ECLI:NL:RBMNE:2023:6408

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
UTR 23/1776
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid na medisch onderzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een WIA-uitkering beoordeeld. Eiser, die voorheen als machinist werkte, is sinds juni 2019 arbeidsongeschikt na een ongeval in maart 2018. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering in maart 2021, heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vastgesteld dat eiser 30,01% arbeidsongeschikt is, wat leidt tot de afwijzing van zijn aanvraag. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank behandelt de zaak op 7 september 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig zijn, evenals de vertegenwoordiger van het Uwv.

De rechtbank concludeert dat het Uwv zijn besluiten mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld. Eiser stelt dat het onderzoek onzorgvuldig was omdat zijn aanvullend bezwaarschrift niet was ontvangen. De rechtbank oordeelt echter dat het onderzoek niet onzorgvuldig was, aangezien de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische informatie en het dossier grondig hebben bestudeerd. Eiser heeft niet voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om aan te tonen dat de beoordelingen van het Uwv onjuist zijn.

De rechtbank komt tot de conclusie dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiser vanaf 18 juni 2022 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1776

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Doruk)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1.
Eiser was voorheen werkzaam als machinist voor 36,03 uur per week. Op 22 juni 2019 is hij uitgevallen vanwege een medische aandoening die het gevolg was van een ongeval tijdens de uitvoering van zijn werk. Het ongeval vond plaats in maart 2018. Eiser heeft doorgewerkt tot mei/juni 2019 en heeft zich toen ziekgemeld wegens toenemende klachten.
1.2.
Op 30 maart 2021 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv heeft eerst een loonsanctie toegekend aan [werkgever] B.V. vanwege het niet tijdig en niet adequaat inzetten van een noodzakelijk behandeltraject voor eiser.
1.3.
Na de loonsanctie heeft verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. De arbeidsdeskundige heeft naar aanleiding van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van de verzekeringsarts drie functies geselecteerd en berekend dat eiser 30,01% arbeidsongeschikt is. Met het besluit van 19 juli 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiser medegedeeld dat hij per 18 juni 2022 niet in aanmerking komt voor een WIAuitkering. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
1.4.
Met het besluit van 7 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser is 22,54% arbeidsongeschikt geacht en komt dus niet in aanmerking voor een WIA-uitkering. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 september 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Beoordelingskader

2. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiser zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.

Beoordeling door de rechtbank

De zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
3. Eiser voert aan dat sprake is van een onzorgvuldig onderzoek, omdat het Uwv het bezwaarschrift niet heeft ontvangen en de bezwaargronden op de hoorzitting naar voren moesten worden gebracht. Volgens eiser heeft dat invloed gehad op de hoorzitting en de voortgang van het onderzoek, omdat het Uwv niet voorbereid was op de punten die eiser in bezwaar heeft aangevoerd.
4. De rechtbank ziet in de stelling van eiser geen aanleiding om het onderzoek onzorgvuldig te achten. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd, de medische informatie zichtbaar bij de beoordeling betrokken en eiser lichamelijk en psychisch onderzocht op het fysieke spreekuur van 20 mei 2022. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft tevens dossierstudie verricht, de medische informatie zichtbaar bij de beoordeling betrokken en eiser psychisch en lichamelijk onderzocht op de hoorzitting van 9 januari 2023. Dat het aanvullend bezwaarschrift voorafgaand aan de hoorzitting niet is ontvangen, maakt het onderzoek niet onzorgvuldig. De verzekeringsarts bezwaar en beroep was aanwezig bij de hoorzitting, heeft de bezwaargronden opgenomen in het rapport van 19 januari 2023 en heeft inhoudelijk op de bezwaargronden gereageerd. De beroepsgrond slaagt niet.
De inhoudelijke medische beoordeling
5. Eiser is van mening dat op basis van zijn fysieke en psychische klachten meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen. Eiser wijst in dit kader op zijn klachten van de enkel en de voet, de nek, schouders en rug, de slaapapneu en zijn psychische klachten.
De klachten van de enkel en de voet
6.1.
Eiser heeft aangevoerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte heeft gesteld dat er geen medische onderbouwing bestaat voor de forse klachten die eiser claimt. Eiser verwijst onder meer naar de brief van de orthopedisch chirurg van 7 januari 2021, het adviesrapport van Argonaut van 21 mei 2022, het rapport van Oreon van 9 november 2020 en het adviesrapport van Triage van 24 november 2021. Uit deze rapportages blijkt dat er sprake is van een aantoonbare loopbeperking. Er is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte gesuggereerd dat de klachten in de enkel een subjectieve beleving is, terwijl er een medisch objectiveerbare reden is, namelijk een cyste uitgaande van de sinus tarsi tot uiting gekomen als een posttraumatische degeneratie van het onderste spronggewicht. Dit wordt ten onrechte gelijkgetrokken met ouderdomsslijtage. Verwezen wordt naar de bief van de orthopedisch chirurg van 7 januari 2021. Ook is onvoldoende rekening gehouden met de geconstateerde artrose en de pijn die hiermee gepaard gaat. Volgens eiser zijn daarom meer beperkingen aangewezen voor de klachten van de enkel en de voet. Zo zou eiser niet met het openbaar vervoer kunnen reizen vanwege de veelvuldige trillingen.
6.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep licht in het rapport van 19 januari 2023 toe dat de ernst van de geclaimde klachten niet is te verklaren vanuit het medisch beeld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat uit van slijtage, artrose in het onderste spronggewricht en overweegt dat het van belang is om te blijven bewegen, anders treedt er stijfheid in het gewricht op. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt op dat overbelasting dient te worden voorkomen en neemt in de FML van 18 januari 2023 beperkingen aan ten aanzien van fysieke omgevingseisen, namelijk dat eiser in staat moet zijn om aangepaste schoeisel te dragen en grove trillingen en lopen over oneffen terrein moet worden voorkomen. Verder neemt de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen aan in de rubriek dynamische handelingen ten aanzien van dragen, lopen, lopen tijdens werk, traplopen, klimmen, knielen en hurken. Tot slot neemt de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rubriek statische houdingen beperkingen aan ten aanzien van staan, geknield of gehurkt actief bezig zijn en wordt aangegeven dat eiser maximaal gecombineerd drie uur kan staan en lopen.
6.3.
In het aanvullend rapport van 1 augustus 2023 licht de verzekeringsarts bezwaar en beroep tevens toe dat bij het rapport van Oreon van 9 november 2020 en het adviesrapport van Triage van 24 november 2021 de mogelijke lichamelijke afwijkingen niet geobjectiveerd zijn met observaties en lichamelijk onderzoek. Deze medische informatie geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarom geen aanleiding om verdergaande beperkingen aan te nemen. Verder motiveert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat rekening is gehouden met de pijnklachten ten aanzien van de artrose voor zover deze medisch te onderbouwen zijn. Over de beperking ten aanzien van het niet met het openbaar vervoer kunnen reizen, licht de verzekeringsarts bezwaar en beroep toe dat geen aanleiding bestaat om deze beperking aan te nemen, omdat eiser autorijdt, een invalideparkeerkaart heeft en in het openbaar vervoer kan zitten en er geen ernstige trillingen op de enkel zijn te verwachten.
6.4.
De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten aanzien van de klachten van de enkel en de voet goed volgen. De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de medische beoordeling rekening heeft gehouden met alle medische informatie, de diagnoses en eiser heeft onderzocht. In de medische informatie waarin een loopbeperking is gesteld, is sprake van een ander beoordelingskader dan bij de beoordeling van beperkingen in het kader van de WIA. Deze informatie geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Het is namelijk de specifieke deskundigheid van verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen te stellen. Hoe eiser zijn klachten ervaart, hoe vervelend ook, vormt geen toereikende grondslag voor het aannemen van meer of verdergaande beperkingen. De beroepsgrond slaagt niet.
Nek, schouders en rug
7.1.
Eiser heeft aangevoerd dat het auto-ongeluk van 6 juni 2021 waaruit de klachten van de nek, schouders en rug voortvloeien niet, dan wel onvoldoende door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is meegenomen in de medische beoordeling.
7.2.
Over de nek-, schouder- en rugklachten rapporteert de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 19 januari 2023 dat ook deze forse geclaimde klachten niet passend zijn bij het medisch beeld en de aard van het trauma. Daarnaast overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat uit de medische informatie van de fysiotherapeut van 15 november 2021 blijkt dat na vier behandelingen de klachten bij eiser zijn afgenomen en de behandeling is afgesloten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat uit van myalgie, wat passend is bij stressklachten, en overweegt dat het hierbij ook van belang is om te blijven bewegen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding om beperkingen aan te nemen, omdat er geen sprake is van objectiveerbare pathologie.
