ECLI:NL:RBMNE:2023:5875

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
UTR 23/3782
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving zeiljacht in passantenhaven

Op 7 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een inwoner van [plaats], een handhavingsverzoek had ingediend tegen een zeiljacht dat in de passantenhaven lag. Verzoeker stelde dat het zeiljacht in strijd met het bestemmingsplan langer dan 3 x 24 uur in de haven lag. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente] had het verzoek om handhaving afgewezen, onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de eigenaar van het zeiljacht, belanghebbende B. van Dolen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter behandelde het verzoek op 24 oktober 2023, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl belanghebbende niet verscheen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college nog niet had beslist op de bezwaren van verzoeker en dat het daarom niet mogelijk was om een voorlopig rechtmatigheidsoordeel te geven. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker, het college en belanghebbende en concludeert dat het belang van verzoeker op dit moment minder zwaar weegt dan dat van belanghebbende. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, met de opmerking dat verzoeker overlast kan melden bij de burgemeester. De voorzieningenrechter benadrukte dat het college actie moet ondernemen om tot een oplossing te komen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3782
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 november 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J.H.D. Elings),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente](het college), verweerder
(gemachtigde: mr. A. den Braven).

Als derde-partij neemt aan de zaken deel: B. van Dolen (belanghebbende).

