ECLI:NL:RBMNE:2023:6121

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
C/16/562186 / KG ZA 23-463
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op uitvoering grondruil door Gemeente Amersfoort in strijd met gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een aantal eisers, waaronder het Islamitisch Samenwerkingsverband van Amersfoortse Moskeeën, en de Gemeente Amersfoort. De eisers vorderden dat de Gemeente zou worden verboden om uitvoering te geven aan haar voornemen tot grondruil, waarbij de Gemeente percelen zou ruilen met een andere eigenaar, [naam eigenaar], ten behoeve van de realisatie van een islamitische begraafplaats. De eisers stelden dat de Gemeente in strijd handelde met het gelijkheidsbeginsel, zoals geformuleerd in het Didam-arrest, omdat niet aannemelijk was gemaakt dat er slechts één serieuze gegadigde was voor de grondruil.

De rechtbank oordeelde dat de Gemeente onvoldoende inzicht had gegeven in de selectiecriteria die zij had gehanteerd en dat de publicatie van haar voornemen niet voldeed aan de vereisten van transparantie en motivering. De voorzieningenrechter verbood de Gemeente om uitvoering te geven aan haar voornemen tot ruiling van de gemeentepercelen en gebiedde de Gemeente om een nieuwe publicatie te doen waarin zij haar keuze voor de ruil nader motiveert. De vorderingen van de eisers werden gedeeltelijk toegewezen, en de Gemeente werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van het gelijkheidsbeginsel en de noodzaak voor overheidslichamen om transparant te zijn in hun besluitvorming, vooral wanneer er meerdere gegadigden zijn voor een bepaalde grond.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/562186 / KG ZA 23-463
Vonnis in kort geding van 17 november 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
2.
[eiser sub 3],
3.
[eiser sub 4],
allen gevestigd, respectievelijk wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna te noemen: [eisers sub 1 t/m 3] (eisers sub 1 t/m 3) en [eiser sub 4] ,
advocaat: mr. Tj.P. Grünbauer te Ede (Gelderland),
tegen
GEMEENTE AMERSFOORT,
zetelend te Amersfoort,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de Gemeente.
advocaat: mr. J. de Roos te Arnhem,
in welke zaak zich wenst te voegen aan de zijde van de Gemeente:
1. het kerkgenootschap
ISLAMITISCH SAMENWERKINGSVERBAND VAN AMERSFOORTSE MOSKEEËN,
gevestigd te Amersfoort,
hierna te noemen: het moskeegenootschap
advocaat: mr. T. van Kooten te Utrecht,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 11 producties,
- de nagekomen producties 12 tot en met 27 en 28 en 29 van [eisers sub 1 t/m 3] en [eiser sub 4] ,
- de conclusie van antwoord met 7 producties,
- de conclusie tot tussenkomst ex artikel 217 Rv van het moskeegenootschap met 15 producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 3 november 2023 plaatsgevonden. Namens [eisers sub 1 t/m 3] en [eiser sub 4] en de Gemeente hebben hun advocaten een pleitnota voorgedragen. Het moskeegenootschap heeft met een handgeschreven akte de conclusie van haar eerdere akte ex artikel 217 gewijzigd van een conclusie tot tussenkomst naar een conclusie tot voeging aan de zijde van de Gemeente. De voorzieningenrechter heeft partijen meegedeeld dat in dit vonnis zal worden beslist op het incident. Van wat verder is besproken, heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Vervolgens is bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.Waar gaat het over?

2.1.
De heer [eiser sub 3] en mevrouw [eiseres sub 2] zijn de maten van [eiser sub 1] aan de [adres] in [woonplaats] . Zij hebben op die locatie een melkveehouderij. Daartoe hebben zij (onder meer) de percelen kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummers [nummers 1] in pacht van het [naam eigenaar] (hierna: [naam eigenaar] ) die eigenaar is van die percelen. Het gaat om geliberaliseerde pacht die duurt tot 31 december 2026.
2.2.
[eiser sub 4] pacht van de Gemeente de percelen kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummers [gemeentepercelen] (hierna: de gemeentepercelen). De Gemeente is eigenaar van die gronden. Het gaat om een reguliere pachtovereenkomst.
2.3.
