ECLI:NL:RBMNE:2023:5766

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
UTR 23/1043
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van de uitspraak inzake de Wajong-uitkering van eiser met betrekking tot arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. Y.G.H. van der Poel, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. E.F. de Roy van Zuydewijn. Eiser, geboren in 2002, heeft op 3 september 2021 een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, welke door het Uwv op 7 december 2021 werd afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd op 31 januari 2023 ongegrond verklaard, waarna hij beroep heeft ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 augustus 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar het Uwv zich schriftelijk had afgemeld. De kern van het geschil betreft de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd eiser een Wajong-uitkering toe te kennen, met de stelling van eiser dat hij op de aanvraagdatum duurzaam geen arbeidsvermogen had. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv voldoende heeft onderbouwd dat eiser in de toekomst arbeidsmogelijkheden kan ontwikkelen, ondanks zijn beperkingen als gevolg van een autismestoornis en andere problematiek.

De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft geweigerd eiser een Wajong-uitkering toe te kennen, omdat er geen sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. Eiser krijgt geen gelijk en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 23/1043 Rectificatie, bladzijde 1 en 6

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. Y.G.H. van der Poel)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Procesverloop

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 2002 en is op [geboortedatum] 2020 18 jaar geworden.
2. Eiser heeft op 3 september 2021 een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend bij het Uwv. Met het besluit van 7 december 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiser laten weten dat hij geen Wajong-uitkering [1] krijgt. Volgens het Uwv heeft eiser nu geen arbeidsvermogen, omdat hij niet beschikt over basale werknemersvaardigheden, maar verwacht wordt dat hij in de toekomst misschien weer kan werken.
3. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Met de beslissing op bezwaar van 31 januari 2023 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
4. Het beroep van eiser is behandeld op de zitting van 7 augustus 2023. Eiser en zijn gemachtigde waren bij de zitting aanwezig. Verder waren ook de zus van eiser, [zus] en de begeleider van eiser, [begeleider] , aanwezig. Het Uwv heeft zich schriftelijk voor de zitting afgemeld.

Overwegingen

Samenvatting
5. Het gaat in deze zaak om de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd eiser een Wajong-uitkering toe te kennen met ingang 3 september 2021. Volgens eiser beschikte hij op
3 september 2021 (de dag waarop de aanvraag voor een Wajong-uitkering is ontvangen) duurzaam niet over arbeidsvermogen en had hij om die reden als jonggehandicapte moeten worden aangemerkt. Het Uwv stelt dat eiser nu geen arbeidsvermogen heeft, maar dat de verwachting is dat eiser dit in de toekomst nog wel kan ontwikkelen. De rechtbank volgt het standpunt van het Uwv en komt tot het oordeel dat het Uwv eiser terecht niet als jonggehandicapte heeft aangemerkt. Zij legt dat hierna uit.
Inleiding
6. Bij de beoordeling van dit beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
6.1.
Eiser is gediagnosticeerd met een autismestoornis, PDD-Nos. Aanvankelijk is ook een licht verstandelijke beperking (TIQ 76) vastgesteld. Uit een onderzoek van Emerhese van 28 juni 2021 is een score met een hoger niveau gemeten (TIQ 95). Verder is eiser bekend met agressieregulatie problematiek. Eiser heeft een afgeronde opleiding vmbo-bbl Lwoo. Eiser heeft geen diploma, wel twee certificaten kantoor en magazijn. Hij heeft via Learn to Work bij de [winkel] gewerkt van 13 oktober 2020 tot 8 maart 2021, maar dat hield hij niet vol. Eiser heeft geprobeerd van januari 2021 tot maart 2021 een MBO-entree-opleiding te volgen. Ook dit hield eiser niet vol. Volgens de specialist Studieloopbaanadvies was eiser hiervoor niet geschikt. Vanaf maart 2021 volgt eiser drie dagen per week dagbesteding, bij “ [instelling] ”. Eiser ontvangt een uitkering [2] van de gemeente Almere sinds 28 januari 2021. Verder wordt eiser ondersteund bij zijn algemene dagelijkse levensbehoeften (adl). Zijn moeder helpt hem met opstaan, aankleden en op tijd naar de dagbesteding gaan. Eiser ontvangt ook begeleiding van een derde via een WMO-beschikking.
Standpunt van eiser
7. Het onderzoek bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep is onzorgvuldig geweest. Er is uitsluitend een telefonisch contact geweest, waardoor er geen goed beeld is ontstaan van de situatie van eiser. Daarbij hebben de personen die eiser bijstaan tijdens de hoorzitting (een zus van eiser en een begeleider van [instelling] ) onvoldoende gelegenheid gekregen een volledig beeld te schetsen van de beperkingen waar eiser mee kampt.
7.1.
Inhoudelijk stelt eiser dat zijn aandoeningen chronisch zijn, waardoor zicht op het ontwikkelen van arbeidsmogelijkheden uitgesloten is.
Standpunt van het Uwv
8. Het Uwv heeft verzocht de beslissing op bezwaar te bevestigen.

