ECLI:NL:RBMNE:2023:6561

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
C/16/552510 / HA ZA 23-141
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraudezaak met betrekking tot spoofing en schadevergoeding door banken

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 6 december 2023, vordert eiser, [eiser sub 1], schadevergoeding van ING Bank N.V. en de Volksbank N.V. (Regiobank) naar aanleiding van fraude waarbij hij slachtoffer werd van spoofing. Op 19 juni 2021 werd [eiser sub 1] tweemaal benaderd door oplichters die zich voordeden als zijn dochter en als medewerkers van de ING fraudehelpdesk. Door deze oplichting heeft hij in totaal € 55.290,- verloren, waarvan € 41.279,95 niet is terugbetaald. Eiser stelt dat hij recht heeft op schadevergoeding op basis van de coulanceregeling voor slachtoffers van spoofing, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van spoofing in de juridische zin. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser sub 1] af, omdat de oplichters geen gebruik hebben gemaakt van de naam of het telefoonnummer van de bank en omdat [eiser sub 1] als zakelijke klant niet in aanmerking komt voor de coulanceregeling. De rechtbank veroordeelt [eiser sub 1] in de proceskosten van beide gedaagden, vastgesteld op € 5.203,00 per partij, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor slachtoffers van fraude om goed op te letten en de risico's van online bankieren te begrijpen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/552510 / HA ZA 23-141
Vonnis van 6 december 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [eiser sub 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
advocaat: mr. C.A. Offermans te Roermond,
tegen

1.ING BANK N.V.,

te Amsterdam,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
2.
DE VOLKSBANK N.V.,
te Utrecht,
advocaat: mr. M.H.B.F. Lambie te Utrecht,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: ING respectievelijk Regiobank.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 februari 2023 met 18 producties,
- de conclusie van antwoord van Regiobank met productie 1 t/m 9,
- de conclusie van antwoord van ING met 2 producties,
- de akte overlegging nadere producties van [eiser sub 1] met 2 producties,
- de mondelinge behandeling van 24 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen van [eiser sub 1] ,
- de spreekaantekeningen van Regiobank,
- de aantekeningen mr. [A] ten behoeve van mondelinge behandeling van ING.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat het in deze zaak over?