Inleiding

Verzoeker heeft op 15 september 2022 het college verzocht om handhavend op te treden tegen een zeilboot die aan de steiger in de passantenhaven van [plaats] ligt. Volgens verzoeker is sprake van een overtreding, omdat de zeilboot – in strijd met het bestemmingsplan [Bestemmingsplan] - langer dan 3 x 24 uur aaneengesloten in de passantenhaven ligt. Verzoeker woont aan de [adres] in [woonplaats] en kijkt uit op de passantenhaven. De zeilboot is van belanghebbende.
Het college heeft op 20 oktober 2022 besloten het verzoek om handhavend op te treden af te wijzen. Het college heeft daarbij overwogen dat vanwege de persoonlijke omstandigheden van belanghebbende handhavend optreden niet juist is tot in ieder geval 1 april 2023, het moment dat het vaarseizoen van de pleziervaart weer begint. Daarbij heeft het college vermeld dat hij in maart 2023 de situatie opnieuw zal bezien. Verzoeker heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Het college heeft met het besluit van 16 januari 2023 het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Verzoeker heeft daartegen bij deze rechtbank beroep ingediend en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Met de uitspraak van 9 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek afgewezen en het beroep ongegrond verklaard. [1] Verzoeker heeft tegen de uitspraak hoger beroep ingediend. De zaak is nog niet in hoger beroep behandeld.
Op 2 mei 2023 heeft het college belanghebbende een last onder bestuursdwang opgelegd. De last houdt in dat belanghebbende voor 8 mei 2023 de zeilboot uit de passantenhaven dient te verwijderen en verwijderd te houden. Als de zeilboot na 8 mei 2023 nog daar ligt, zal het college de zeilboot laten verwijderen en elders opslaan.
Op 5 mei 2023 is geconstateerd dat belanghebbende met zijn zeilboot is vertrokken. Het college heeft het verzoek van verzoeker om handhavend op te treden van 15 september 2022 met het besluit van 5 mei 2023 afgewezen, omdat geen sprake meer is van een strijdige situatie.
Op 14 juni 2023 heeft verzoeker het college verzocht bestuursdwang toe te passen conform de opgelegde last onder bestuursdwang van 2 mei 2023.
Op 13 juli 2023 heeft verzoeker het college in gebreke gesteld omdat het college geen besluit heeft genomen op zijn verzoek uitvoering te geven aan de last onder bestuursdwang van 2 mei 2023.
Met het besluit van 18 juli 2023, gericht aan belanghebbende, heeft het college zijn besluit van 2 mei 2023 gewijzigd in die zin dat het verwijderd blijven met het jachtje uit de passantenhaven geen onderdeel meer is van de last.
Met het besluit van 18 juli 2023 gericht aan verzoeker heeft het college onder verwijzing naar het gewijzigde besluit het verzoek om effectuering van de last onder bestuursdwang afgewezen.
Verzoeker heeft tegen beide besluiten van 18 juli 2023 bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van mr. C.F.E. Niks.
Belanghebbende is niet verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Het verzoek
1. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om de besluiten van 18 juli 2023 te schorsen en het college aan te zeggen bestuursdwang toe te passen om de overtreding te beëindigen. Verzoeker vindt dat hij spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek, omdat hij al geruime tijd veel (geluids)overlast van belanghebbende heeft en dit ervaart als een ernstige inbreuk op zijn woongenot. Verzoeker wil een principiële uitspraak van de voorzieningenrechter, zodat hij met deze uitspraak– ook in de toekomst – handhaving bij het college kan afdwingen.
Geen rechtmatigheidsoordeel ten aanzien van de besluiten van 18 juli 2023
2. De voorlopige voorziening is verzocht tijdens de bezwaarfase. Het college zal naar aanleiding van de door verzoeker ingediende bezwaargronden moeten beslissen of de besluiten van 18 juli 2023 in stand kunnen blijven. Die besluiten op de bezwaren heeft het college nog niet genomen. Bovendien voert verzoeker voor het eerst in bezwaar aan dat het besluit van 2 mei 2023 niet een ambtshalve genomen handhavingsbesluit is, maar een besluit dat is genomen naar aanleiding van het handhavingsverzoek van verzoeker van 15 september 2022 en daarom moet worden aangemerkt als wijziging [2] van eerdere besluit(en) die op dat handhavingsverzoek zijn genomen. Ook voert verzoeker voor het eerst in bezwaar aan dat ook om andere redenen dan het langer dan 3x 24 uur aaneengesloten afmeren in de passantenhaven sprake is van een overtreding. Bovendien is een principiële uitspraak en die dus ook verder reikt, zoals verzoeker wenst, in deze fase niet mogelijk. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het eerst aan het college is om in te gaan op de bezwaargronden en over te gaan tot een volledige heroverweging van de besluiten van 18 juli 2023. De voorzieningenrechter zal in deze uitspraak daarom niet vooruitlopen op de beoordeling van de bezwaargronden door een voorlopig rechtmatigheidsoordeel te geven over de bestreden besluiten. Wel kijkt de voorzieningenrechter of de bestreden besluiten niet evident onrechtmatig zijn. Dat houdt in dat in één oogopslag duidelijk is dat de bestreden besluiten niet in stand kunnen blijven in bezwaar. Dat is hier niet aan de orde. Omdat de voorzieningenrechter in deze fase niet toekomt aan een volledig rechtmatigheidsoordeel over de bestreden besluiten, beperkt zij zich nu tot een belangenafweging.
Belangenafweging
3. De gemachtigde van het college heeft op de zitting toegelicht dat naar verwachting op 14 november 2023 de hoorzitting plaatsvindt en dat vermoedelijk twee weken later de adviescommissie haar advies aan het college zal uitbrengen en dat binnen enkele dagen daarna het college zijn besluiten op het bezwaar neemt. Dat betekent dat waarschijnlijk omstreeks de eerste week van december 2023 besloten zal zijn op de bezwaargronden van verzoeker. De voorzieningenrechter moet daarom de belangen afwegen bij het treffen van een voorlopige voorziening tot ongeveer de eerste week van december 2023.
4. Op de zitting heeft verzoeker zijn belangen toegelicht. Verzoekers belang is dat hij niet langer in zijn woongenot wordt gestoord door de door hem ervaren overlast die belanghebbende door zijn aanwezigheid met zijn zeilboot in de passantenhaven veroorzaakt. Verzoeker wenst te bereiken dat belanghebbende met zijn bootje wegvaart en helemaal niet meer terugkeert in de passantenhaven. Belanghebbende ligt met zijn bootje geruime tijd achtereen en dus veel langer dan de toegestane 3 x 24 uur in de passantenhaven. Verzoeker heeft er belang bij dat nu concreet wordt opgetreden. Het college kan het vertrek van belanghebbende uit de passantenhaven concreet bewerkstelligen met de last onder bestuursdwang met een begunstigingstermijn van enkele dagen. Verzoeker wil een blijvende oplossing, zodat hij niet steeds opnieuw een verzoek om handhaving moet indienen.
5. Op de zitting heeft gemachtigde van het college toegelicht dat vanwege capaciteitsgebrek binnen de gemeente en noodzakelijke prioriteitstelling weinig tot geen controlerapporten zijn opgesteld. Wel stelt het college ten doel dat belanghebbende uit de passantenhaven vertrekt en naar een andere locatie gaat. De burgemeester is ook van de situatie op de hoogte. Voor het college speelt het belang dat belanghebbende ergens moet kunnen verblijven. Gemachtigde heeft desgevraagd erkend dat niet in andere plaatsen binnen de gemeente is gekeken naar een geschikte aanmeerlocatie voor de zeilboot.
6. Voor de voorzieningenrechter zijn de belangen van verzoeker en het college, maar ook van belanghebbende, voldoende duidelijk. Nu het college de beslissingen op bezwaar binnen enkele weken zal nemen, vindt de voorzieningenrechter dat het belang van verzoeker tot die tijd minder zwaar is dan het belang van belanghebbende. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. De voorzieningenrechter merkt hierbij wel op dat indien sprake is van overlast van belanghebbende verzoeker de overlastproblemen kan melden bij de burgemeester. Zoals besproken op de zitting biedt de APV van de gemeente Vijfheerenlanden grondslag om in te grijpen tegen overlast.
7. De voorzieningenrechter merkt tot slot op dat zij op de zitting de gemachtigde van het college heeft meegegeven dat het nu op de weg van het college ligt om niet langer een afwachtende houding aan te nemen, maar concrete stappen te ondernemen om tot een oplossing te komen. Dit betekent onder meer dat het van belang is dat gemeentelijke toezichthouders vaker de situatie ter plaatse beoordelen en constateringsrapporten opstellen. Ook is op de zitting geconstateerd dat nog niet actief is gezocht naar een alternatieve locatie in alle andere plaatsen die binnen de gemeente [gemeente] vallen en dat dit alsnog op korte termijn moet worden onderzocht.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 november 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak is geen verzet of hoger beroep mogelijk

Voetnoten

2.Artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht.