ECLI:NL:RBMNE:2023:5691

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
23/731
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde en verstrekking van taxatiegegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een onroerende zaak. De eiser, eigenaar van een woning in [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 299.000,- voor het belastingjaar 2022, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente]. De heffingsambtenaar had in zijn uitspraak op bezwaar van 23 december 2022 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de WOZ-waarde gehandhaafd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de digitale zitting op 3 oktober 2023 heeft de gemachtigde van eiser aangevoerd dat er geen geschil meer bestaat over de WOZ-waarde, maar dat hij een beroep doet op artikel 40 van de Wet WOZ, waarin wordt gesteld dat de heffingsambtenaar verplicht is om alle op de zaak betrekking hebbende stukken te verstrekken. Eiser had verzocht om de taxatiekaart met de KOUDV- en liggingsfactoren van de woning en de referentiewoningen, maar deze waren niet verstrekt. De rechtbank oordeelde dat eiser in zijn bezwaarschrift niet had aangegeven dat hij deze informatie miste tijdens de hoorzitting, waardoor de beroepsgrond te laat was ingediend en in strijd met de goede procesorde.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Eiser krijgt het griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/731

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: C. van Abbe),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , de heffingsambtenaar

(gemachtigde: P.H.M. Verhoef).

Procesverloop

In de beschikking van 15 februari 2022 (het primaire besluit) heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak op het adres [adres] in [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2022 vastgesteld op € 299.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2021. Bij deze beschikking heeft de heffingsambtenaar aan eiser als eigenaar van deze woning ook een aanslag onroerendzaakbelasting opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
Eiser is tegen het primaire besluit in bezwaar gegaan. In de uitspraak op bezwaar van
23 december 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de WOZ-waarde van de woning gehandhaafd.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift met een taxatiematrix ingediend.
De zaak is behandeld op de digitale zitting van 3 oktober 2023. De gemachtigde van eiser, de gemachtigde van de heffingsambtenaar en [taxateur] (taxateur van de heffingsambtenaar) hebben deelgenomen aan de zitting.

Overwegingen

1. De gemachtigde van eiser heeft op de zitting het standpunt ingenomen dat er geen geschil meer bestaat over de WOZ-waarde van de woning van eiser. De gemachtigde van eiser heeft het beroep niet ingetrokken, omdat hij een beroep doet op artikel 40 van de Wet WOZ. De rechtbank zal daarom ingaan op dit beroep.
Is er een schending van artikel 40 van de Wet WOZ?
2.1
Eiser heeft op de zitting aangevoerd dat hij in bezwaar om de taxatiekaart met daarop vermeld de KOUDV- en liggingsfactoren van de woning en van de door de heffingsambtenaar gehanteerde referentiewoningen heeft verzocht. De heffingsambtenaar heeft de KOUDV- en liggingsfactoren van de referentiewoningen niet verstrekt. De rechtbank stelt vast dat eiser in zijn bezwaarschrift met een beroep op artikel 40 van de Wet WOZ heeft verzocht om alle op de zaak betrekking hebbende stukken te verstrekken. Eiser doelt hierbij op alle stukken/gegevens die bij de initiële waardebepaling en bij de behandeling van het bezwaar zijn betrokken. De KOUDV-factoren van het onderhavige object en de referentieobjecten vallen hier ook onder.
2.2
Op 7 juli 2022 heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden. Uit de uitspraak op bezwaar blijkt dat de punten die zijn aangehaald tijdens de hoorzitting zijn verwerkt in de uitspraak. De uitspraak op bezwaar dient dus als verslag van de hoorzitting. De rechtbank is van oordeel dat uit de uitspraak op bezwaar niet afgeleid kan worden dat eiser opnieuw tijdens de hoorzitting om de KOUDV-factoren van de referentieobjecten heeft verzocht. In beroep heeft eiser de inhoud van het verslag van de hoorzitting niet betwist. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat eiser op de hoorzitting niet heeft aangegeven welke stukken hij nog meer nodig had. Als eiser tijdens de hoorzitting niet opnieuw aanvoert dat hij informatie mist door het niet toesturen van de gevraagde stukken, dan mag in beginsel worden aangenomen dat hij die stukken kennelijk niet (meer) nodig heeft. [1] Pas in de beroepsfase voert eiser aan dat de heffingsambtenaar niet de KOUDV-factoren van de referentiewoningen heeft verstrekt. De rechtbank laat deze beroepsgrond buiten beschouwing, omdat eiser deze beroepsgrond te laat in het geding heeft gebracht, hetgeen in strijd is met de goede procesorde.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Burggraaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 5 juli 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2890, overweging 14.