ECLI:NL:RBMNE:2023:6427

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
22/5150
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling recht op Wajong-uitkering en arbeidsvermogen van eiser met neurofibromatose type 1

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 maart 2023 uitspraak gedaan over de aanvraag van eiser voor een Wajong-uitkering. Eiser, geboren in 2000, heeft neurofibromatose type 1 en diverse andere gezondheidsklachten, waaronder recidiverende klaplongen en chronische vermoeidheid. Eiser heeft eerder twee keer een Wajong-uitkering aangevraagd, maar deze aanvragen zijn afgewezen. De rechtbank heeft de vraag te beantwoorden of eiser recht heeft op een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).

Eiser diende op 1 september 2021 een derde aanvraag in, die door het Uwv werd afgewezen op basis van rapporten van een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, die concludeerden dat eiser arbeidsvermogen heeft. Eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar gegrond, met de opmerking dat eiser in de toekomst mogelijk arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Eiser ging in beroep tegen deze beslissing.

Tijdens de zitting op 27 januari 2023 werd duidelijk dat de rechtbank van mening was dat het Uwv onvoldoende had onderbouwd dat eiser in de toekomst arbeidsvermogen kan ontwikkelen. De rechtbank oordeelde dat de motivering van het Uwv niet voldeed aan de vereisten en dat er onvoldoende concrete informatie was over de mogelijkheden van eiser om zijn arbeidsvermogen te ontwikkelen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het Uwv op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het Uwv het griffierecht aan eiser moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5150

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: mr. R.M.H. Rokebrand).

Inleiding

1. Deze zaak gaat over de vraag of eiser recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Eiser is geboren op [geboortedatum] 2000 en is op [geboortedag] 2018 18 jaar geworden.
1.2.
Eiser heeft neurofibromatose type 1 en recidiverende klaplongen. Eiser heeft tevens last van migraine, chronische vermoeidheid, pijnsteken bij en in de longen, slaapproblemen, paniekklachten, buikpijnklachten en klachten aan zijn rechterhand.
1.3.
Eiser heeft in het verleden twee keer eerder een Wajong-uitkering aangevraagd. Met het besluit van 19 november 2018 is de eerste aanvraag afgewezen omdat eiser geen arbeidsvermogen had, maar verbetering niet was uitgesloten. In het besluit van
3 februari 2020 is de tweede aanvraag afgewezen. Volgens de verzekeringsarts leidden de klachten van eiser destijds niet tot significant andere beperkingen. Wat betreft de duurzaamheid waren er nog verschillende behandeltrajecten die de belastbaarheid konden doen toenemen.
1.5.
Op 1 september 2021 heeft eiser een derde aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend. Met het besluit van 3 maart 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv geweigerd om aan eiser een Wajong-uitkering toe te kennen. Het Uwv heeft zich daarvoor gebaseerd op de rapporten van zijn verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. Daaruit volgt dat eiser arbeidsvermogen heeft.
1.6.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Met de beslissing op bezwaar van 24 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Volgens het bestreden besluit heeft eiser geen arbeidsvermogen, maar kan hij dit in de toekomst nog wel ontwikkelen. Het Uwv heeft zich hiervoor gebaseerd op de rapporten van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Zij concluderen dat er aanleiding is om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts en arbeidsdeskundige.
1.7.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.8.
Het beroep van eiser is behandeld op de zitting van 27 januari 2023. Eiser en zijn moeder waren bij de zitting aanwezig. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordelingskader

Vereisten toekenning Wajong-uitkering
2. Op grond van de artikelen 1a:1 en 1a:2 van de Wajong kan een recht op een Wajong-uitkering ontstaan als een betrokkene ‘als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft’.
3. Artikel 1a van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten bepaalt dat een betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
4. In artikel 1a:1, onder 4, van de Wajong is vastgelegd dat onder ‘duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben’ de situatie wordt verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Herhaalde aanvraag
5. Uitgangspunt is dat een bestuursorgaan in het algemeen bevoegd is om een herhaalde aanvraag inhoudelijk te behandelen en daarbij het oorspronkelijke besluit in volle omvang te heroverwegen, ook als de belanghebbende aan de herhaalde aanvraag geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag heeft gelegd. Het bestuursorgaan kan er ook voor kiezen om, als er volgens hem geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de herhaalde aanvraag af te wijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende besluit. [1]

