ECLI:NL:RBMNE:2023:5765

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
22/5738
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek door het Uwv in Wajong-aanvraag

Op 27 oktober 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Deze uitspraak volgt op een eerdere tussenuitspraak van 9 mei 2023, waarin de rechtbank het Uwv de gelegenheid gaf om gebreken in het bestreden besluit van 2 november 2022 te herstellen. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.S. Harhangi-Asarfi, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar Wajong-aanvraag. De rechtbank oordeelde dat het Uwv in de bezwaarfase onzorgvuldig had gehandeld en het besluit onvoldoende had gemotiveerd.

In de aanvullende reactie van het Uwv op de tussenuitspraak werd een toelichting gegeven op de gangbare werkwijze bij laattijdige Wajong-aanvragen. De rechtbank concludeerde dat het Uwv de geconstateerde gebreken had hersteld door inzicht te geven in de werkwijze, die in de praktijk geaccepteerd is en niet in strijd met wet- en regelgeving. Eiseres had betoogd dat het Uwv ten onrechte had vastgesteld dat zij ten tijde van de aanvraag niet over arbeidsvermogen beschikte. De rechtbank volgde eiseres hierin niet, omdat het Uwv had aangetoond dat eiseres wel degelijk over arbeidsvermogen beschikte op het moment van de aanvraag.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen daarvan in stand, omdat het Uwv de gebreken had hersteld. Eiseres kreeg recht op vergoeding van het door haar betaalde griffierecht en de proceskosten, die door het Uwv moesten worden vergoed. De totale proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 2.092,50. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Wolbrink, in aanwezigheid van griffier mr. G.M.C.P. Maarhuis, en werd openbaar uitgesproken op 27 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5738

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. D.S. Harhangi-Asarfi),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: J.H. Swart).

Inleiding

1. Op 9 mei 2023 heeft de rechtbank in deze zaak een tussenuitspraak gedaan. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. Voor het procesverloop tot dat moment verwijst de rechtbank naar die uitspraak.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank het Uwv in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit van
2 november 2022 te herstellen.
3. Het Uwv heeft bij brief van 7 juni 2023 op de tussenuitspraak gereageerd, waarbij het Uwv ook een nadere reactie van zijn arbeidskundige bezwaar en beroep van 1 juni 2023 heeft overgelegd. Eiseres heeft hierop bij brief van 12 juli 2023 een schriftelijke zienswijze gegeven.
4. De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

De tussenuitspraak

5. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het Uwv bij de voorbereiding van het bestreden besluit onzorgvuldig heeft gehandeld en het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Dit komt omdat in de bezwaarfase de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een beoordeling hebben gemaakt ten aanzien van de datum van de aanvraag en de datum waarop eiseres achttien jaar was, maar niet voor de periode van vijf jaar na de achttiende verjaardag van eiseres. Ook heeft de arbeidskundige bezwaar en beroep onvoldoende concreet gemotiveerd waarom eiseres over basale werknemersvaardigheden beschikt, terwijl eiseres haar banen in het verleden niet kon vasthouden en werd ontslagen omdat zij naar eigen zeggen haar afspraken niet nakwam. Voor een uitgebreide weergave van de standpunten van partijen en de overwegingen van de rechtbank wordt verwezen naar de tussenuitspraak.

