ECLI:NL:RBMNE:2023:5686

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
UTR_22_4739
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op WIA- en ZW-uitkering na toegenomen beperkingen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een WIA-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid. Eiseres had in 2019 een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na bezwaar en een nieuwe beoordeling door het Uwv, werd eiseres opnieuw arbeidsgeschikt geacht voor verschillende functies. Eiseres stelde dat haar arbeidsongeschiktheid per 31 maart 2020 was toegenomen en dat het Uwv de Amberbeoordeling niet correct had uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de beoordeling goed had uitgevoerd en dat er geen sprake was van toegenomen beperkingen. Echter, in een latere procedure over de Ziektewet (ZW) stelde eiseres dat het Uwv haar onterecht arbeidsgeschikt had geacht voor haar eigen werk. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de ZW-beoordeling niet correct had uitgevoerd, omdat recent rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep vereist dat eiseres voor ten minste drie functies geschikt moet zijn om de ZW-uitkering te weigeren. De rechtbank vernietigde het besluit van het Uwv en droeg hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het Uwv ook het griffierecht en proceskosten aan eiseres moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4739

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.I. Bal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: C.W.P. van den Berg).

Inleiding

In deze procedure gaat het in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) om de vraag of bij eiseres per 31 maart 2020 sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid uit dezelfde ziekteoorzaak. Dit wordt een Amberbeoordeling genoemd. Daarnaast wordt in deze procedure in het kader van de Ziektewet (ZW) beoordeeld of het Uwv eiseres terecht per 12 april 2021 arbeidsgeschikt heeft geacht voor haar ‘eigen werk’.
Bij het bestreden besluit van 23 augustus 2022 heeft het Uwv de bezwaren van eiseres tegen deze twee besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2023. Eiseres en het Uwv hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Wet WIA, Amberbeoordeling
1. Eiseres heeft op 17 september 2019 een WIA-uitkering aangevraagd. Bij besluit van
26 november 2019 heeft het Uwv deze aanvraag afgewezen omdat eiseres op
15 oktober 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt is (14,68%). Eiseres heeft hier bezwaar tegen gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van dit bezwaar op 11 februari 2020 een nieuwe functionele mogelijkheden lijst (FML) opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van deze nieuwe FML in het rapport van 28 februari 2020 drie nieuwe functies geduid: assistent consultatiebureau (SBC-code 372091), medewerker bibliotheek (SBC-code 315131) en chauffeur personenbusje (SBC-code 282160). Eiseres is ook geschikt geacht voor de reserve functies productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) en besteller post
(SBC-code 282102). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op grond van de geduide functies vastgesteld op 30,78%. In een besluit van 2 maart 2020 heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Vervolgens stelt eiseres stelt dat zij per 31 maart 2020 toegenomen arbeidsongeschikt is ten opzichte van de FML van 11 februari 2020. Zij heeft een TENS-apparaat aangemeten gekregen. In een latere procedure in het kader van de Ziektewet (ZW) zijn beperkingen aangenomen in verband met het gebruik van dit apparaat, aldus eiseres. Deze beperkingen zijn niet in de FML van 11 februari 2020 terug te vinden. Volgens eiseres had de verzekeringsarts in verband met het gebruik van een TENS-apparaat beperkingen in de FML moeten opnemen voor het bedienen van machines en voor autorijden. Dit vanwege interferentie met magnetische door gebruik van dit apparaat.
3. De primaire arts heeft in het rapport van 4 november 2021 geconcludeerd dat de FML van 11 februari 2020 op 31 maart 2020 ongewijzigd van toepassing is. Dit oordeel is getoetst en geaccordeerd door een geregistreerde verzekeringsarts.
4. In een besluit van 11 januari 2022 (het primaire besluit 1) heeft het Uwv aan eiseres meegedeeld dat zij vanaf 31 maart 2020 geen WIA-uitkering kan krijgen omdat haar arbeidsmogelijkheden niet minder zijn geworden.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
6. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 16 juni 2022 gerapporteerd dat eiseres per 31 maart 2020 arbeidsgeschikt is te achten voor de al eerder genoemde functies assistent consultatiebureau en medewerker bibliotheek. In deze functies is geen sprake van interferenties van magnetische velden als gevolg van gebruik van een TENS-apparaat. In hoeverre in de functie productiemedewerker sprake is van mogelijke interferentie van magnetische velden met het TENS-apparaat is ter beoordeling van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 27 juni 2022 gerapporteerd dat in de functie met SBC-code111180 (productiemedewerker, medior soldering operator) printplaten worden samengesteld voor luchtvaartindustrie, militaire toepassingen medische apparatuur. Juist vanwege de aard van de producten waarmee wordt gewerkt, worden met name elektromagnetische velden en statische elektriciteit tot een absoluut minimum beperkt. Daarom is deze werkplek geschikt voor dragers van een actief medisch hulpmiddel zoals een
