9.2.Volgens de rechtbank heeft de heffingsambtenaar met de taxatiematrix en de toelichting daarop, inclusief voornoemde wijzingen, de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen voldoende inzichtelijk gemaakt. De heffingsambtenaar heeft aannemelijk gemaakt dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning wat betreft onder meer gebruiksoppervlakte door voor de woning uit te gaan van een woningwaarde per m² die lager is dan de verkoopprijzen per m² van de referentiewoningen.
10. Wat eiser in beroep verder aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
11. Eiser heeft op de zitting aangevoerd dat het niet duidelijk is hoe de onderlinge verschillen tussen de onderhavige woning en de referentiewoningen worden gecorrigeerd. De correcties zijn volgens hem niet terug te zien in de taxatiematrix. Ter zitting is door de heffingsambtenaar uitgelegd dat in de taxatiematrix die in de beroepsfase wordt overgelegd niet op dezelfde wijze (getalsmatig) wordt gewaardeerd. Er wordt geleund op de deskundigheid van de taxateur om de waarde te verantwoorden. Er worden in beroep geen cijfermatige correcties voor verschillen gehanteerd. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar de vrijheid heeft om zelf te bepalen op welke manier de waarde wordt onderbouwd. Dat eiser de voorkeur uitdraagt dat de heffingsambtenaar met een vast percentage corrigeert, maakt dit niet anders. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Eiser stelt dat er door de heffingsambtenaar onvoldoende rekening is gehouden met de matige staat van onderhoud en de gedateerde voorzieningen van de woning. Volgens eiser is er sprake van rotte kozijnen en van scheurvorming in de woning. Daarnaast zijn de voorzieningen aldus eiser meer dan 20 jaar oud.
13. Uit de taxatiematrix blijkt dat de voorzieningen als ‘verouderd’ zijn gekwalificeerd. Dit is de laagst mogelijke kwalificatie. De staat van onderhoud is gekwalificeerd als ‘matig’. Dit betekent dat volgens de heffingsambtenaar onderhoud op korte termijn noodzakelijk is. De secundaire objectkenmerken van de referentiewoningen [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] , waaronder de staat van onderhoud en de voorzieningen zijn als gelijkwaardig aan die van de woning beoordeeld. Nu de verkoopprijzen per m² van deze referentiewoningen alle hoger zijn dan de woningwaarde per m², ziet de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat met de staat van onderhoud en het voorzieningenniveau onvoldoende rekening is gehouden. De beroepsgrond slaagt niet.
13. Eiser voert aan dat de referentiewoningen [adres 2] , [adres 3] en [adres 5] een lagere waarde onderbouwen. In dat verband stelt eiser dat de staat van onderhoud en de voorzieningen van de referentiewoningen ten onrechte als ‘matig’ respectievelijk ‘verouderd’ en niet als ‘voldoende’ zijn gekwalificeerd gelet op de beschikbare foto’s.
15. De rechtbank is het niet eens met eiser. De rechtbank kan op basis van de uitstraling van de referentiewoningen op de overgelegde foto’s de heffingsambtenaar volgen in de kwalificaties ‘matig’ en ‘verouderd’ voor respectievelijk de staat van onderhoud en de voorzieningen van de referentiewoningen. Dat eiser op basis van de foto’s een andere kwalificatie voorstaat is, zonder dat hij concreet heeft gemotiveerd waarom dat het geval moet zijn, onvoldoende om aan de kwalificaties te twijfelen. De beroepsgrond slaagt niet.
16. Eiser stelt in het beroepschrift dat de referentiewoning [adres 6] te [woonplaats] ten onrechte is gebruikt ter onderbouwing van de vastgestelde waarde. Ter zitting is deze beroepsgrond door eiser ingetrokken, aangezien deze referentie in de beroepsfase is komen te vervallen en niet in de taxatiematrix is opgenomen. Deze grond wordt daarom niet besproken.