2.1.
Op 19 juni 2021 is [eiser sub 1] twee keer slachtoffer geworden van oplichters. Als eerste is [eiser sub 1] slachtoffer geworden van Whatsappfraude. Op 19 juni 2021 om omstreeks 17.30 uur deed een oplichter zich via Whatsapp voor als de dochter van [eiser sub 1] , die op dat moment in het buitenland was. De oplichter verzocht [eiser sub 1] om bedragen over te maken omdat de telefoon van de dochter van [eiser sub 1] zogenaamd kapot zou zijn gegaan. In totaal heeft [eiser sub 1] toen € 7.400,00 vanaf zijn ING-rekening naar de oplichter overgemaakt.
2.2.
Omstreeks 19.00 uur op diezelfde avond heeft ING fraudehelpdesk contact opgenomen met [eiser sub 1] en hem verteld dat hij slachtoffer was geworden van Whatsappfraude. Vervolgens is de ING-rekening van [eiser sub 1] door ING geblokkeerd.
2.3.
Ongeveer een uur later werd [eiser sub 1] wederom gebeld, dit keer door een oplichter die zich – zoals later is gebleken – voordeed als een medewerker van ING fraudehelpdesk. Deze persoon hield [eiser sub 1] ongeveer anderhalf uur aan de praat en deelde aan [eiser sub 1] onder meer mee dat, gezien de Whatsappfraude, ook zijn rekening bij Regiobank in gevaar was. Uiteindelijk is er een koerier, zogenaamd van ING, naar de woning van [eiser sub 1] gegaan en die heeft de mobiele telefoon en bankpas van ING van [eiser sub 1] meegenomen. Daarna belde de oplichter [eiser sub 1] weer op omdat de Regiobank-rekeningen ook veilig gesteld moesten worden. Ook daarna kwam er een koerier naar de woning van [eiser sub 1] , die de bankpas en randomreader van Regiobank meenam, net als de pincodes van beide banken.
2.4.
De oplichters hebben in totaal € 55.290,- weggenomen van de Regiobank-rekening. Er is € 54.290,- overgeboekt naar elf verschillende bankrekeningen en er is € 1.000,- gepind. Een bedrag van € 4.950,- is na overboeking direct teruggestort op de bankrekening van [eiser sub 1] . Ook heeft Regiobank, toen zij bekend werd met de fraude, nog € 9.060,05 veilig kunnen stellen. Uiteindelijk heeft [eiser sub 1] een totale financiële schade van € 41.279,95 en hij vindt dat ING en Regiobank dat bedrag moeten vergoeden.
2.5.
[eiser sub 1] c.s. vordert - samengevat – om uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. ING en Regiobank hoofdelijk te veroordelen om, binnen 14 dagen na dit vonnis, € 41.279,95 aan [eiser sub 1] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente,
II. ING en Regiobank hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure,
Subsidiair:
III. Regiobank te veroordelen om, binnen 14 dagen na dit vonnis, € 41.279,95 aan [eiser sub 1] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente,
Meer subsidiair:
IV. Regiobank te veroordelen om, binnen 14 dagen na dit vonnis, € 4.900,- aan [eiser sub 1] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente,
Subsidiair en meer subsidiair:
V. Regiobank hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure.
2.6.
Ter zitting is de vordering van [eiseres sub 2] ingetrokken.
2.7.
ING en Regiobank voeren verweer. Zij concluderen beiden tot niet-ontvankelijkheid van [eiser sub 1] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser sub 1] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser sub 1] in de kosten van deze procedure.
2.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank wijst alle vorderingen van [eiser sub 1] af en legt dat hierna uit.
Spoofing en de coulanceregeling
3.2.
[eiser sub 1] stelt dat er sprake is van spoofing. De Nederlandse Vereniging van Banken omschrijft spoofing als volgt:
"Bij bankhelpdesk fraude, ook wel spoofing genoemd, doet de crimineel zich voor als een medewerker van de bank van het slachtoffer. De crimineel misbruikt hiervoor de naam en/of telefoonnummer van de bank. De crimineel wint het vertrouwen van het slachtoffer en door de hoedanigheid van bankmedewerker aan te nemen haalt hij het slachtoffer over een betaling te doen naar een zogenaamd veilige rekening bij zijn of haar bank."
3.3.
De vier grootbanken in Nederland hebben een minimum afwegingskader met elkaar afgesproken voor het verlenen van coulance bij schade die consumenten lijden door spoofing. Dit kader is vastgelegd in het document ‘Toetsingscriteria voor coulance bij schade door bankhelpdesk fraude (spoofing)’ (hierna: toetsingscriteria). Hieruit volgt dat banken coulance verlenen voor slachtoffers van spoofing als:
  • Het slachtoffer aangifte heeft gedaan van spoofing;
  • Er sprake is geweest van spoofing van naam en/of telefoonnummer van de eigen bank;
  • Er enige vorm van bewijs wordt aangedragen door het slachtoffer dat er spoofing heeft plaatsgevonden;
  • Het slachtoffer een niet-zakelijke klant is (en de fraude heeft plaatsgevonden op een particulier rekeningnummer).
Als aan deze criteria is voldaan, dan vergoedt de bank uit coulance 100% van de schade. Banken kunnen besluiten niet tot vergoeding over te gaan of de hoogte ervan aan te passen in de volgende gevallen:
1. Het slachtoffer medeplichtig is aan fraude;
2. Het slachtoffer heeft al eerder een vergoeding voor spoofing ontvangen bij dezelfde bank;
3. Het slachtoffer werkt onvoldoende mee aan het fraudeonderzoek van de bank.
De vordering ten aanzien van Regiobank
3.4.
[eiser sub 1] spreekt Regiobank aan voor de door hem geleden (financiële) schade van € 41.279,95, omdat sprake is van spoofing. [eiser sub 1] stelt dat hij voldoet aan alle hiervoor genoemde voorwaarden, zodat Regiobank uit coulance de schade van [eiser sub 1] in zijn geheel moet vergoeden. Regiobank betwist dit. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
3.5.