De Gemeente heeft op 17 juli 2023 in het Gemeenteblad gepubliceerd voornemens te zijn de gemeentepercelen te ruilen tegen percelen Kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummers [nummers 2] (hierna: de [percelen naam eigenaar] ), om zodoende de eigendom te verwerven van (onder andere) de percelen die door [eisers sub 1 t/m 3] worden gepacht. De Gemeente is voornemens de verworven percelen vervolgens te verkopen aan het moskeegenootschap ten behoeve van de realisatie van een islamitische begraafplaats.
2.4.
De achtergrond van het voornemen van de Gemeente is het verzoek van 20 maart 2020 van het moskeegenootschap die op grond van de Wet op de lijkbezorging recht heeft op een eigen bijzondere begraafplaats. In artikel 40 lid 3 van die wet is bepaald dat indien een kerkgenootschap geen eigenaar is van gronden die nodig zijn voor een bijzondere begraafplaats, burgemeester en wethouders desgevraagd ervoor zorgdragen dat het kerkgenootschap de grond op redelijke voorwaarden in eigendom kan verwerven. De Gemeente heeft zich voorgenomen aan het verzoek van het moskeegenootschap te voldoen.
2.5.
De inzet van dit kort geding is dat [eisers sub 1 t/m 3] en [eiser sub 4] ook de wens hebben om de litigieuze gronden te verwerven. Zij willen daarom (primair) dat de Gemeente wordt verboden uitvoering te geven aan haar voorgenomen grondtransacties en dat zij alsnog mededingingsruimte biedt, zodat ook [eisers sub 1 t/m 3] en [eiser sub 4] kunnen meedingen naar de betreffende gronden, danwel (subsidiair) de publicatie intrekt en een nieuwe publicatie plaatst die wel voldoet aan de daaraan te stellen motiverings- en rechtsbeschermingseisen. Voor het geval hun vorderingen worden afgewezen vorderen [eisers sub 1 t/m 3] en [eiser sub 4] onder ontbindende voorwaarde van niet tijdig aanhangig maken van de procedure dat de Gemeente geen uitvoering mag geven aan haar voornemen, totdat in hoger beroep uitspraak is gedaan. Dit alles wordt gevorderd op straffe van een dwangsom en veroordeling van de Gemeente in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente. [eisers sub 1 t/m 3] en [eiser sub 4] hebben ieder eigen vorderingen geformuleerd die betrekking hebben op de percelen die zijn in gebruik hebben.
2.6.
[eiser sub 4] legt aan zijn vordering primair ten grondslag dat hij op grond van artikel 7:378 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een voorkeursrecht heeft, waaraan de Gemeente is voorbijgegaan door hem niet in de gelegenheid te stellen het verpachte (ook) te verkrijgen. Subsidiair legt [eiser sub 4] het Didam-arrest [1] ten grondslag aan zijn vordering. Voor [eisers sub 1 t/m 3] geldt dat diens vordering uitsluitend op het Didam-arrest is gegrond.
2.7.
De Gemeente voert verweer. De Gemeente concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers sub 1 t/m 3] en [eiser sub 4] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers sub 1 t/m 3] en [eiser sub 4] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers sub 1 t/m 3] in de kosten van deze procedure en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.8.
Het moskeegenootschap heeft tijdens de mondelinge behandeling verzocht om zich te mogen voegen aan de zijde van de Gemeente. De Gemeente heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen de voeging. [eisers sub 1 t/m 3] en [eiser sub 4] hebben wel bezwaar gemaakt.
2.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling in het incident tot voeging

3.1.
Het moskeegenootschap heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling een conclusie tot tussenkomst op grond van artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering (Rv) ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het moskeegenootschap de inhoud van deze akte gewijzigd door middel van een handgeschreven akte en vraagt nu om zich te mogen voeging aan de zijde van de Gemeente. [eisers sub 1 t/m 3] en [eiser sub 4] hebben bezwaar gemaakt tegen deze voeging omdat het te laat zou zijn ingediend.
3.2.
De voorzieningenrechter zal de voeging toewijzen. Het incident is niet te laat ingediend. Een kort geding is pas ná uitroeping van de mondelinge behandeling aanhangig. Het incident had dus niet eerder dan tijdens de mondelinge behandeling kunnen worden ingesteld.
3.3.
Het moskeegenootschap heeft ook voldoende belang bij dit incident. Op grond van artikel 217 Rv kan een ieder die belang heeft bij een procedure tussen andere partijen, onder andere vorderen zich daarin te mogen voegen. In de rechtspraak is bepaald dat een dergelijk belang wordt aangenomen als de derde die om voeging vraagt nadelige gevolgen kan ondervinden van de uitkomst van de procedure als die ongunstig is voor de partij aan wier zijde hij zich voegt. [2] Daarvan is nu sprake. Immers, als de voorgenomen grondruil van de Gemeente niet doorgaat, kan het moskeegenootschap ook de betreffende gronden niet verwerven.
3.4.
Omdat een voeging niet anders dan na het instellen van een incident kan plaatsvinden en de Gemeente, [eisers sub 1 t/m 3] en [eiser sub 4] geen, althans geen inhoudelijk relevant verweer hebben gevoerd tegen het incident zullen de proceskosten in het incident worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

4.De beoordeling in hoofdzaak

De beslissing
4.1.
De voorzieningenrechter zal de Gemeente verbieden uitvoering te geven aan haar voornemen tot ruiling van de gemeentepercelen met die van [naam eigenaar] . De Gemeente zal, voor het geval zij de voorgenomen transactie met [naam eigenaar] wil voortzetten, worden veroordeeld tot een nieuwe publicatie, waarin zij nader moet motiveren waarom naar haar oordeel op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt. De gevorderde dwangsom wordt afgewezen en de Gemeente wordt in de proceskosten van [eisers sub 1 t/m 3] en [eiser sub 4] veroordeeld.
Spoedeisend belang
4.2.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is een spoedeisend belang vereist. Hiervan is sprake als, gelet op de belangen van partijen, een onverwijlde voorziening geboden is en de afloop van een bodemprocedure niet afgewacht kan worden.
4.3.
Partijen hebben na de publicatie van 17 juli 2023 gecorrespondeerd. In die correspondentie heeft de Gemeente op 29 augustus 2023 laten weten dat [eisers sub 1 t/m 3] en [eiser sub 4] uiterlijk 5 september 2023 een kort geding moeten starten als zij het niet eens zijn met haar voornemen. Daarmee is het spoedeisend belang van [eisers sub 1 t/m 3] en [eiser sub 4] gegeven.
Volgorde van bespreking
4.4.
De voorzieningenrechter zal hierna eerste de primaire grondslag (het voorkeursrecht) van de vordering van [eiser sub 4] bespreken. Daarna wordt de door [eisers sub 1 t/m 3] als primair en door [eiser sub 4] als subsidiair aangevoerde grondslag (het Didam-arrest) besproken.
Voorkeursrecht van [eiser sub 4] is niet van toepassing
4.5.
[eiser sub 4] stelt zich op het standpunt dat hij op grond van artikel 7:378 lid 1 BW een voorkeursrecht heeft en dat de Gemeente de gemeentepercelen daarom niet zomaar kan ruilen. De Gemeente moet de gronden volgens [eiser sub 4] eerst aan hem aanbieden.
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Gemeente voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het voorkeusrecht van [eiser sub 4] in dit geval toepassing mist. Het volgende is daartoe redengevend.
4.7.
In artikel 7:378 lid 1 BW is bepaald dat een verpachter die tot vervreemding van het verpachte wil overgaan de pachter bij voorkeur in de gelegenheid dient te stellen het betreffende perceel te verkrijgen. In artikel 7:380 lid 1 BW zijn uitzonderingen op dit voorkeursrecht opgenomen. Zo wordt in lid 1 sub e bepaald dat het voorkeursrecht niet bestaat in geval degene aan wie de vervreemding plaatsvindt (in dit geval [naam eigenaar] ), tevoren schriftelijk aan de pachter verklaart afstand te doen van zijn bevoegdheid de pachtovereenkomst op te zeggen op de in artikel 370 lid 1 onder b BW bedoelde grond. Het laatst genoemde artikel is de zogeheten ‘eigen gebruik’-grond. De nieuwe verpachter dient een verklaring af te geven aan de pachter dat hij de pacht niet zal opzeggen voor dringend duurzaam eigen gebruik. Als de nieuwe verpachter een dergelijke verklaring wil afgeven dan wordt hij ook wel een ‘veilige verpachter’ genoemd. Tussen partijen is niet in geschil dat [naam eigenaar] een veilige verpachter is. [naam eigenaar] heeft de hiervoor bedoelde schriftelijke verklaring aan [eiser sub 4] echter nog niet gedaan, maar dat kan nog. Die verklaring moet namelijk vóór de levering van de percelen plaatsvinden. Vast staat dat de percelen nog niet aan [naam eigenaar] zijn geleverd. De slotsom van het voorgaande is dat de vordering van [eiser sub 4] op deze grondslag zal worden afgewezen.
Didam-arrest
4.8.
De vraag die vervolgens voorligt is of het voornemen van de Gemeente in lijn is met de door de Hoge Raad geformuleerde eisen in het zogenaamde Didam-arrest. Tussen partijen is overigens niet in geschil dat het Didam-arrest, waarin het om verkoop van een onroerende zaak ging, ook van toepassing is bij een overeenkomst van ruil.
4.9.
Een overheidslichaam moet op grond van artikel 3:14 BW bij het sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst de geschreven en ongeschreven publiekrechtelijke regels in acht nemen. Tot die publiekrechtelijke regels behoren de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het gelijkheidsbeginsel.
4.10.
In het Didam-arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat uit het gelijkheidsbeginsel – in de context van het bieden van gelijke kansen – voortvloeit dat het overheidslichaam een openbare selectieprocedure moet organiseren, als vaststaat of redelijkerwijs te verwachten is dat er meerdere gegadigden zijn. Daarbij moeten de selectiecriteria objectief, toetsbaar en redelijk zijn.
4.11.
Volgens de Hoge Raad is daarop een uitzondering te maken. Er hoeft geen openbare selectieprocedure te worden gevolgd als bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop. In dat geval moet het overheidslichaam zijn voornemen tot verkoop tijdig voorafgaand aan de verkoop op zodanige wijze bekend maken dat een ieder daarvan kennis kan nemen, waarbij het dient te motiveren waarom naar zijn oordeel op grond van de hiervoor bedoelde criteria bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt.
Standpunt van [eisers sub 1 t/m 3]
4.12.
Volgens de Gemeente is in dit geval de uitzondering dat er geen openbare selectieprocedure hoefde te worden georganiseerd van toepassing. De Gemeente voert aan dat zij op grond van de Wet op de Lijkbezorging gehouden is om ervoor zorg te dragen dat het moskeegenootschap op redelijke voorwaarden gronden in eigendom kan verwerven ten behoeve van realisatie van een islamitische begraafplaats. Nu de Gemeente zelf niet over gronden beschikt die daarvoor geschikt zijn, heeft zij een uitgebreid locatieonderzoek gedaan. Uit dat locatieonderzoek is gebleken dat de [percelen naam eigenaar] de meest geschikte percelen zijn om een islamitische begraafplaats te realiseren. Die gronden zijn echter in eigendom van [naam eigenaar] , dat bereid is zijn gronden over te dragen, maar niet in geld, maar in vervangende grond gecompenseerd wenst te worden. Enkel tegen die achtergrond is de Gemeente bereid om haar percelen te verkopen. Volgens de Gemeente heeft zij dus op basis van objectief, toetsbare en redelijke criteria geconcludeerd dat [naam eigenaar] de enige serieuze gegadigde was. Alleen [naam eigenaar] kan immers de percelen leveren waarop de Gemeente de begraafplaats wil laten realiseren.
Niet aannemelijk geworden dat sprake was van één serieuze gegadigde
4.13.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Gemeente in deze procedure niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij op basis van bij voorbaat vaststaande of redelijkerwijs aan te nemen
objectieve, toetsbare en redelijke criteriatot het oordeel is gekomen dat [naam eigenaar] de
enigeserieuze gegadigde is. Dat wordt hierna toegelicht.
4.14.
De Gemeente is voornemens over te gaan tot de volgende ruiling en (door)verkoop:
verkoop en levering van de gemeentepercelen aan [naam eigenaar] in ruil voor verkoop en levering van de [percelen naam eigenaar] en,
verkoop en levering van de verworven [percelen naam eigenaar] aan het moskeegenootschap ten behoeve van de realisatie van een islamitische begraafplaats op de [percelen naam eigenaar] .
Hoewel de Gemeente de transactie onder b als uitgangspunt neemt, gaat het in deze procedure niet om die transactie, maar om de transactie onder a. De vraag die voorligt is of [naam eigenaar] als
enigeserieuze gegadigde kan worden aangemerkt die gronden kan leveren, waarop een begraafplaats kan worden gerealiseerd, tegen aankoop van de gemeentepercelen.
4.15.
Voorop gesteld wordt dat de Gemeente beleidsruimte heeft als het gaat om gebiedsontwikkeling (in dit geval het realiseren van een begraafplaats). Zij heeft ook de beleidsvrijheid om ter realisering van haar gemeentelijke doelstellingen niet alleen gronden aan te kopen, maar ook gronden te verkopen of te ruilen. Zij moet in die laatste twee gevallen dan wel van
tevoren, objectieve, toetsbare en redelijke selectiecriteria opstellen. Daarbij kan de Gemeente ook allerlei prioriteringen aanbrengen voor het toekennen van de grond aan een deelnemer en specifieke voorwaarden stellen over de voorgenomen ruil. Zij kan bijvoorbeeld specifiek zeggen dat de grondruil alleen mogelijk is als degene die de grond van de gemeente wil aankopen grond kan leveren waarop de begraafplaats op korte termijn gerealiseerd kan worden. Waar het om gaat is dat duidelijk moet zijn wie kan meedingen en wie niet. Daarmee wordt de beoogde transparantie bereikt. Als bij de toepassing vervolgens blijkt dat er slechts één serieuze gegadigde is dan rust op de Gemeente de plicht om haar keuze in het openbaar te publiceren en daarbij te
motiverenhoe zij tot die vaststelling is gekomen.
4.16.
In dit geval ontbreken voornoemde selectiecriteria, althans de Gemeente heeft geen inzicht gegeven in de door haar gehanteerde criteria en een en ander ook niet voldoende gemotiveerd in haar publicatie. In de publicatie worden de selectiecriteria niet genoemd. Enige criterium dat de Gemeente nu noemt is dat zij de percelen van [naam eigenaar] wil hebben omdat die uit haar uitgebreide locatieonderzoek als de meest geschikte locatie is gekomen. Zij zou verschillende gebieden op het oog hebben gehad, een longlist en een shortlist hebben gemaakt en ook verschillende partijen in die gebieden hebben benaderd, maar die wilden geen grond verkopen aan de Gemeente of stelden voorwaarden waaraan de Gemeente niet kon voldoen. Welke gronden en personen dat zijn en welke voorwaarden die eigenaren tegenover de Gemeente hebben gesteld is verder niet onderbouwd door de Gemeente. Zo is bijvoorbeeld überhaupt niet duidelijk geworden of het aanbod van de Gemeente aan [naam eigenaar] (de ruil), ook aan de andere gegadigden is gedaan. Zo niet, dan kan de Gemeente niet stellen dat sprake is geweest van gelijke kansen. De Gemeente heeft de inhoud van het locatieonderzoek ook niet overgelegd, terwijl de inhoud daarvan van wezenlijk belang is. Die resultaten hebben [naam eigenaar] kennelijk als de
enigegegadigde aangewezen. Nu niet duidelijk is
watde selectiecriteria waren kan vooralsnog worden aangenomen dat [naam eigenaar] een serieuze gegadigde is, maar niet dat het ook de
enigeis.
4.17.
De conclusie van het voorgaande is dan ook dat aannemelijk is geworden dat de Gemeente in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel.
Overige argumenten [eisers sub 1 t/m 3] en [eiser sub 4]
4.18.
Nu het beroep van [eisers sub 1 t/m 3] en [eiser sub 4] op het gelijkheidsbeginsel slaagt, blijven de andere door hen aangevoerde argumenten zoals het evenredigheidsbeginsel en de artikelen 3:2 en 3:4 van de Algemeen wet bestuursrecht onbesproken.
Belangenafweging
4.19.
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Het algemene belang dat private partijen ervan uit mogen gaan dat een overheidslichaam bij de verkoop van onroerende zaken gelijke kansen biedt aan partijen om mee te dingen en daarbij transparantie biedt over de verkoopprocedure, weegt zwaarder dan het belang van de Gemeente om met verkoop van haar percelen, de percelen van [naam eigenaar] binnen korte tijd te kunnen verwerven. Met deze beslissing wordt bereikt dat de Gemeente alsnog inzicht geeft in haar voornemen. De voorzieningenrechter begrijpt de vrees van het moskeegenootschap voor vertraging van de realisatie van een islamitische begraafplaats, maar het is aan de Gemeente om voldoende transparantie te bieden.
