ECLI:NL:RBMNE:2023:614

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
UTR 22/2761
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering en herzieningsverzoek in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van een Ziektewetuitkering. Eiser, die als rolluikmonteur werkte, had zich ziek gemeld vanuit de Werkloosheidswet en ontving een Ziektewetuitkering die op 28 juli 2017 werd beëindigd. Eiser heeft meerdere keren bezwaar gemaakt tegen deze beëindiging, maar het Uwv heeft deze bezwaren steeds ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de medische klachten van eiser, waaronder hand- en vingerklachten, heupklachten en diabetes, al bekend waren ten tijde van de beëindiging van de uitkering. Eiser heeft geprobeerd het Uwv te overtuigen om terug te komen op de eerdere beslissing, maar de rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht geen aanleiding heeft gezien om de eerdere beslissing te herzien en verklaart het beroep van eiser ongegrond. Er is geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2761
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 februari 2023 op het beroep in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. H.B.Th. Koekoek),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituutwerknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: M. van Mourik).

Inleiding

1. Eiser werkte als rolluikmonteur voor gemiddeld 41 uur per week. Na beëindiging van zijn dienstverband heeft eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) gekregen. Op 28 juni 2016 heeft eiser zich vanuit de WW ziekgemeld. Het Uwv heeft eiser daarom 13 weken later, per 27 september 2016, een Ziektewetuitkering toegekend.
2. Na een jaar, per 27 juni 2017, heeft het Uwv beoordeeld of eiser nog steeds voor een Ziektewetuitkering in aanmerking komt. Hiervoor moet vast komen staan dat eiser zijn eigen werk als rolluikmedewerker niet kan doen, en ook met gangbare arbeid (functies) niet meer dan 65% kan verdienen van het inkomen dat hij had voordat hij ziek werd. Een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het Uwv hebben onderzoek gedaan naar de medische toestand van eiser op 27 juni 2017. Zij concluderen dat eiser zijn oude werk niet meer kan doen, maar met functies nog wel meer dan 65% kan verdienen van zijn oude inkomen. In het besluit van 22 juni 2017 heeft het Uwv de Ziektewetuitkering van eiser daarom per 28 juli 2017 beëindigd. Hierbij heeft het Uwv een uitlooptermijn van een maand gehanteerd.
3. Het bezwaar dat eiser hiertegen heeft gemaakt is door het Uwv bij besluit van 23 januari 2018 ongegrond verklaard. Het beroep dat eiser vervolgens heeft ingesteld is door deze rechtbank bij uitspraak van 14 mei 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:2373, ongegrond verklaard. Het hoger beroep dat eiser heeft ingesteld is door de Centrale Raad van Beroep bij uitspraak van 11 maart 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:556, ongegrond verklaard.
4. Op 4 juni 2021 heeft eiser telefonisch contact gehad met het Uwv. Hierna heeft eiser het Uwv verzocht om terug te komen op het besluit van 22 juni 2017, waarmee zijn Ziektewetuitkering is beëindigd. Omdat eiser volgens het Uwv geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft genoemd, heeft het Uwv het verzoek van eiser bij besluit van 20 september 2021 (
het primaire besluit) afgewezen.
5. Eiser heeft bezwaar gemaakt en diverse medische stukken meegestuurd. In bezwaar heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv onderzoek gedaan en geconcludeerd dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. In het besluit van 4 mei 2020 (
het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser daarom ongegrond verklaard.
6. Eiser heeft beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is op 16 november 2022 bij de rechtbank op een zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