Ten eerste is een coulanceregeling niet in rechte afdwingbaar. Dit is onder andere in de uitspraak van rechtbank Midden-Nederland van 18 maart 2020 [1] en in de uitspraak van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening van 3 maart 2022 [2] overwogen. Het is niet aan de rechtbank om banken te verplichten om over te gaan tot vergoeding van schade uit coulance. Alleen al hierom kan Regiobank niet worden veroordeeld tot vergoeding van de schade van [eiser sub 1] uit coulance.
3.6.
Zelfs voor het geval de coulanceregeling bij spoofing wel juridisch afdwingbaar is, dan geldt dat in het geval van [eiser sub 1] de coulanceregeling niet van toepassing is, omdat de situatie zoals die zich hier heeft voorgedaan niet kan worden gekwalificeerd als spoofing. Gezien de definitie van spoofing, zoals omschreven in r.o. 3.2, moet er voor de kwalificatie van spoofing in ieder geval sprake zijn van het misbruik van de naam en/of het telefoonnummer van de bank. Daarvan is hier geen sprake. De oplichters hebben niet de naam van Regiobank of het telefoonnummer van Regiobank misbruikt. [eiser sub 1] heeft namelijk gesteld dat hij gebeld is door iemand die zich voordeed als een medewerker van ING fraudehelpdesk. Dit is volgens hem gebeurd met een anoniem nummer. Verder moet er, wil de oplichting kunnen worden gekwalificeerd als spoofing, sprake zijn van het door het slachtoffer zelf doen van een betaling naar een veilige rekening bij de bank. Hiervan is ook geen sprake. [eiser sub 1] heeft zijn bankpassen, pincodes, randomreader en telefoon namelijk afgegeven aan de oplichters, die daarmee vervolgens overschrijvingen naar derden hebben gedaan en hebben gepind. Van spoofing is in het geval van [eiser sub 1] dus geen sprake. Aan de inhoudelijke toets aan de hand van de toetsingscriteria wordt in zijn geval dus niet toegekomen.
3.7.
Zelfs al zou in dit geval sprake zijn van spoofing, dan komt [eiser sub 1] op grond van de toetsingscriteria niet voor schadevergoeding uit coulance in aanmerking. Volgens de toetsingscriteria moet het slachtoffer een niet-zakelijke klant zijn en moet de fraude hebben plaatsgevonden op een particulier rekeningnummer. [eiser sub 1] voert aan dat hij zzp’er was, dat hij op het moment van de fraude nog maar één klant had en dat de gelden die op de Regiobank-rekening stonden bedoeld waren voor zeer persoonlijke doeleinden (namelijk als pensioenvoorziening). Deze argumenten treffen echter geen doel. [eiser sub 1] is namelijk wel een zakelijke klant en de fraude heeft plaatsgevonden op een zakelijke rekening. Uit de door [eiser sub 1] overgelegde productie 19 en productie 20 blijkt dat [eiser sub 1] op het moment van de oplichting nog steeds ondernemer was, nog met zakelijke activiteiten bezig was en dat de zakelijke rekening dus gebruikt werd voor die doeleinden. [eiser sub 1] voert nog aan dat met de voorwaarde van een niet-zakelijke klant, niet zzp’ers worden bedoeld, maar naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen, coöperaties en de overige rechtspersonen zoals bedoeld in artikel 2:3 BW. Deze uitleg van ‘niet-zakelijke klant’ volgt echter niet uit de toetsingscriteria of de hieraan ten grondslag liggende brief van de Minister van Financiën van 18 december 2020. [eiser sub 1] kwalificeert dus niet als een consument. Hem kan daarom ook geen beroep toekomen op grond van de coulanceregeling voor spoofing.
3.8.
Gezien het voorgaande wijst de rechtbank deze vorderingen af.
De vordering ten aanzien van ING
3.9.
[eiser sub 1] spreekt ook ING aan voor de door hem geleden schade en vordert dat ING hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van € 41.279,95. Niet valt in te zien wat ING met de fraude die bij Regiobank heeft plaatsgevonden te maken heeft. Dat de oplichter aan de telefoon zich heeft voorgedaan als een medewerker van ING fraudehelpdesk, maakt niet dat ING schadeplichtig wordt voor de fraude op de rekening van Regiobank. Ook het feit dat de banken voor de vraag wie schadeplichtig is, naar elkaar wijzen, maakt niet dat ING daarom schadeplichtig is. De rechtbank wijst deze vordering dus af.
Conclusie en proceskosten
3.10.
Voorgaande brengt mee dat alle vorderingen van [eiser sub 1] worden afgewezen. Het is uitermate verdrietig wat [eiser sub 1] is overkomen en de rechtbank wil aannemen dat het is gegaan zoals [eiser sub 1] de rechtbank heeft voorgehouden, maar dat neemt niet weg dat de vorderingen, zoals hierboven is beschreven, toch worden afgewezen.
3.11.
[eiser sub 1] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Regiobank als volgt vastgesteld:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
2.366,00
(2,00 punten × € 1.183,00)
Totaal
5.203,00
3.12.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van ING als volgt vastgesteld:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
2.366,00
(2,00 punten × € 1.183,00)
Totaal
5.203,00
3.13.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser sub 1] af,
4.2.
veroordeelt [eiser sub 1] in de proceskosten, aan de zijde van Regiobank tot dit vonnis vastgesteld op € 5.203,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [eiser sub 1] in de proceskosten, aan de zijde van ING tot dit vonnis vastgesteld op € 5.203,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.4.
veroordeelt [eiser sub 1] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eiser sub 1] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
4.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Gaertman en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023.
WM (5442)

Voetnoten

1.Rechtbank Midden-Nederland 18 maart 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:986, r.o. 4.9.
2.Geschillencommissie Financiële Dienstverlening 3 maart 2022, nummer 2022-0172.