Het eindoordeel van de rechtbank

6. In de aanvullende reactie van het Uwv heeft het Uwv een toelichting gegeven op wat er in de bezwaarfase is gedaan. De vaste werkwijze bij laattijdige aanvragen is om eerst te beoordelen of iemand op zijn achttiende verjaardag ziekten of gebreken had. Als dit het geval is, wordt beoordeeld of deze persoon ten tijde van de aanvraag beschikte over arbeidsvermogen. Als die persoon op het moment van de aanvraag beschikte over arbeidsvermogen, wordt niet naar de medische situatie in het verleden gekeken en wijst het Uwv de Wajong-aanvraag af. Alleen als er op de datum van de aanvraag geen arbeidsvermogen is, wordt gekeken naar de medische situatie in het verleden.
7. Deze werkwijze is bij laattijdige Wajong-aanvragen gangbaar [1] , maar uit niets bleek dat deze werkwijze gevolgd was. Zonder de nu gegeven toelichting was het voor eiseres en de rechtbank niet te volgen wat het Uwv in bezwaar heeft gedaan, omdat dit ten eerste niet in het bestreden besluit wordt toegelicht en ten tweede de verzekeringsarts bezwaar en beroep, in strijd met het eigen stappenplan, wél een beoordeling heeft gemaakt van het arbeidsvermogen van eiseres op haar achttiende verjaardag. De rechtbank begrijpt het Uwv nu zo dat de beoordeling van het arbeidsvermogen van eiseres op haar achttiende verjaardag eigenlijk overbodig was. Door nu inzicht te geven in de werkwijze heeft het Uwv het gebrek hersteld.
8. De gemachtigde van eiseres heeft in de zienswijze naar voren gebracht dat de werkwijze van het Uwv niet is gestoeld op wet- en regelgeving. De rechtbank overweegt dat de werkwijze een in de praktijk geaccepteerde en gangbare werkwijze is, die niet in strijd is met wet- en regelgeving. De Centrale Raad van Beroep heeft deze werkwijze bovendien geaccepteerd.
9. Meer subsidiair wijst eiseres erop dat dat in het bestreden besluit is overwogen dat eiseres ten tijde van de aanvraag niet over arbeidsvermogen beschikte. Eiseres begrijpt de vaststelling door het Uwv dat zij nu niet over arbeidsvermogen beschikt als een beoordeling ten tijde van de aanvraag. Volgens eiseres moet het Uwv beoordelen of eiseres terugkijkend naar de periode van de aanvraag tot aan de achttiende verjaardag, sprake is van arbeidsvermogen. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Deze grond gaat uit van de situatie dat eiseres geen arbeidsvermogen zou hebben op de datum van de aanvraag. De rechtbank overweegt dat deze grond niet slaagt omdat eiseres volgens het Uwv juist wel beschikt over arbeidsvermogen ten tijde van de aanvraag.
10. In de aanvullende reactie van de arbeidskundige bezwaar en beroep is nader concreet gemotiveerd waarom eiseres over basale werknemersvaardigheden beschikt. Dat eiseres basale werknemersvaardigheden heeft blijkt uit de participatiemogelijkheden op grond van de beperkingen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor eiseres heeft vastgesteld. Er dient geen sprake te zijn van een drukke omgeving met harde geluiden, onrust of drukte. Eiseres moet in haar eigen tempo (niet in een hoog handelingstempo) kunnen werken en de functie dient fysiek niet te zwaar belastend te zijn. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan de overmatige prikkelgevoeligheid beheerst worden door in het werk te kiezen voor een gestructureerde arbeidstaak zonder interferentie van buitenaf. Deze belemmering is op te lossen met werk dat in een rustige omgeving wordt uitgevoerd. In passende omstandigheden is er geen reden waarom eiseres niet over basale werknemersvaardigheden zou beschikken en geen afspraken met een werkgever zou kunnen nakomen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn er geen medische redenen waarom eiseres in aangepast werk geen afspraken met een werkgever zou kunnen nakomen. Voor het nakomen van afspraken is van belang dat eiseres kan herinneren, interacties met anderen kan aangaan, dagelijkse routinehandelingen kan uitvoeren en kan omgaan met meerderen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is eiseres in deze activiteiten niet beperkt. De rechtbank kan deze nadere toelichting volgen. Met de nadere toelichting van de arbeidskundige bezwaar en beroep is het gebrek hersteld.
11. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het Uwv in zijn reactie op de tussenuitspraak de gebreken heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
13. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Het Uwv moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.092,50,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.092,50,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1633.