ECLI:NL:RBMNE:2023:6033

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
UTR 22/4720
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting; onbevoegd genomen besluit; rechtsgevolgen blijven in stand

In deze zaak heeft eiser, Y. El Guebli, beroep ingesteld tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die door de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort was opgelegd. De naheffingsaanslag, gedateerd op 14 september 2021, bedroeg € 68,15. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank had eerder, op 12 augustus 2022, het beroep van eiser gegrond verklaard en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen. Verweerder heeft vervolgens op 20 september 2022 het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard, maar de naheffingsaanslag ingetrokken.

Tijdens de zitting op 6 juli 2023 werd besproken of eiser nog procesbelang had, nu de naheffingsaanslag was ingetrokken. Eiser stelde dat hij vergoeding van zijn kosten in bezwaar wenste. De rechtbank oordeelde dat eiser voldoende belang had bij de procedure. De rechtbank constateerde dat eiser op 9 juli 2021 een auto had geparkeerd zonder de verschuldigde parkeerbelasting te hebben voldaan. Eiser betwistte de rechtmatigheid van de naheffingsaanslag en stelde dat de beslissing op bezwaar onbevoegd was genomen. Verweerder erkende dit, maar bekrachtigde de beslissing op bezwaar.

De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de naheffingsaanslag niet was gedaan vanwege een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid, en dat er geen proceskostenvergoeding verschuldigd was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing op bezwaar, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Verweerder werd veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 209,25. De uitspraak werd gedaan door mr. J.H. Lange op 9 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4720

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2023 in de zaak tussen

Y. El Guebli, te Nijkerk, eiser,

(gemachtigde: F.R. Eggink)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort, verweerder

(gemachtigde: F. Darar).

Procesverloop

Verweerder heeft op 14 september 2021 aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 68,15 (kosten parkeerbelasting: € 2,85, kosten van de aanslag (€ 65,30).
Bij beslissing op bezwaar van 22 februari 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak op bezwaar heeft eiser beroep ingesteld. De rechtbank heeft bij uitspraak van 12 augustus 2022 met kenmerk UTR 22/1482 het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen.
Bij uitspraak op bezwaar van 20 september 2022 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiser wederom ongegrond verklaard en heeft verweerder de naheffingsaanslag parkeerbelasting ingetrokken.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de digitale zitting van 6 juli 2023. De gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder hebben deelgenomen aan de zitting.

Overwegingen

Procesbelang
1. Ter zitting is gesproken over de vraag wat het procesbelang van eiser is nu verweerder de naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft ingetrokken. Eiser heeft toegelicht vergoeding van zijn kosten in bezwaar te willen. De rechtbank is van oordeel dat hij daarmee een voldoende belang bij het voeren van deze procedure heeft gesteld.