7. De rechtbank geeft eiser geen gelijk in de zaak. Waarom dat zo is, legt zij hierna verder uit.
8. Eiser heeft het Uwv verzocht om terug te komen op de eerdere beslissing om zijn Ziektewetuitkering te beëindigen. Het Uwv kan alleen terugkomen op een eerdere afwijzing op grond van feiten of omstandigheden die zich toen al voordeden, maar niet bekend waren en ook niet bekend konden zijn. [1] Hieronder worden dus feiten of omstandigheden verstaan die ná de eerdere afwijzing zijn voorgevallen, of die vóór de eerder afwijzing zijn voorgevallen maar toen niet konden worden aangevoerd. [2]
9. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv aan de beëindiging van eisers Ziektewetuitkering per 28 juli 2017 een rapport van zijn verzekeringsarts van 1 juni 2017 ten grondslag heeft gelegd, en daar vervolgens in bezwaar, beroep en hoger beroep aanvullende rapporten van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 december 2017, 29 november 2018 en 28 augustus 2019 aan heeft toegevoegd. Al deze rapporten maken dus deel uit van de beoordeling per 28 juli 2017, zodat de rechtbank bij beantwoording van de vraag of een feit of omstandigheid toen al bekend was of kon zijn, al deze rapporten betrekt.
Hand- en vingerklachten
10. Eiser voert allereerst aan dat er per 28 juli 2017 voor hem ten onrechte geen beperkingen zijn aangenomen in hand- en vingergebruik en precisiewerk. Al in 2014 is er carpaal tunnelsyndroom bij eiser vastgesteld. Bij de eerdere beoordeling is ten onrechte geconcludeerd dat eiser hand- en vingerklachten per 28 juli 2017 niet medisch konden worden geobjectiveerd. Eiser heeft een brief van zijn internist van 27 november 2018 en een huisartsenjournaal overgelegd, waaruit blijkt dat de hand- en vingerklachten nog altijd spelen.
11. De rechtbank ziet niet dat het Uwv vanwege de hand- en vingerklachten terug had moeten komen op de eerdere afwijzing. De hand- en vingerklachten waren toen immers al bekend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze klachten al in het aanvullende rapport van 28 augustus 2019 beoordeeld. De rechtbank gaat niet mee in het betoog van eiser dat hij de medische objectiveerbaarheid van deze klachten niet eerder kon aanvoeren, omdat zijn artsen eerder niets over zijn hand- en vingerklachten op papier wilden zetten. Eiser heeft dit geenszins onderbouwd. Een afwijzing van een arts of medisch behandelaar op een verzoek van eiser om medische informatie, ontbreekt. De beroepsgrond slaagt niet.
Heupklachten
12. Eiser voert verder aan dat er per 28 juli 2017 voor hem ten onrechte geen beperkingen zijn aangenomen vanwege zijn heupklachten, terwijl er in het huisartsenjournaal op 18 juli 2017 wel melding van deze klachten wordt gemaakt.
13. De rechtbank ziet ook niet dat het Uwv vanwege de heupklachten terug had moeten komen op de eerdere afwijzing. Nu de heupklachten in het huisartsenjournaal op 18 juli 2017 worden vermeld, hadden de heupklachten bij de beoordeling per 28 juli 2017 in ieder geval bekend kúnnen zijn. Eiser heeft ook hier niet aannemelijk gemaakt dat hij dit eerder niet kon aanvoeren. De beroepsgrond slaagt niet.
Diabetes
14. Eiser voert tot slot aan dat er per 28 juli 2017 onvoldoende beperkingen voor hem zijn aangenomen vanwege zijn diabetes. De verzekeringsarts ging ervan uit dat de ontregeling van eisers diabetes niet meer zou spelen omdat eiser een insulinepomp was gaan gebruiken, maar dat klopt niet: die verbetering is pas medio 2019 ingezet.
15. De rechtbank ziet ook niet dat het Uwv vanwege de diabetes terug had moeten komen op de eerdere afwijzing. Dat er op 28 juli 2017 nog sprake was van slecht gereguleerde diabetes is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 12 december 2017 onderkend en betrokken bij de beoordeling. Dit is toen dus al meegenomen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

16. Gelet op het voorgaande is de rechtbank niet gebleken van feiten of omstandigheden omtrent de hand- en vingerklachten, heupklachten en diabetes van eiser, die zich bij de beoordeling per 28 juli 2017 al voordeden, maar toen niet bekend waren en konden zijn. Het Uwv heeft daarom terecht geen aanleiding gezien om terug te komen op het besluit om eisers Ziektewetuitkering te beëindigen.
17. Het beroep van eiser is ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer – de Bruin, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 4:6, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 januari 2015, ECLI:NL|:CRVB:2015:1, ro. 4.2.1.