Beoordeling door de rechtbank

6. Tijdens de zitting heeft de moeder van eiser toegelicht dat met de aanvraag van
1 september 2021 is beoogd dat het Uwv terugkomt op de eerdere afwijzingsbesluiten uit het verleden en dat aan eiser een Wajong-uitkering wordt toegekend voor de toekomst omdat eiser duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Het Uwv heeft tijdens de zitting toegelicht dat het Uwv de herhaalde aanvraag van eiser heeft opgevat als een nieuwe aanvraag waarbij het arbeidsvermogen van eiser opnieuw is beoordeeld en of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is.
Herziening voor het verleden
8. De rechtbank stelt voorop dat voor het slagen van een verzoek om terug te komen van een eerder besluit op grond van artikel 4.6 van de Algemene wet bestuursrecht is vereist dat eiser nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aandraagt die aanleiding geven om terug te komen op een eerder besluit. Nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden zijn feiten of omstandigheden die zich na het eerdere besluit hebben voorgedaan. Het kan ook gaan om feiten of om omstandigheden die zich wel vóór het eerdere besluit hebben voorgedaan, maar die niet vóór dat besluit naar voren konden worden gebracht. Eiser moet dus aan de hand van nieuwe feiten of omstandigheden laten zien dat hij recht had op een Wajong-uitkering in 2018 en 2020.
9. In het kader van de beoordeling van de aanvraag van 1 september 2021 heeft de primaire verzekeringsarts in haar rapport van 2 maart 2022 toegelicht dat er geen sprake is van nieuwe medische feiten en omstandigheden die aanleiding geven om op de eerdere afwijzingen voor een Wajong-uitkering in 2018 en 2020 terug te komen. De rechtbank volgt het Uwv in zijn standpunt dat eiser geen nieuwe medische feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die zien op de medische toestand van eiser in 2018 en 2020.
De beroepsgrond slaagt niet.
Beoordeling arbeidsvermogen en duurzaamheid voor de toekomst
10. Eiser voert aan dat het Uwv zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiser in de toekomst arbeidsvermogen kan ontwikkelen. De rechtbank geeft eiser hierin wel gelijk.
11. De rechtbank stelt voorop dat het mogelijk is om iemand niet duurzaam arbeidsongeschikt te achten op grond van verwachtingen over de ontwikkeling van zijn situatie in de toekomst. Hiervoor is dan wel vereist dat de motivering van de verwachte ontwikkeling van arbeidsvermogen aan bepaalde vereisten voldoet. De Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechter in Wajong-zaken, hanteert hiervoor strenge criteria. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij eiser kunnen ontwikkelen. Die inschatting moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij eiser op zijn 18e jaar aan de orde zijn. In het geval de inschatting berust op een medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor eiser. Uit de rapporten moet volgen wat de behandeling inhoudt en hoe en op welke wijze het arbeidsvermogen van eiser zich door die behandeling kan ontwikkelen. [2]
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van
29 september 2022 opgenomen dat eiser geen arbeidsvermogen heeft en dat er nog geen sprake is van duurzaamheid bij het ontbreken van het arbeidsvermogen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan eiser nog een specialistische behandeling voor zijn pijnklachten krijgen en is niet volledig uitgesloten dat hij met deze behandeling nog een toename van mogelijkheden en of bekwaamheden zal ontwikkelen. Het is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet volledig uitgesloten dat eiser in de toekomst één uur per dag aaneengesloten kan werken en vier uur per dag belastbaar is zonder substantiële onderbreking omdat er nog een behandelmogelijkheid is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vindt dat eiser nu geen taak in een arbeidsorganisatie kan verrichten, maar dit in de toekomst mogelijk wel kan. Hij baseert zich hierbij op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 29 september 2022.
Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich heeft gebaseerd op medische informatie van de longarts van 17 januari 2022. Hierin is aangegeven dat het pijnteam betrokken zal worden voor symptomatische behandeling. Tijdens de zitting is door het Uwv toegelicht dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep verwacht dat eiser hierdoor beter in staat zal zijn om met de pijn om te kunnen gaan en dat dit van invloed zal zijn op de ontwikkeling van zijn arbeidsvermogen.
13. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze motivering van het Uwv niet aan de vereisten zoals genoemd in rechtsoverweging 11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in hun rapporten niet toereikend hebben onderbouwd hoe het arbeidsvermogen van eiser zich in de toekomst nog kan ontwikkelen. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de inschatting van de ontwikkelmogelijkheden van eiser onvoldoende concreet heeft toegespitst op zijn situatie. De verwijzing naar een symptomatische behandeling vindt de rechtbank in dit geval te summier als onderbouwing dat het arbeidsvermogen van eiser nog kan ontwikkelen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft ook onvoldoende concreet een inschatting gemaakt hoe eiser zijn arbeidsvermogen kan ontwikkelen.
Het Uwv had moeten onderzoeken wat de behandeling inhoudt en op welke wijze de ingezette behandeling van invloed is en welke concrete resultaten dit oplevert voor de mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid, de mogelijkheden tot verdere ontwikkeling en de mogelijkheden tot toename van bekwaamheden van eiser. De inschatting moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij eiser op de datum in geding aan de orde zijn.
14. Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat eiser inmiddels een pijnbestrijdingsbehandeling bij de pijnpoli heeft gehad maar dat deze niet tot een goed resultaat heeft geleid. De rechtbank kan deze omstandigheid niet meenemen in haar beoordeling van het besluit van 24 oktober 2022 omdat dit over een andere periode gaat. De rechtbank overweegt daarom ten overvloede dat dit wel kan worden meegenomen als eiser een nieuwe aanvraag indient om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering. Deze aanvraag dient uiterlijk te worden gedaan binnen 5 jaar na de achttiende verjaardag van eiser.

Conclusie en gevolgen

15. De rechtbank concludeert dat het Uwv onvoldoende heeft onderbouwd dat eiser in de toekomst arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Door dit na te laten heeft het Uwv onzorgvuldig gehandeld bij de voorbereiding van het bestreden besluit en is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Het bestreden besluit is daarom in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 van de Awb en het motiveringsbeginsel van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
16. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Dit omdat de rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep opnieuw moeten beoordelen of eiser arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Ook draagt de rechtbank niet aan het Uwv op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat omdat tijdens de zitting al een nadere motivering is gegeven die de rechtbank niet toereikend vindt.
17. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het Uwv een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het Uwv hiervoor acht weken.
18. Omdat het beroep gegrond is moet het Uwv het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 24 oktober 2022;
- draagt het Uwv op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
10 maart 2023. De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018.