ECLI:NL:RBMNE:2023:6042

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
UTR 23/3196 en UTR 23/3197
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een tijdelijk huisverbod door de burgemeester en de beoordeling van de voorzieningenrechter

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juli 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een tijdelijk huisverbod dat aan eiser was opgelegd door de burgemeester van de gemeente Utrecht. Eiser had op 24 juli 2023 een huisverbod gekregen voor de duur van 10 dagen, wat hij aanvecht. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld in aanwezigheid van eiser, de gemachtigde van de burgemeester en derde partijen, waaronder familieleden van eiser.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester het huisverbod terecht heeft opgelegd, omdat er sprake was van een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van de betrokkenen. Eiser had zich in het verleden bedreigend en gewelddadig gedragen tegenover zijn moeder, wat leidde tot de conclusie dat de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de achterblijvers, waaronder meerderjarige zussen van eiser, zwaarder laten wegen dan het belang van eiser zelf.

De voorzieningenrechter heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Eiser mag tot 3 augustus 2023 niet naar de woning terugkeren en heeft geen recht op schadevergoeding voor de hotelkosten die hij heeft gemaakt als gevolg van het huisverbod. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/3196 en UTR 23/3197
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 juli 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de burgemeester van de gemeente Utrecht, de burgemeester

(gemachtigde: mr. L.A. Sluiter).
Als derde partij hebben deelgenomen: [moeder] (moeder), [zus] (zus) en [vader] (vader).

Inleiding

1. Aan eiser is bij besluit van 24 juli 2023 een tijdelijk huisverbod opgelegd voor de duur van 10 dagen. Eiser heeft tegen dit besluiten beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek en het beroep van eiser tegen de tijdelijke huisverboden die aan hem zijn opgelegd. Het huisverbod geldt voor de woning op het adres [adres] in [plaats] .
3. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiser daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
4. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de burgemeester. Derde-partijen waren ook aanwezig. Verder was aanwezig [A] , werkzaam bij Veilig Thuis.
5. Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter meteen mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

