingskamer overweegt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat de motivering van een beslissing grond kan vormen voor wraking. Ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering.
Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Daar is in de voorliggende zaak niet van gebleken, ook niet in het licht van hetgeen de advocaat van verzoeker heeft aangevoerd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de rechter-commissaris waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, alsmede aan de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter-commissaris werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
verstaat dat de voortzetting van de procedure van verzoeker met parketnummer 16/659053-17 in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek niet meer aan de orde is omdat de meervoudige strafkamer van deze rechtbank op 6 december 2023 uitspraak heeft gedaan.
Deze beslissing is gegeven door mr. D. Wachter, voorzitter, en mrs. A.C. van den Boongaard en C.P. Lunter als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. C.N. Aalders, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2023.
de griffier de voorzitter
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.