Inhoudelijke geschil

2. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser op 9 juli 2021 om 14:55 uur een auto met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) heeft geparkeerd op een parkeerplaats aan de [straat] in Amersfoort waar betaald parkeren van toepassing is, zonder dat op dat tijdstip de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan.
3. Tussen partijen is wel in geschil of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd.
Beoordeling van het geschil
Bevoegdheid
4. Eiser stelt dat de beslissing op bezwaar onbevoegd is genomen. Verweerder erkent dat het besluit onbevoegd is genomen, maar heeft in het kader van deze beroepsprocedure bij brief van 18 november 2022 de onbevoegd genomen beslissing op bezwaar bekrachtigd. Deze grond treft dan ook doel.
Proceskostenvergoeding in bezwaar
5. Eiser stelt verder dat er voor de bezwaarfase een proceskostenvergoeding moet worden toegekend, omdat er sprake is van een onrechtmatigheid aan de zijde van verweerder. Volgens eiser was de verschuldigde parkeerbelasting voldaan. Ter onderbouwing geeft eiser aan dat hij om 14:28 uur opnieuw een geldig parkeerrecht (parkeerkaart) heeft gekocht en daarmee aan de verschuldigde belasting heeft voldaan. In de auto lag dus niet alleen het kaartje dat de controleur heeft gezien waarvan de geldigheidsduur verstreken was, maar ook een tweede kaartje dat nog geldig was.
6. Verweerder is het hier niet mee eens. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat het bestreden besluit niet is herroepen (ingetrokken) vanwege een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid, maar dat de intrekking slechts coulance halve is verricht. Er is daarom niet voldaan aan het gestelde in artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zodat geen proceskostenvergoeding in bezwaar verschuldigd is.
7. Verweerder heeft verder op de zitting toegelicht dat er ten tijde van de controle geen geldig parkeerrecht was. De parkeerkaart die de parkeercontroleur aan parkeerrecht had aangetroffen, was verlopen. Er is anders dan eiser stelt geen tweede parkeerkaart in de auto aangetroffen. Op de door de parkeercontroleur gemaakte foto’s is ook geen tweede kaartje te zien.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
9. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kosten in bezwaar uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
10. Uit de verklaring van de controleur in het door verweerder overgelegde proces-verbaal blijkt dat er door hem slechts één parkeerkaart in de auto is aangetroffen, waarvoor de geldigheidsduur al verstreken was. Dit blijkt ook uit de in het proces-verbaal opgenomen foto’s. Op een van deze foto’s is één parkeerkaart waarneembaar waarop als eindtijd staat 14:14 uur. Verder zijn er geen andere parkeerkaarten waarneembaar. Anders dan eiser meent, zijn deze foto’s duidelijk genoeg. Dit proces-verbaal is onder ambtseed opgemaakt zodat verweerder daar in beginsel ook vanuit mag gaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de aanleiding voor de intrekking van de naheffingsaanslag door verweerder niet is een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. De beroepsgrond slaagt niet.
Hoorplicht
11. Eiser stelt verweerder hem had moeten horen op grond van artikel 7:2 van de Awb, omdat er in bezwaar een geschil bestond over de proceskostenvergoeding. De rechtbank volgt het standpunt van eiser niet. Verweerder komt namelijk geheel tegemoet aan het bezwaar van eiser door de naheffingsaanslag in te trekken. Op grond van artikel 7:3, onder e, van de Awb kan van het horen worden afgezien indien aan het bezwaar volledig wordt tegemoet gekomen. Gelet hierop was verweerder niet gehouden om eiser te horen over de proceskostenvergoeding. [1] De beroepsgrond slaagt niet.
Overweging ten overvloede
12. Eiser heeft in zijn beroepsschrift ook gronden opgenomen met betrekking tot het dwangsombesluit vanwege het niet tijdig beslissen in bezwaar. In de beroepsfase hebben eiser en verweerder hierover overeenstemming bereikt. De rechtbank wijst er voor de volledigheid op dat het dwangsombesluit een apart besluit is, zodat de gronden van eiser hierover buiten de omvang van dit geding vallen. Eiser had hier apart bezwaar en beroep voor moeten instellen.
Conclusie en bijkomende beslissingen
13. De rechtbank zal het beroep vanwege hetgeen in punt 4 is overwogen ten aanzien van het feit dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen, gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar vernietigen. De rechtbank ziet echter gezien het feit dat het bestreden besluit inmiddels in bekrachtigd aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
14. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser betalen.
15. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser in beroep. De kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 209,25 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,25). Daarbij is de rechtbank voor de beroepsfase in afwijking van het Besluit proceskosten bestuursrecht uitgegaan van een waarde per punt van € 837,-, in lijn met de rechtspraak van de Hoge Raad.‬‬ De rechtbank hanteert in lijn met haar vaste uitgangspunten een wegingsfactor van 0,25, omdat deze zaak een naheffingsaanslag parkeerbelasting betreft en bovendien het slagen van het beroep alleen betrekking heeft op een geschil dat is beperkt tot proceskosten. [2]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de beslissing op bezwaar (het bestreden besluit);
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 209,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van A. Kasi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 november 2023.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 25 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1619
2.Zie de uitspraak van 4 september 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4481.