ECLI:NL:RBMNE:2023:6556

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
16-161151-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden hennep en hasj in strijd met de Opiumwet

In deze strafzaak, behandeld door de politierechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 27.444 voorgerolde wietjoints en 197,4 gram hasj op 3 maart 2022 in Veenendaal. De zaak kwam aan het licht na een politieonderzoek waarbij de verdachte werd aangetroffen met een grote hoeveelheid cannabisproducten. De verdediging voerde aan dat de aangetroffen middelen cannabidiol-producten (CBD) betroffen en dat er geen bewijs was van een THC-gehalte dat de wettelijke grens overschreed. De politierechter oordeelde echter dat de aangetroffen middelen onder de definitie van hennep en hasj vallen zoals vermeld in de Opiumwet, en dat de verdediging niet kon aantonen dat de middelen legaal waren verkregen of dat er sprake was van een uitzondering op het verbod.

De politierechter oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van de cannabisproducten, ondanks het beroep op de uitzonderingsbepaling van artikel 12 van het Opiumwetbesluit. De rechter stelde vast dat de verdachte niet beschikte over de benodigde vergunningen en dat de aangetroffen middelen niet onlosmakelijk verbonden waren met de teelt voor vezelproductie. De politierechter legde een taakstraf op van 150 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en oordeelde dat de in beslag genomen middelen onttrokken moesten worden aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-161151-22
Vonnis van de politierechter van 1 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2023.
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.L. Smeets en van hetgeen verdachte en mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
op 3 maart 2022 te Veenendaal, opzettelijk aanwezig heeft gehad 27.444 voorgerolde wietjoints, bevattende een grote hoeveelheid hennep (6861 gram) en/of ongeveer 197,4 gram hasjiesj.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de politierechter is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van een gebrekkig onderzoek nu verdachte van meet af aan heeft gezegd dat de aangetroffen middelen cannabidiol-producten (CBD) betreffen. De middelen zijn hier niet op getest. Het gaat om vezelhennep en dat mag legaal geproduceerd worden. Er mag ook CBD-olie van worden gemaakt, zolang het THC-gehalte onder de 0,2% blijft. Dat is de reden waarom verdachte niet geheimzinnig deed over de opslag daarvan en vrijwillig meewerkte met de politie. Van de aangetroffen middelen is geen THC-gehalte gemeten, zodat niet bewezen kan worden dat de grenswaarde van 0,2% is overschreden. Zodoende kan niet worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een Opiumwetdelict.
4.3
Het oordeel van de politierechter
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte op de terechtzitting van 17 november 2023, zakelijk weergegeven
Het klopt dat ik tegenover de politie heb verklaard dat de in mijn kelderbox en auto aangetroffen joints en blokken op dat moment van mij waren. Ik had geen vergunning of ontheffing voor het voorhanden hebben van CBD.
Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 1] van 3 maart 2023
Veenendaal. [2] Op 3 maart 2022 roken wij ter hoogte van de berging met, perceelnummer [perceelnummer] , een ons ambtshalve bekende hennep geur. Ik ben vervolgens naar boven gelopen naar de woning met perceelnummer [perceelnummer] . De deur werd geopend door een man die later bleek te zijn, [verdachte] geboren [geboortedatum] -1974, hierna te noemen de verdachte. [3] Ik zag vervolgens dat de verdachte de deur van de betrokken berging opende. [4] Ik zag dat er in de aanwezige doos die open stond de voor mij bekend "voor-gedraaide"
joints zaten. In de meeste overige aanwezige vergelijkbare dozen bevonden zich ook
voor-gedraaide" joints. Op de dozen stonden de kennelijk aanwezige hoeveelheden
joints op. [5]
Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 2] van 4 maart 2023
Ik zag dat [verdachte] met de sleutel de deur van kelderbox [perceelnummer] opende. [6] Vanuit de deuropening gezien zag ik dat rechts van de deuropening een bureau stond. [7] In de lade van het bureau trof ik een blokje aan van vermoedelijk Hasj. [8]
De verdacht had na controle ook nog een voertuig op zijn naam staan. [9] Tijdens de controle van dit voertuig zag ik dat [verbalisant 1] in het middenconsole van het voertuig een blok vermoedelijke Hasj aantrof. [10]
Op donderdag 04-03-2022 is in [plaats] , in de berging behorend bij het adres
[adres 2] onder meer een hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen. [11]
