ECLI:NL:RBMNE:2023:6601
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de hoogte van de WOZ-waarde van zijn woning aan de [adres 1] in [woonplaats]. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 354.000,- per waardepeildatum 1 januari 2021, voor het belastingjaar 2022. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 18 juli 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en de heffingsambtenaar door mr. W.G. Vos, bijgestaan door een taxateur.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De heffingsambtenaar heeft een taxatiematrix overgelegd waarin de woning van eiser wordt vergeleken met vier referentiewoningen in de omgeving. De rechtbank concludeert dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de verkoopprijzen van deze woningen de vastgestelde WOZ-waarde onderbouwen. Eiser heeft zijn beroepsgronden, waaronder de verzoeken om informatie over KOUDVL-factoren en de staat van onderhoud van de woning, ingetrokken of niet voldoende onderbouwd.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde en is openbaar uitgesproken op 21 november 2023. Eiser kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.