In deze zaak vordert eiser, die in 2006 in dienst trad bij gedaagde sub 1, een uitzendorganisatie, compensatie voor pensioennadeel. Eiser stelt dat hem tijdens de onderhandelingen over zijn arbeidsovereenkomst door de HRM-directeur van gedaagde sub 2, de moedermaatschappij, is toegezegd dat hij zou worden opgenomen in de collectieve pensioenregeling van gedaagde sub 2. Eiser heeft echter nooit een pensioenbrief ontvangen en de pensioenregeling bij gedaagde sub 1 bleek minder gunstig dan die bij ABP, waar hij recht op had gehad als hij bij gedaagde sub 2 in dienst was getreden. Gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 betwisten de toezegging en stellen dat eiser zelf heeft gekozen voor de pensioenregeling bij Zwitserleven, die op dat moment als vergelijkbaar werd beschouwd. De kantonrechter oordeelt dat er geen ondubbelzinnige toezegging is gedaan en dat eiser stilzwijgend heeft ingestemd met de pensioenregeling bij Zwitserleven. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door kantonrechter M.J. Slootweg op 8 november 2023.