Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 januari 2023 met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte vermindering van eis met producties, ontvangen op 14 juli 2023.
2.De feiten
Op 9 augustus 2021 heeft [eiseres] hiervoor de factuur met een factuurbedrag van € 2.096,31 naar [gedaagde] gestuurd en gevraagd dit bedrag vóór 19 augustus 2021 te betalen.
3.Het geschil
- [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 1.114,79, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 31 januari 2023 tot de dag der algehele voldoening;
- [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en de wettelijke handelsrente daarover;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
[gedaagde] heeft [eiseres] toepassing gegeven aan artikel 6:44 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
4.De beoordeling
Bij ontvangst van deze deelbetalingen heeft [eiseres] ervoor gekozen om toepassing te gegeven aan artikel 6:44 lid 1 BW, waardoor volgens [eiseres] nog een bedrag van € 1.149,79 van het factuurbedrag resteert; de buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw, de tot en met 14 juli 2023 vervallen rente en een deel van het factuurbedrag zijn volgens [eiseres] met voormelde deelbetalingen betaald.
is [gedaagde] weliswaar niet opgekomen, maar [eiseres] kan niet helemaal daarin gevolgd worden. Daartoe is het volgende redengevend. [eiseres] heeft een bedrag van € 66,03 aan btw over de buitengerechtelijke incassokosten in haar berekeningen betrokken. De gevorderde btw is niet verschuldigd, omdat [eiseres] niet heeft gesteld geen ondernemer te zijn in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht te hebben. De gevorderde btw is daarom niet door [gedaagde] verschuldigd. Dit betekent dat de juiste berekening de volgende is:
- factuurbedrag € 2.096,31
- tot en met 14 juli 2023 vervallen rente € 363,00
- buitengerechtelijke incassokosten
€ 1.725,00
[gedaagde] wordt dan ook veroordeeld om het bedrag van € 1.048,76 aan [eiseres] te betalen.
[gedaagde] in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten worden dan ook toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
[gedaagde] kan dus niet wachten met het voldoen aan het vonnis in de periode dat tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als zij hoger beroep heeft ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist.
5.De beslissing
- € 116,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot aan de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot aan de voldoening;
23 augustus 2023.