De vorderingen nader bekeken
4.20.
Wat het voorgaande betekent voor de door [eisers sub 1 t/m 3] en [eiser sub 4] geformuleerde vorderingen wordt hierna toegelicht.
4.21.
De primaire vordering van [eiser sub 4] om de Gemeente te verbieden uitvoering te geven aan haar voornemen om haar gronden te ruilen met die van [naam eigenaar] zal worden toegewezen. [eiser sub 4] vordert daarnaast ook dat voor zover de Gemeente alsnog voornemens is om haar percelen te verkopen, zij wordt geboden om alsnog mededingingsruimte te bieden, zodat ook hij kan meedingen naar de gronden. Ook deze vordering zal worden toegewezen. Omdat de primaire vorderingen worden toegewezen komt de voorzieningenrechter niet toe aan de door [eiser sub 4] geformuleerde subsidiaire vorderingen.
4.22.
De primaire vordering van [eisers sub 1 t/m 3] om de Gemeente te verbieden uitvoering te geven aan haar voornemen tot verkoop van de door ruil verworven percelen aan het moskeegenootschap zal worden afgewezen. De uitvoering van deze tweede transactie hangt immers samen met de uitvoering van de eerste transactie die door de toegewezen vordering van [eiser sub 4] is verboden. Om dezelfde reden worden ook de subsidiaire vordering van [eisers sub 1 t/m 3] om de publicatie in te trekken en nieuwe publicatie te plaatsen over het voornemen met betrekking tot de [percelen naam eigenaar] afgewezen. Als meer subsidiair heeft [eisers sub 1 t/m 3] gevorderd dat de voorzieningenrechter zodanige maatregel treft die op zijn plaats wordt geacht. De voorzieningenrechter acht het in dit geval geraden de Gemeente te gebieden haar publicatie van 17 juli 2023 in te trekken en in het geval de Gemeente alsnog voornemens is haar percelen te verkopen zonder een openbare selectieprocedure te doorlopen, dat zij een nieuwe publicatie moet doen die voldoet aan de daaraan te stellen motiverings- en rechtsbeschermingsvereisten.
Dwangsom
4.23.
Nu de Gemeente nadrukkelijk heeft verklaard dat zij het vonnis van de voorzieningenrechter zal nakomen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de gevorderde dwangsom toe te wijzen.
Proceskosten
4.24.
De Gemeente is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisers sub 1 t/m 3] en [eiser sub 4] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
106,73
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal
1.499,73
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente zal op de in de beslissing te noemen manier worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in het incident
5.1.
laat het moskeegenootschap toe als gevoegde partij aan de zijde van de Gemeente,
5.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
ten aanzien van [eiser sub 4]
5.3.
verbiedt de Gemeente om uitvoering te geven aan het voornemen tot vervreemding van de percelen, zoals vermeld in de publicatie van 17 juli 2023, kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummers [gemeentepercelen] , door deze tegen andere percelen te ruilen met het [naam eigenaar] c.q. uitvoering te geven aan terzake al gesloten overeenkomst en,
5.4.
gebiedt de Gemeente voor zover de Gemeente alsnog voornemens is om de percelen kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummers [gemeentepercelen] te verkopen, om alsnog mededingingsruimte te bieden, zodat ook [eiser sub 4] kan meedingen,
ten aanzien van [eisers sub 1 t/m 3],
5.5.
gebiedt de Gemeente de publicatie van 17 juli 2023 in te trekken en, voor zover de Gemeente na intrekking van de publicatie van 17 juli 2023 alsnog voornemens is de percelen, kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummers [gemeentepercelen] te verkopen aan één serieuze gegadigde, de Gemeente een nieuwe publicatie moet doen die voldoet aan de daaraan te stellen motiverings-en rechtsbeschermingsvereisten,
ten aanzien van [eisers sub 1 t/m 3] en [eiser sub 4],
5.6.
veroordeelt de Gemeente in de proceskosten, aan de zijde van [eisers sub 1 t/m 3] en [eiser sub 4] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.499,73,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Praamstra en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2023.
AS/4879

Voetnoten

1.Hoge Raad 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778.
2.Hoge Raad 11 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2534.