In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van de Minister van Financiën om zijn private schulden over te nemen, beoordeeld. Eiser, die als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagenaffaire is aangemerkt, had een aanvraag ingediend voor de overname van zijn schulden, maar deze werd afgewezen met een besluit van 5 december 2022. De minister handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit van 10 mei 2023. De rechtbank behandelde de zaak op 23 november 2023, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigden van de minister aanwezig waren.
Eiser had een schuld van € 14.626,88 aan een schuldeiser, maar de minister stelde dat deze schuld niet voor vergoeding in aanmerking kwam omdat deze niet voor 1 juni 2021 was opgeëist. Eiser betoogde dat er een afspraak was gemaakt in januari 2017, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de schuld opeisbaar was geworden. De rechtbank concludeerde dat de minister de private schulden van eiser terecht niet had overgenomen, omdat er geen sprake was van een opeisbare vordering.
De rechtbank oordeelde echter dat de minister de hoorplicht had geschonden, omdat eiser niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord tijdens de bezwaarprocedure. Ondanks deze schending, oordeelde de rechtbank dat eiser niet in zijn belangen was geschaad, omdat hij de kans had gekregen om zijn standpunt naar voren te brengen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar bepaalde dat de minister het griffierecht en de proceskosten aan eiser moest vergoeden. De totale vergoeding voor proceskosten bedroeg € 1.674,-.