Doos 1: In deze doos zaten 3 grote plastic zakken. In elke zak zaten 25 kleine
zakjes. In elke kleine zak zaten 20 joints. In totaal dus 3X25X20=1500 joints.
Eén van deze joints werd getest met behulp van een Cannabis Test. Ik zag dat de testvloeistof rood verkleurde, overeenkomstig de referentiekleur op de testampul, wat betekend dat er THC aanwezig is in het geteste monster. [12]
Doos 2: In deze doos zaten 234 zakjes met elk 20 joints. In totaal dus 20X284=4680 joints. Eén van deze drie joints werd getest met behulp van een Cannabis Test. Ik zag dat de testvloeistof rood verkleurde, overeenkomstig de referentiekleur op de testampul, wat betekend dat er THC aanwezig is in het geteste monster. [13]
Doos 3: In deze doos zaten 268 zakjes met elk 20 joints. In totaal dus 268X20=5360 joints. Eén van deze joints werd getest met behulp van een Cannabis Test. Ik zag dat de testvloeistof rood verkleurde, overeenkomstig de referentiekleur op de testampul, wat betekend dat er THC aanwezig is in het geteste monster. [14]
Doos 4: In deze doos zaten 304 zakjes met elk 6 joints. [15] In totaal dus 304X6=1824 joints. Eén van deze joints werd getest met behulp van een Cannabis Test. Ik zag dat de testvloeistof rood verkleurde, overeenkomstig de referentiekleur op de testampul, wat betekend dat er THC aanwezig is in het geteste monster. [16]
Doos 5: In deze doos zaten 691 zakjes met elk 6 joints. In totaal dus 691X6=4146 joints. Eén van deze joints werd getest met behulp van een Cannabis Test. Ik zag dat de testvloeistof rood verkleurde, overeenkomstig de referentiekleur op de testampul, wat betekend dat er THC aanwezig is in het geteste monster. [17]
Doos 6: In deze doos zaten 690 zakjes met elk 6 joints. In totaal dus 690X6=4140 joints. Eén van deze joints werd getest met behulp van een Cannabis Test. Ik zag dat de testvloeistof rood verkleurde, overeenkomstig de referentiekleur op de testampul, wat betekend dat er THC aanwezig is in het geteste monster. [18]
Doos 7: In deze doos zaten 163 bundels van 10 joints welke individueel verpakt waren in een plastic buisje. In totaal dus 163X10=1630 joints. Eén van deze joints werd getest met behulp van een Cannabis Test. Ik zag dat de testvloeistof rood verkleurde, overeenkomstig de referentiekleur op de testampul, wat betekend dat er THC aanwezig is in het geteste monster. [19]
Tevens werden in enkele doorzichtige plastic zakken 592 kartonnen pakjes met elk 6
joints aangetroffen. In totaal betroffen dit 592X6=3564 joints. [20] Eén van deze drie joints werd getest met behulp van een Cannabis Test. Ik zag dat de testvloeistof rood verkleurde, overeenkomstig de referentiekleur op de testampul, wat betekend dat er THC aanwezig is in het geteste monster. [21]
Tevens werden in enkele doorzichtige plastic zakken 100 kartonnen pakjes met elk 6
joints aangetroffen. In totaal betroffen dit 100X6=600 joints. Eén van deze joints werd getest met behulp van een Cannabis Test. Ik zag dat de testvloeistof rood verkleurde, overeenkomstig de referentiekleur op de testampul, wat betekend dat er THC aanwezig is in het geteste monster.
In totaal 27.444 joints. [22]
In de kelderbox werd tevens een blok hasj aangetroffen. Ik zag, rook en voelde dat
het blok aanvoelde als hasj. Het blok woog 102,29 gram. Er werd door mij een klein stukje afgebroken en getest met behulp van een Cannabis Test. Ik zag dat de testvloeistof rood verkleurde, overeenkomstig de referentiekleur op de testampul, wat betekend dat er THC aanwezig is in het geteste monster. [23]
In de auto van verdachte werd een blok hasj aangetroffen. Ik zag, rook en voelde dat het blok aanvoelde als hasj. Het blok woog 95,11 gram. Er werd door mij een klein stukje afgebroken en getest met behulp van een Cannabis Test. Ik zag dat de testvloeistof rood [24] verkleurde, overeenkomstig de referentiekleur op de testampul, wat betekend dat er THC aanwezig is in het geteste monster. [25]
Bewijsoverwegingen
Wettelijk kader
Op grond van artikel 3 van de Opiumwet is het verboden om een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren (sub B) dan wel aanwezig te hebben (sub C). Op de bij de Opiumwet behorende lijst II staat sinds 1 november 1976 onder meer het volgende middel vermeld: "hennep", waaronder wordt begrepen: "elk deel van de plant van het geslacht Cannabis, waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden". In artikel 12 van het Opiumwetbesluit staat dat de verboden, gesteld in artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet niet gelden niet voor hennep die kennelijk bestemd is voor de winning van vezel of de vermeerdering van zaad voor de productie van vezelhennep, met dien verstande dat de uitzondering van het verbod op het telen van hennep slechts geldt voor zover de teelt plaatsvindt in de volle grond en in de open lucht.
In de nota van toelichting bij artikel 12 van het Opiumwetbesluit staat, onder meer, dat in dit artikel een uitzondering is gemaakt op de verboden van de Opiumwet voor de handelingen die noodzakelijk zijn voor het gehele industriële proces van de teelt van de vezelhennep op het veld tot de verwerking van de plant tot eindproducten in de fabriek. Het gaat dan om de handelingen: telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren. Door te kiezen voor het begrip volle grond en open lucht is, aldus de toelichting, bewerkstelligd dat degenen die hennep telen voor bewustzijnsbeïnvloedend gebruik onder plastic of in kassen of andere ruimten waar het dak geheel of gedeeltelijk geopend kan worden, zich niet op deze vrijstelling kunnen beroepen. Iedereen die hennep binnen teelt alsmede ieder die hennep teelt voor andere doeleinden dan vezelproductie of zaadwinning voor vezelrassen moet in het bezit zijn van een opiumwetontheffing. Dit vergemakkelijkt de bewijsvoering. [26]
Uit de nota van toelichting bij de voorloper van het Opiumwetbesluit blijkt verder, onder meer, het volgende. Naast de illegale teelt van hennep ten behoeve van bewustzijns-beïnvloedend gebruik, wordt hennep in de land- en tuinbouw voor andere toepassingen geteeld. Het betreft de teelt voor de winning van vezels of zaad, ten behoeve van windkering en voor het veredelen of in stand houden van plantenrassen. Het koninklijk besluit van 18 oktober 1976 (Stb. 509) houdende uitvoering van artikel 3a, eerste lid, van de Opiumwet kent in artikel 4 voor de eerste drie toepassingen (vezels, zaad en windkering) een algehele vrijstelling om deze toepassingen mogelijk te maken. Dit noemt men de landbouwkundige uitzondering. In de praktijk is gebleken dat telers van hennep voor bewustzijnsbeïnvloedend gebruik zich dikwijls op de landbouwkundige uitzondering beroepen. De bewijslast en de vervolging worden door een dergelijk beroep bemoeilijkt. In het onderhavige besluit wordt de landbouwkundige uitzondering derhalve beperkt tot die handelingen, welke onlosmakelijk verbonden zijn met het productieproces van de vezelhennep. Het aanwezig hebben is derhalve niet vrijgesteld. In dit verband wordt opgemerkt dat ten gevolge van de in de rechtspraktijk gehanteerde ruime interpretatie van de verboden, onder telen ook het oogsten kan worden verstaan en dat de opslag in afwachting van de noodzakelijke bewerkings-handelingen kan worden aangemerkt als vallende onder het begrip bewerken. Evenzeer geldt zulks voor de opslag met het oog op het vervoer of de verkoop. Dit impliceert dus dat het productieproces van vezelhennep door dit besluit geheel is vrijgesteld. [27]
Vezelhennep
Het beroep dat de verdediging heeft gedaan op de uitzonderingsbepaling van artikel 12 van het Opiumwetbesluit slaagt niet. Door de verdediging is gesteld dat de aangetroffen middelen vezelhennep betreffen, maar dat vindt de politierechter niet zonder meer aannemelijk. Niet is gesteld of gebleken dat de aangetroffen joints en blokken, die verdachte aanwezig had, onlosmakelijk verbonden waren met de teelt voor de winning van vezels of zaad, ten behoeve van windkering en voor het veredelen of in stand houden van plantenrassen. Daarnaast is niet gebleken van een onlosmakelijk verband met de teelt van vezelhennep voor andere doeleinden. Dat verdachte niet beschikte over de hiervoor benodigde ontheffing, ziet de politierechter als een aanwijzing dat van zulke teelt juist geen sprake was.
THC-gehalte
De politierechter volgt de verdediging ook niet in haar stelling dat vrijspraak moet volgen omdat het THC-gehalte in de aangetroffen middelen niet is onderzocht. Zoals het gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2017:392) op 22 februari 2017 heeft geoordeeld [28] is vaststelling van het THC-gehalte niet relevant wanneer niet wordt betwist dat de aangetroffen middelen hennep en, in dit geval ook, hasj betreffen. Op grond van artikel 3 aanhef en onder C van de Opiumwet is het namelijk verboden om hennep en hasj (beide cannabisproducten) – zoals vermeld op lijst II – aanwezig te hebben. Hennep is daarbij gedefinieerd als ‘
elk deel[onderstreping door politierechter] van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden’. Bij hasj gaat het om een vast mengsel van de afgescheiden hars verkregen van die Cannabisplanten, met plantaardige elementen van deze planten.
De politierechter vindt dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 27.444 voorgerolde wietjoints en 197,4 gram hasj.