Oordeel van de rechtbank

9. De rechtbank beoordeelt of het Uwv terecht heeft geweigerd eiser een Wajong-uitkering toe te kennen met ingang 3 september 2021. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser in beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep niet slaagt.
9.1.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
9.2.
Om recht te hebben op een Wajong-uitkering moet een betrokkene duurzaam niet beschikken over arbeidsvermogen. De beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen betreft een inschatting van de kansen op verbetering van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Duurzaamheid op grond van de Wajong wordt aangenomen in een situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet meer kunnen ontwikkelen. Daarvan is sprake als een betrokkene geen enkel perspectief meer heeft op ontwikkeling en herstel is uitgesloten. Als het Uwv stelt dat duurzaamheid ontbreekt, hoeft het Uwv niet te onderbouwen dat een betrokkene in de toekomst zal beschikken over arbeidsvermogen. Het Uwv moet in zo’n geval wel aannemelijk maken dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich in de toekomst op een dusdanige wijze kunnen ontwikkelen dat niet uitgesloten is dat op termijn arbeidsvermogen zal kunnen ontstaan.
9.3.
Niet in geschil is dat eiser op zijn achttiende jaar ( [geboortedatum] 2020) al beperkingen ondervond als gevolg van ziekte of gebrek en hij op de datum van zijn aanvraag (3 september 2021) ten gevolge van die beperkingen geen arbeidsvermogen had. Uit de stukken blijkt dat eiser eerder (op 31 augustus 2020) ook een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen heeft gedaan. Daarop is bij besluit van 6 januari 2020 afwijzend beslist. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser verklaard dat deze zaak niet gaat over de eerdere afwijzing maar uitsluitend ziet op de aanvraag van 3 september 2021 en de daarop genomen besluiten. De rechtbank zal daar ook van uitgaan. Partijen zijn uitsluitend verdeeld over de vraag of het ontbreken van arbeidsvermogen op 3 september 2021 duurzaam was.
Zorgvuldigheid van het bestreden besluit
10. Het Uwv mag dit soort besluiten baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
- de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en;
- de conclusies moeten voldoende begrijpelijk zijn.
Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken immers geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zichzelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
10.1.
De rechtbank vindt dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is geweest. De primaire verzekeringsarts heeft eiser fysiek op een spreekuur gezien, de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser telefonisch gesproken en heeft onder meer kennis genomen van de brief van 14 december 2021 van de GGZ verpleegkundig specialist. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat hij geen aanleiding zag tot een fysiek spreekuur, omdat eiser geen lichamelijke beperkingen heeft. De informatie als neergelegd in de rapporten van de verzekeringsarts en verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt ook voor het overige voldoende inzichtelijk geacht, zodat aan de hand daarvan beoordeeld kan worden of deze rapporten concludent zijn. Ook overigens worden de redeneringen en conclusies van de verzekeringsarts en verzekeringsarts bezwaar en beroep niet innerlijk tegenstrijdig geacht.
Inhoudelijke beoordeling
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt vast dat bij eiser de psychische problematiek (stoornis in het autistisch spectrum) voorop staat en dat daarom geen lichamelijk onderzoek plaatsvond. Deze arts heeft telefonisch gesproken met eiser en met zijn zus en begeleider. Op grond van de beschikbare (medische) informatie in het dossier en het gesprek met eiser en zijn gemachtigden concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiser in de bezwaarperiodes overvraagd is geweest, en werkzaamheden heeft gedaan die niet passend waren bij zijn de beperkingen als gevolg van zijn aandoening. Er was sprake van gebrek aan structuur, voorspelbaarheid en begeleiding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat er geen sprake is van duurzaamheid van afwezigheid van arbeidsvermogen. De psycho-educatie is weliswaar afgerond. De begeleiding bestaat uit het bespreken van situaties en angsten. Verder staat eiser op de wachtlijst voor cognitieve gedragstherapie voor emotieregulatie en gaat hij eenmaal per maand naar een psycholoog. Uit de beschikbare informatie van Emerhese van 14 december 2021 blijkt dat de overprikkeling kan worden tegengegaan door het aanbrengen van structuur waarin regelmaat en voorspelbaarheid van groot belang zijn. Uit de telefonische hoorzitting bleek dat eiser in staat is om op gestelde vragen open en gesloten, antwoord te geven. De antwoorden waren duidelijk en coherent. Eiser was daarbij niet afhankelijk van zijn zus, noch de begeleider, als hij de ruimte krijgt. Met de primaire arts is de verzekeringsarts