ECLI:NL:RBMNE:2023:6450

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
23/2775
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlenging van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp onder de Wmo 2015

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de verlenging van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor de periode tussen 1 oktober 2022 tot en met 16 oktober 2023. Eiseres ontvangt sinds 2019 huishoudelijke hulp en heeft in 2021 een verhoogde indicatie gekregen voor 446 minuten per week. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden heeft op 5 november 2022 een verlenging van de huishoudelijke hulp toegekend tot 16 oktober 2023, maar eiseres is het niet eens met de duur van deze voorziening en gaat in bezwaar. Het college verklaart het bezwaar ongegrond, waarna eiseres beroep instelt bij de rechtbank.

De rechtbank behandelt het beroep op 5 oktober 2023. Eiseres voert aan dat de belasting en stress die zij ervaart door het steeds opnieuw aanvragen van de huishoudelijke hulp onevenredig is. Het college stelt echter dat de toegekende hulp voldoende rekening houdt met de individuele omstandigheden van eiseres en dat een jaarlijkse evaluatie in lijn is met de Wmo 2015. De rechtbank oordeelt dat het college de periode van een jaar redelijk heeft mogen vinden om de doelen van de maatwerkvoorziening te bereiken. Eiseres krijgt ongelijk en de einddatum van de voorziening blijft ongewijzigd. De rechtbank concludeert dat de stress en belasting die eiseres ervaart in redelijke verhouding staan tot de doelen van de maatwerkvoorziening.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2775

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.M.T. Korff),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden, verweerder
(gemachtigden: B. van Dijk en K. Karkalaseva).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de verlenging van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor de periode tussen 1 oktober 2022 tot en met 16 oktober 2023.
2. Sinds 2019 ontvangt eiseres huishoudelijke hulp in het kader van de Wmo 2015. In 2021 krijgt eiseres een verhoogde indicatie voor 446 minuten per week. In het besluit van 5 november 2022 (het primaire besluit) kent het college een verlenging van de huishoudelijke hulp toe en blijft het aantal toegekende minuten op 446. De huishoudelijke hulp wordt toegekend tot en met 16 oktober 2023.
3. Eiseres is het niet eens met de duur van de toegekende voorziening en gaat hiertegen in bezwaar.
4. Met het besluit van 3 april 2023 (het bestreden besluit) verklaart verweerder (het college), met inachtneming van het advies van de commissie bezwaarschriften, het bezwaar ongegrond. Eiseres is het hier niet mee eens en stelt beroep in bij de rechtbank.
5. Op 28 september 2023 dient eiseres nog aanvullende stukken in om haar verminderde belastbaarheid aan te tonen.
6. De rechtbank behandelt het beroep op 5 oktober 2023 op zitting. Hieraan nemen deel eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

7. Het gaat in deze procedure om de vraag of het besluit om de duur van de huishoudelijke hulp op een jaar te stellen onevenredig is. De rechtbank beoordeelt deze vraag aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De rechtbank beoordeelt hierbij de situatie zoals die was op het moment dat het college het bestreden besluit heeft genomen, dus per 3 april 2023.
8. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Het college heeft tot de conclusie kunnen komen dat de belasting en stress die eiseres mogelijk zal ervaren bij het opnieuw aanvragen van de huishoudelijke hulp na een periode van een jaar niet onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Is de duur van de toegekende huishoudelijke hulp onevenredig belastend voor eiseres?
9. Eiseres voert aan dat zij erg belast wordt door het regelwerk en de stress die meekomen met het steeds opnieuw aanvragen van de huishoudelijke hulp. Dit komt bovenop de al bestaande overbelasting van eiseres, waarvan haar verwachting is dat die niet op korte termijn op te lossen is. De relatief korte duur van de toegekende voorziening maakt dat zij vaker dan nodig belast wordt met stress en regelwerk en dit leidt tot een onevenredige belasting van eiseres. Ter zitting stelt eiseres dat deze belasting een negatieve impact heeft op haar gezondheid. Ze erkent het belang van het college om informatie te verzamelen over haar situatie, maar voert aan dat er minder belastende manieren zijn om informatie te verzamelen dan bij een heronderzoek na een nieuwe aanvraag, zoals een informeel gesprek. Het ligt op de weg van het college om deze minder belastende manieren te verkiezen boven een korte duur van de huishoudelijke hulp. Ze stelt dat een periode van vijf jaar passender zou zijn. Hierbij zoekt ze aansluiting bij de duur van de ondersteuning die haar zoon krijgt op basis van de Jeugdwet.
10. Het college stelt zich op het standpunt dat bij de toegekende huishoudelijke hulp, zowel qua omvang als qua duur, voldoende rekening is gehouden met de individuele omstandigheden van eiseres. Dit blijkt uit het feit dat afgeweken is van de reguliere normen. Hierdoor zijn er 321 meer minuten per week toegekend. Dit maatwerk blijkt ook uit het feit dat individuele begeleiding bij regelwerk is toegekend.
11. Het college voert verder aan dat een jaarlijkse evaluatie van een maatwerkvoorziening strookt met het doel van de Wmo 2015. [1] Een toekenning voor een langere periode zou alleen passend zijn als er sprake is van een stabiele situatie en van gelijkblijvende omstandigheden, zowel aan de kant van eiseres als voor wat betreft het beleid. Volgens het college is er momenteel juist geen sprake van een stabiele situatie of van gelijkblijvende omstandigheden met betrekking tot de indicatie hulp bij het huishouden. Dit heeft onder andere te maken met de lopende individuele begeleiding die is ingezet met als doel het verminderen of oplossen van de overbelasting. Ter zitting blijkt verder dat de 321 extra minuten huishoudelijke hulp zijn toegekend om zo de belasting van eiseres op termijn te verminderen zodat ze daarna weer in staat is zelf meer huishoudelijke taken op zich te nemen. Wat het effect hiervan zal zijn, is nu nog onduidelijk, waardoor het ook onduidelijk is of de extra uren over een aantal maanden nog noodzakelijk zullen zijn. Ook is onduidelijk in welke mate eiseres overbelast en lichamelijk beperkt is. Om dit laatste te verduidelijken, zal bij een volgende indicatie een medisch onderzoek plaatsvinden naar de mentale en fysieke belastbaarheid van eiseres.
12. De rechtbank overweegt dat het college een maatwerkvoorziening moet treffen die afgestemd is op de eigen mogelijkheden en behoeftes van eiseres. [2] Het toekennen van voorzieningen onder de Wmo 2015 is uitsluitend bedoeld om mogelijkheden te bieden als het niet in iemands eigen vermogen ligt het probleem op te lossen.
13. Eiseres en het college zijn het erover eens dat bij het vaststellen van de duur van de huishoudelijke hulp het college niet gebonden is door een specifieke wettelijke verplichting. Ook bestaan geen beleidsregels die hierin richting geven. Wel is het college gebonden aan het evenredigheidsbeginsel: de nadelige gevolgen van het besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. [3] De rechtbank toetst hier enigszins terughoudend omdat het gaat om een begunstigend primair besluit en omdat er geen sprake is van aantasting van de fundamentele rechten van eiseres. [4] Hoewel eiseres ter zitting aanvoert dat het na een jaar opnieuw moeten aanvragen van de maatwerkvoorziening haar gezondheid schaadt, maakt eiseres niet aannemelijk dat deze schade aan haar gezondheid het niveau heeft van een inbreuk op haar recht op gezondheid.
14. De rechtbank stelt vast dat eiseres veel zorg draagt voor haar chronisch zieke kinderen en dat ze hierdoor belasting en stress ervaart. Ook ervaart eiseres belasting en stress wanneer ze een voorziening (opnieuw) aanvraagt. De ratio van het evenredigheidsbeginsel is echter niet het tegengaan van alle nadelige gevolg van besluitvorming, maar het voorkomen van
onnodigenadelige gevolgen. [5]
15. Het doel dat het college nastreeft met het bestreden besluit is toekenning van een maatwerkvoorziening die afgestemd is op de eigen mogelijkheden en behoeftes van eiseres. Met de toegekende huishoudelijke hulp heeft het college méér minuten aan ondersteuning toegekend dan gebruikelijk. Dit om eiseres zodanig te ontlasten dat haar belastbaarheid weer toeneemt. Ook heeft het college met dit doel individuele begeleiding toegekend aan eiseres. Het college is daarom van plan om na deze periode het effect van deze voorzieningen te evalueren door onder andere een medisch onderzoek te verrichten om de fysieke en mentale belastbaarheid van eiseres vast te stellen.
16. De rechtbank oordeelt dat het college de periode van een jaar redelijkerwijs geschikt en noodzakelijk heeft mogen vinden om het hierboven omgeschreven doel te bereiken. Het betoog van eiseres dat het college een minder belastende manier had moeten kiezen om het doel te bereiken, treft geen doel. Het voorstel van eiseres om na een jaar een informeel gesprek te houden is geen geschikt middel om deugdelijk te onderzoeken hoe het zit met de fysieke en mentale belastbaarheid van eiseres. Bij het college werken namelijk geen artsen, dus de medewerkers van het college kunnen niet zelf een oordeel geven over de medische situatie van eiseres. Daarom is een medisch onderzoek nodig.
17. Tot slot moeten de nadelige gevolgen van het besluit voor eiseres worden afgewogen tegen de daarmee te dienen doelen. Zonder af te doen aan de stress en belasting die eiseres zonder twijfel ervaart, oordeelt de rechtbank dat deze stress en belasting in redelijke verhouding staan tot het doel van een maatwerkvoorziening die is afgestemd op de feitelijke situatie en omstandigheden van eiseres en haar eigen mogelijkheden en behoeftes. Het bereiken van dit doel brengt automatisch regelwerk aan de kant van eiseres met zich mee. Dit mag het college ook van eiseres verwachten. Deze grond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en de einddatum van de maatschappelijke voorziening huishoudelijke hulp ongewijzigd blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Henderson, rechter, in aanwezigheid van L. Beijerinck, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2023.
De griffier is verhinderd
rechter

deze uitspraak te ondertekenen

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het college verwijst hierbij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 21 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:607.
2.Artikel 2.3.5, vijfde lid, sub a, van de Wmo 2015. Zie ook de uitspraak van de CRvB van 21 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:607.
3.Artikel 3:4 van de Awb.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 r.o. 7.9-7.10.
5.Uitspraak van de ABRvS van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 r.o. 7.4.