In deze zaak heeft eiser, Y. El Guebli, beroep ingesteld tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die door de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort was opgelegd. De naheffingsaanslag, gedateerd op 14 september 2021, bedroeg € 68,15. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank had eerder, op 12 augustus 2022, het beroep van eiser gegrond verklaard en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen. Verweerder heeft vervolgens op 20 september 2022 het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard, maar de naheffingsaanslag ingetrokken.
Tijdens de zitting op 6 juli 2023 werd besproken of eiser nog procesbelang had, nu de naheffingsaanslag was ingetrokken. Eiser stelde dat hij vergoeding van zijn kosten in bezwaar wenste. De rechtbank oordeelde dat eiser voldoende belang had bij de procedure. De rechtbank constateerde dat eiser op 9 juli 2021 een auto had geparkeerd zonder de verschuldigde parkeerbelasting te hebben voldaan. Eiser betwistte de rechtmatigheid van de naheffingsaanslag en stelde dat de beslissing op bezwaar onbevoegd was genomen. Verweerder erkende dit, maar bekrachtigde de beslissing op bezwaar.
De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de naheffingsaanslag niet was gedaan vanwege een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid, en dat er geen proceskostenvergoeding verschuldigd was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing op bezwaar, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Verweerder werd veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 209,25. De uitspraak werd gedaan door mr. J.H. Lange op 9 november 2023.