bezwaar en beroep van mening dat de stage die eiser heeft gelopen op plekken, een bakkerij, waar sprake is van een hoge werkdruk, hebben geleid tot een decompensatie. Er zijn onveranderd ontwikkelmogelijkheden. Dat blijkt uit de hoorzitting. Daarnaast heeft eiser structuur nodig, vaste bekende werkwijzen. Ook moet hij kunnen doen waar hij affiniteit mee heeft en succeservaringen kan opdoen, hetgeen zijn zelfvertrouwen zal versterken. Tevens moet er een leidinggevende aanwezig zijn die bekend is met zijn problematiek en hem stimuleert. Dit komt overeen met hetgeen de GGZ-verpleegkundig specialist in het schrijven van 14 december 2021 heeft verwoord. Verder is er een vervolgbehandeling met betrekking tot de emotieregulatie. Met betrekking tot de CIZ-indicatie wordt opgemerkt dat de beoordelingssystematiek afwijkt van die van de beoordeling op grond van de Wajong. De verzekeringsarts bezwaar en beroep blijft bij de conclusie dat eiser in de toekomst arbeidsmogelijkheden kan ontwikkelen.
11.1.
De rechtbank is van oordeel dat het Uwv zijn standpunt over de duurzaamheid van het ontbreken van het arbeidsvermogen voldoende heeft onderbouwd. De bij eiser aanwezige intensieve begeleidingsbehoefte, die -naar tussen partijen niet in geschil is- ten tijde van de aanvraag aan arbeidsvermogen in de weg staat, houdt gelet op de gedingstukken, in overwegende mate verband met de beperkingen ten gevolge van zijn autisme. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft logisch en inzichtelijk uitgelegd waarom hij van mening is dat met structuur, voorspelbaarheid en regelmaat, eiser succeservaringen kan opdoen. Op het gebied van zich uiten, de sociale omgang, het hanteren van conflicten en het inschatten van sociale situaties wordt verbetering verwacht in de toekomst. De rechtbank kan dit volgen en ziet daarvoor een bevestiging in de informatie van de GGZ-verpleegkundige van 14 december 2021. De stelling van eiser(s gemachtigde) dat de conclusie van het Uwv onjuist is volgt de rechtbank niet. Het gaat immers om de vraag of eiser in de toekomst arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Dat eiser in het verleden is overvraagd in arbeidssituaties heeft voor een hoop stress gezorgd bij eiser en zijn familie, maar dat betekent niet dat verbetering in de toekomst is uitgesloten. De stelling van eiser dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de hoorzitting geen goed beeld heeft gekregen van de situatie van eiser en zijn mogelijkheden voor de toekomst ziet de rechtbank niet terug in de medische stukken die in deze zaak zijn overgelegd. Duidelijk is dat eiser en zijn zus en begeleider een andere mening zijn toegedaan, maar daarmee is het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog niet onjuist. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 december 2020. [3]
12. De conclusie is dat het Uwv terecht heeft geweigerd eiser een Wajong-uitkering toe te kennen met ingang 3 september 2021. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op
17 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong
Jonggehandicapte is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
Artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong
De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
Artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong
Onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben wordt in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Beoordelingskader uit Bijlage 1 van het ‘Compendium Participatiewet’
“Stap 1 - voor de verzekeringsarts
De verzekeringsarts stelt vast of er sprake is van een progressief ziektebeeld.
Als het antwoord bevestigend is, ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam. De beoordeling is afgerond.
Stap 2 - voor de verzekeringsarts
De verzekeringsarts stelt vast of de situatie van cliënt aan beide volgende voorwaarden voldoet:
* er is sprake van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden;
* de aandoening is zodanig ernstig dat geen enkele toename van bekwaamheden mag worden verwacht.
Als aan deze beide voorwaarden wordt voldaan, ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam. De beoordeling is afgerond.
Stap 3 - voor de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige samen
De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige stellen in gezamenlijk overleg vast of het onbreken van arbeidsvermogen van de cliënt duurzaam is. Zij betrekken daarbij ten minste de volgende aspecten in onderlinge samenhang:
* het al dan niet ontbreken van mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid;
* het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot verdere ontwikkeling;
* het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot toename van bekwaamheden.
Op grond van hun gezamenlijk overleg concluderen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige of het arbeidsvermogen al dan niet duurzaam ontbreekt. De beoordeling is afgerond.

Voetnoten

1.Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
2.Op grond van de Participatiewet