6. De burgemeester kan aan een persoon een huisverbod opleggen als uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of als op grond van feiten en omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. [1]
7. Artikel 2 van het Besluit tijdelijk huisverbod bepaalt dat de burgemeester bij de afweging of een huisverbod wordt opgelegd uitsluitend let op feiten en omstandigheden die in de in de bijlage bij het Besluit zijn opgenomen. De burgemeester laat zich verder adviseren door deskundigen die, voor hun oordeel of bij (mogelijk) huiselijk geweld een huisverbod moet worden opgelegd, het Risico-taxatie instrument Huiselijk Geweld (RiHG) invullen.
8. Het opleggen van een huisverbod is ingrijpend en de toepassing ervan heeft zeer grote gevolgen voor het privéleven van alle betrokkenen. De bevoegdheid om zo’n huisverbod op te leggen, is daarom beperkt tot situaties waarin voldoende grond aanwezig is om aan te nemen, of ernstig te vermoeden, dat zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen voordoet. Als dat het geval is, moet de burgemeester zorgvuldig overwegen of het gebruik van de bevoegdheid nodig is. De rechter beoordeelt of de aangevoerde omstandigheden zo ernstig zijn, dat in het voorliggende geval een bevoegdheid tot opleggen van een huisverbod bestond. Als dat het geval is, wordt de afweging van de burgemeester om vervolgens van die bevoegdheid gebruik te maken door de bestuursrechter terughoudend getoetst. Dit volgt uit vaste rechtspraak. [2]
9. Eiser is van mening dat er geen sprake is van gevaar voor de veiligheid van personen. Hij stelt dat niet hij maar zijn moeder aanleiding voor de problemen is en dat de burgemeester zich ten onrechte alleen op de verklaringen van zijn moeder baseert. Hij beschikt niet over een andere verblijfplaats en werkt vier dagen per week vanuit de woning.
Zorgvuldigheid
10. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester het besluit voldoende zorgvuldig heeft voorbereid. Uit het verslag over de situatie ter plaatse en het RiHG blijkt dat zowel eiser als zijn moeder zijn gehoord. De burgemeester heeft die informatie gebruikt bij het opleggen van het huisverbod en de belangenafweging.
Ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen
11. Gelet op de aard van een huisverbod, dat altijd in spoedeisende situaties wordt opgelegd, is niet vereist dat de juistheid van de feiten en omstandigheden die aan het huisverbod ten grondslag zijn gelegd onomstotelijk vaststaat. Voldoende is dat aannemelijk is dat die feiten en omstandigheden zich hebben voorgedaan en een ernstig en onmiddellijk gevaar, dan wel een ernstig vermoeden van een dergelijk gevaar, voor de in het besluit genoemde personen opleveren.
12. De voorzieningenrechter leidt uit het proces-verbaal verbaal van bevindingen van de politie van 24 juli 2023 en uit wat partijen op zitting hebben gezegd, het volgende af. Eiser zegt lelijke dingen tegen zijn moeder, maar moeder ook tegen hem waardoor de spanning tussen hen en in huis oploopt. Dit gaat van kwaad tot erger en leidt ertoe dat eiser zegt dat moeder er niet meer hoeft te zijn. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat eiser zijn moeder tijdens een ruzie dood wenst en dat hij fysiek een dreigende houding aanneemt door zijn vuist te ballen en dreigt haar in het gezicht te stompen. Eiser heeft haar nooit daadwerkelijk geslagen, maar haar wel rode plekken bezorgd door haar te stevig vast te pakken. De moeder omschrijft eisers gedrag als terroriseren en noemt als voorbeelden duwen, spugen en uitschelden van haar en haar dochter. Dat heeft het effect dat moeder zich bedreigt en niet veilig voelt. Veilig Thuis heeft kortgeleden afspraken gemaakt om in de woning zo goed mogelijk samen te leven, maar eiser komt die afspraken niet na. Zo loopt hij in strijd met die afspraken zonder toestemming de slaapkamer van zijn moeder en zus binnen. Uit het RiGH blijkt dat eiser heeft verklaard dat hij zijn moeder verbaal kan bedreigen als hij boos is. Volgens het RiGH is er een sterk signaal voor bedreiging en een matig sterk signaal voor psychisch geweld en intimidatie. Eiser verklaart op de zitting dat hij zich thuis ook niet veilig voelt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de problemen in de woning zo groot zijn dat voorkomen moet worden dat de situatie escaleert en dat de ruzies niet beperkt blijven tot verbaal geweld. Daarmee doet zich de situatie voor dat er sprake is van een vermoeden van een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen. Daaronder valt ook verbaal en psychisch geweld en intimiderend gedrag. Daarmee is voldaan aan de voorwaarden om het huisrecht te kunnen beperken.
Heeft de burgemeester in redelijkheid het huisverbod kunnen geven?
13. De burgemeester heeft na afweging van alle belangen in redelijkheid ook van zijn bevoegdheid gebruik kunnen maken om het huisverbod aan eiser op te leggen. Daarvoor heeft hij zich kunnen baseren op de analyse van de situatie zoals beschreven in het RiHG. De burgemeester heeft zijn belangenafweging voldoende gemotiveerd in zijn besluit.
Belang achterblijvers zwaarder mogen laten wegen dat belang van eiser.
14. Het doel van een tijdelijk huisverbod is om in een gegeven noodsituatie escalatie te voorkomen en hulp te bieden, zodat het gevaar vermindert of verdwijnt. In de woning wonen ook nog drie (meerderjarige) zussen, waarvan [zus] net 18 jaar is. Dat belang heeft de burgemeester zwaarder mogen wegen dan het belang van eiser. Thuiswerken kan eiser ook op een andere (verblijf)plek dan in de woning, zoals op kantoor.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het opgelegde huisverbod in stand blijft tot 3 augustus 2023 om 18.53 uur. Dit betekent dat eiser tot dat moment niet naar de woning mag en geen contact mag opnemen met zijn moeder en de andere gezinsleden. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
16. Eiser heeft ook verzocht om de burgemeester te veroordelen tot vergoeding van de hotelkosten die hij door het huisverbod heeft gemaakt. Dit schadevergoedingsverzoek wijst de voorzieningenrechter af omdat het huisverbod terecht is opgelegd.
17. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2023 door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier.
De griffier is verhinderd
Deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth).
2.De voorzieningenrechter wijst als voorbeeld van die vaste rechtspraak naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:309.