Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 7,
- de spreekaantekeningen namens [eiser] ,
- de spreekaantekeningen namens [gedaagde] .
2.Kern van de zaak
3.De beoordeling
- Het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de kantonrechter van rechtbank Rotterdam van 31 augustus 2021
- De beschikking van het Hof Den Haag van 20 december 2022
“niet aan [gedaagde] als rechtsbijstandverzekeraar is om de stukken te controleren, maar aan de advocaat die de zaak behandelt” [1] . [eiser] verwijst ter onderbouwing naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag. [2]
- De kantonrechter heeft zich onbevoegd verklaard, vanwege een in de AN Admission Agreement opgenomen arbitragebeding. Het Gerechtshof heeft de beslissing van de kantonrechter bevestigd. Bij de Hoge Raad is cassatie ingesteld, die slechts betrekking heeft op de vraag of de overheidsrechter bevoegd is. Bij de Hoge Raad ligt de vraag of tussen [eiser] en [bedrijf 2] een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, dus niet voor.
- De processtukken (de provisionele vorderingen die zijn ingesteld tegen de (voormalig) bestuurders van [bedrijf 1] en lid van de RvC) zien op schadevergoedingsprocedures vanwege vermeende persoonlijke aansprakelijkheid van deze personen op grond van onrechtmatig handelen. Deze procedure ziet daarmee ook niet direct op de vraag of tussen [eiser] en [bedrijf 2] een arbeidsovereenkomst bestaat.