7.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling ten aanzien van de nek, schouders en rug. Eiser heeft niet met medische stukken onderbouwd dat sprake is van medisch objectiveerbare klachten waarvoor beperkingen moeten worden aangenomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Slaapapneu
8.1.
Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn slaapapneu door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. In de primaire fase heeft de primaire verzekeringsarts er rekening mee gehouden, maar het lijkt door de verzekeringsarts bezwaar en beroep te zijn geschrapt.
8.2.
In de primaire fase heeft de verzekeringsarts op 5 juli 2022 gerapporteerd dat eiser sinds jaren bekend is met OSAS en dat hij diverse behandelingen heeft ondergaan en heeft geprobeerd. Verder heeft de primaire verzekeringsarts gerapporteerd dat eiser met een MRAbeugel slaapt, dat eiser aangeeft dat dit goed effect heeft en geen duidelijke klachten of belemmeringen claimt. De primaire verzekeringsarts heeft daarom geen aanleiding gezien om beperkingen aan te nemen. In de bezwaarfase heeft eiser niet aangegeven dat deze beoordeling niet juist zou zijn, zodat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hier ook niet op in is gegaan.
8.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de medische beoordeling op dit punt onjuist is. Los van het feit dat eiser dit eerst ter zitting heeft aangevoerd, heeft hij zijn standpunt ook niet met medische gegevens onderbouwd. Daarbij komt dat eiser tijdens het spreekuur met de primaire verzekeringsarts zelf heeft aangegeven weinig klachten of belemmering als gevolg van de slaapapneu te ervaren. De beroepsgrond slaagt niet.
Psychische klachten
9.1.
Eiser heeft aangevoerd dat zijn mentale gesteldheid in combinatie met de aanwezige stressfactoren een groot probleem zijn. Er is volgens eiser onvoldoende rekening gehouden met zijn psychische klachten en de diagnose somatisch-symptoomstoornis, persisterend met voornamelijk pijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook niet onderbouwd waarom geen beperkingen zijn aangewezen ten aanzien van het hanteren van conflicten en leidinggevende taken. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar de rapportage van HSK van 27 januari 2020 en de eindrapportage van Medinello van 6 december 2021.
9.2.
Over de psychische klachten rapporteert de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 19 januari 2023 dat de mentale klachten met name gelinkt lijken te zijn aan de acceptatie van de klachten en de boosheid tegenover zijn werkgever. Uit de medische informatie blijkt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen sprake te zijn van een DSM-5 diagnose. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet aanleiding om veelvuldige blootstelling aan stress te beperken, maar ziet verder geen indicatie voor verdergaande beperkingen.
9.3.
In het aanvullend rapport van 1 augustus 2023 licht de verzekeringsarts bezwaar en beroep toe dat rekening is gehouden met de psychische klachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vanwege de combinatie van klachten beperkingen gesteld voor stresserende gebeurtenissen en toegelicht dat eiser niet boven de normaalwaarde belastbaar is. Eiser is dan ook beperkt voor conflicthantering en eindverantwoordelijkheid, omdat deze situaties als stressvol worden ervaren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt daarbij wel op dat op grond van de medische informatie en de onderzoeken door zowel de primaire verzekeringsarts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep de klachten niet zodanig ernstig zijn dat hiervoor uitvoerige beperkingen moeten worden aangenomen.
9.4.
De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten aanzien van de psychische klachten goed volgen. De rechtbank overweegt dat geen recente informatie aanwezig is waaruit blijkt dat sprake is van de somatisch-symptoomstoornis ten tijde van de beoordelingsdatum. Daarbij komt dat eiser tijdens het spreekuur bij de primaire verzekeringsarts heeft aangegeven dat hij als gevolg van de multidisciplinaire behandeling met tevens gesprekken met de psycholoog van Medinello een afname van zijn psychische klachten heeft bemerkt. Eiser heeft op dat moment ook geen lopende behandeling of begeleiding meer voor zijn psychische klachten. Verder overweegt de rechtbank dat uit vaste rechtspraak volgt dat een diagnose niet doorslaggevend is bij het stellen van beperkingen op basis van medisch objectiveerbare klachten. [1] De rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding om te twijfelen aan de medische beoordeling op dit punt. De beroepsgrond slaagt niet.
Tussenconclusie
10. De rechtbank ziet gelet op voorgaande in hetgeen eiser heeft aangevoerd en de beschikbare medische informatie geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor de beoordelingsdatum 18 juni 2022. Voor het aannemelijk maken dat eiser verdergaand beperkt is, zijn stukken nodig van bijvoorbeeld een psycholoog van een recentere datum waaruit blijkt welke psychische klachten er bij eiser rondom de datum in geding aanwezig waren. Wanneer uit dergelijke informatie blijkt dat eiser nadere (psychologische) behandelingen ondergaat of de diagnoses uit het verleden ongewijzigd aanwezig blijken te zijn, kan dit in de toekomst eventueel leiden tot verdergaande beperkingen, hetgeen bij het Uwv moet worden gemeld als toegenomen beperkingen.
De arbeidskundige beoordeling
11. Eiser heeft geen specifieke gronden aangevoerd tegen de arbeidskundige beoordeling. Omdat de medische gronden niet slagen en de rechtbank de medische beoordeling als uitgangspunt neemt, bestaat er geen aanleiding te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft met het rapport van 30 januari 2023 en de Resultaat functiebeoordeling van 27 januari 2023 voldoende gemotiveerd uiteengezet waarom de functies de belastbaarheid van eiser niet overschrijden. Het Uwv heeft deze functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen leggen. Hieruit volgt ook dat het Uwv de verdiencapaciteit van eiser juist heeft vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

12. Het Uwv heeft terecht beslist dat eiser vanaf 18 juni 2022 geen recht heeft op een WIAuitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Het beroep is ongegrond.
13. Omdat eiser geen gelijk krijgt, bestaat ook geen aanleiding om proceskosten of griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
30 november 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 oktober 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2650.