5.BEWEZENVERKLARING

De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 3 maart 2022 te Veenendaal, opzettelijk aanwezig heeft gehad 27.444 voorgerolde wietjoints,bevattende een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II en 197,4 gram van een materiaal bevattende hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 240 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf, nu sprake is van achterdeurproblematiek. Subsidiair heeft zij verzocht een geheel voorwaardelijk taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de politierechter
Bij het bepalen van de straf heeft de politierechter rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft ruim 27.000 voorgerolde joints en bijna 200 gram hasj aanwezig gehad. Zoals op de zitting aan de orde is geweest gaat de politierechter ervan uit dat deze joints (uitgaande van een gemiddelde hoeveelheid van 0,2 gram hennep per joint) in totaal zo’n 5,4 kilogram hennep bevatten. Langdurig gebruik van softdrugs kan schade toebrengen aan de volksgezondheid. Als de softdrugs niet waren ontdekt door de politie had verdachte hier mogelijk een bijdrage aan geleverd.
De persoon van verdachte
De politierechter heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 19 oktober 2023. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een Opiumwetdelict.
Verdachte heeft op zitting verteld dat hij werkzaam is in een coffeeshop en dat hij hiervoor een Verklaring Omtrent Gedrag nodig heeft.
De straf
De politierechter is van oordeel dat de ernst van het feit oplegging van een straf rechtvaardigt. Nu de verdediging niet heeft onderbouwd dat sprake is van achterdeurproblematiek, betrekt de politierechter dit niet in haar afweging. Wel gelooft zij dat verdachte in de veronderstelling verkeerde dat hij niets verkeerd deed. Het lag echter op de weg van verdachte om zich ervan te verzekeren dat die veronderstelling klopte.
Bij bepaling van de strafsoort en -hoogte heeft de politierechter gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het aanwezig hebben van 2,5 tot 5 kilogram softdrugs is het oriëntatiepunt 180 uren taakstraf. Voor 5 tot 10 kilogram is dit 4 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Omdat de bij verdachte aangetroffen hoeveelheid hennep een schatting betreft, gemaakt door de politierechter, ziet zij aanleiding om, in het voordeel van verdachte, uit te gaan van het laagste oriëntatiepunt. Dat verdachte mogelijk zijn VOG (en daarmee zijn baan) verliest, is het gevolg van het risico dat hij zelf heeft genomen en waarvoor de politierechter hem verantwoordelijk houdt. Omdat het wel een ingrijpend gevolg is, houdt de politierechter hiermee in strafverminderende zin rekening. Alles afwegend oordeelt zij dat zij oplegging van een taakstraf voor de duur van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis en met aftrek van de dagen dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten, passend en geboden vindt.

9.BESLAG

Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten 2 STK Hennep, 1 STK Hashish en 1 STK Hashish, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit aangetroffen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 22c, 22d, 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De politierechter:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 2 STK Hennep;
  • 1 STK Hashish;
  • 1 STK Hashish.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.M Heppe, politierechter, in tegenwoordigheid van R.A. Visser, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 december 2023.
De griffier en de politierechter zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij,
op of omstreeks 3 maart 2022 te Veenendaal,
opzettelijk aanwezig heeft gehad 27.444 voorgerolde wietjoints, bevattende een
grote hoeveelheid hennep (6861 gram), in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet
en/of ongeveer 197,4 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende hasjiesj, zijnde hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 april 2022, genummerd PL0900-2022060603, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 50. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 3
3.Idem.
4.Idem.
5.Idem.
6.Pagina 8.
7.Pagina 9.
8.Idem.
9.Idem.
10.Pagina 9.
11.Pagina 13.
12.Idem.
13.Idem.
14.Idem.
15.Idem.
16.Pagina 14.
17.Idem.
18.Idem.
19.Pagina 14.
20.Idem.
21.Pagina 15.
22.Idem.
23.Idem.
24.Idem.
25.Pagina 16.
26.Nota van toelichting bij het Besluit van 9 december 2002, houdende uitvoeringsvoorschriften krachtens de Opiumwet (Opiumwetbesluit), Stb. 2002, 624, p. 13.
27.Nota van toelichting bij het Besluit van 19 maart 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 oktober 1976, Stb. 509, houdende uitvoering van artikel 3a, eerste lid, van de Opiumwet, Stb. 1999, 169, p. 3.
28.En in stand gelaten door de Hoge Raad bij arrest van 18 december 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2337).