ECLI:NL:RBMNE:2023:6630
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen invordering van verbeurde dwangsom in bestuursrechtelijke zaak over recreatiewoningen
In deze zaak gaat het om de invordering van een verbeurde dwangsom door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest. Eiser, eigenaar van een verblijfsrecreatieterrein, heeft bezwaar gemaakt tegen de last onder dwangsom die hem gelastte om het aantal recreatiewoningen terug te brengen van 35 naar 31. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser heeft in het verleden meerdere procedures gevoerd tegen de last onder dwangsom, maar zijn hoger beroep is ongegrond verklaard door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het college heeft vervolgens overgegaan tot invordering van de dwangsom, wat eiser heeft bestreden.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het college voldoende gemotiveerd heeft toegelicht waarom de invordering van de dwangsom gerechtvaardigd is. Eiser heeft verschillende gronden aangevoerd, waaronder onduidelijkheid over de recreatiewoningen en vermeende vooringenomenheid van het college. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze gronden niet leiden tot de conclusie dat er geen overtreding is gepleegd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de aanvraag van een tijdelijke omgevingsvergunning door eiser geen bijzondere omstandigheid vormt om van invordering af te zien.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de invordering van de dwangsom door het college rechtmatig is. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.