TENS-apparaat. De bezwaarverzekeringsarts concludeert vervolgens dat het opstellen of aanpassen van de FML per 31 maart 2020 niet aan de orde is. Voorts heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de diagnoses herzien in die zin dat er per
31 maart 2020 geen sprake was van spanningsklachten.
7. In een besluit van 23 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiseres wordt onveranderd arbeidsgeschikt geacht voor de geduide functies assistent consultatiebureau, medewerker bibliotheek en productiemedewerker industrie.
8. Eiseres meent recht te hebben op een WIA-uitkering en voert daartoe in beroep aan dat er per 31 maart 2020 wel sprake is van een toename van beperkingen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak. Volgens eiseres had de verzekeringsarts in verband met het gebruik van een TENS-apparaat beperkingen in de FML moeten opnemen voor bedienen van machines en autorijden vanwege interferentie met magnetische velden. Dit moet in de FML worden vermeld en worden voorgelegd aan de arbeidsdeskundige ter beoordeling. Dat is niet gebeurd. Met deze extra twee beperkingen is sprake van een toename van beperkingen voortvloeiend uit dezelfde ziekteoorzaak. De functies waarin sprake is van gebruik van machines en autorijden moeten volgens eiseres komen te vervallen.
9. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak. Daartoe verwijst het Uwv naar de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de bezwaararbeidsdeskundige.
10. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de Amberbeoordeling goed heeft uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd dat bij eiseres per 31 maart 2020 geen sprake is van een toename van beperkingen die het gevolg is van dezelfde ziekteoorzaak. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk uitgelegd, in samenhang gelezen met het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige, dat eiseres geschikt is om de drie eerder genoemde functies te verrichten (assistent consultatiebureau, medewerker bibliotheek en productiemedewerker) en dat de FML niet hoeft te worden aangepast. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarnaast gerapporteerd dat er bij eiseres per 31 maart 2020 nog geen sprake was van een spanningsklacht. Eventuele beperkingen als gevolg hiervan komen dus niet voort uit dezelfde ziekteoorzaak. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat het Uwv de WIA-uitkering terecht per
31 maart 2020 heeft geweigerd.
ZW
11. Eiseres heeft zich op 27 november 2020 ziekgemeld. Bij besluit van 2 maart 2021 heeft het Uwv aan eiseres meegedeeld dat zij op 27 november 2020 arbeidsgeschikt is voor haar eigen werk. Zij krijgt daarom geen ZW-uitkering.
12. Vervolgens heeft eiseres zich vanuit een uitkering op grond van de Werkloosheidswet per 12 april 2021 opnieuw ziekgemeld. De arts van het Uwv heeft op 18 oktober 2021 gerapporteerd dat eiseres per 12 april 2021 geschikt is voor de geduide functies assistent consultatiebureau en productiemedewerker industrie. De arts acht de ziekmelding niet plausibel.
13. Bij besluit van 20 oktober 2021 (het primaire besluit 2) heeft het Uwv aan eiseres meegedeeld dat zij per 12 april 2021 arbeidsgeschikt is voor haar eigen werk en zij daarom geen ZW-uitkering krijgt. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 16 juni 2022 gerapporteerd dat er ten opzichte van 2 maart 2021 geen sprake is van een gewijzigd medisch feitencomplex. In bezwaar worden geen nieuwe medische feiten of omstandigheden aangevoerd, met uitzondering van het gebruik van een TENS-apparaat. Eiseres is ongewijzigd arbeidsgeschikt te achten voor de functie van assistent consultatiebureau.
15. In hetzelfde bestreden besluit van 23 augustus 2022 als genoemd onder 7 heeft het Uwv ook het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit van 20 oktober 2021 ongegrond verklaard. Omdat eiseres geschikt is voor minimaal één van de eerder geduide functies, is zij geschikt voor haar arbeid. Daarom is de ZW-uitkering volgens het Uwv terecht per 12 april 2021 beëindigd.
16. Eiseres voert in beroep aan dat het Uwv de ZW-beoordeling niet juist heeft uitgevoerd. Volgens recente rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de hoogste rechter in dit soort zaken) moet eiseres geschikt worden geacht voor drie van de eerder geduide functies om de ZW-uitkering te weigeren. Dit is niet gebeurd. Het Uwv heeft zich beperkt tot de beoordeling van één functie, aldus eiseres.
17. De rechtbank stelt vast dat het voorheen vaste rechtspraak van de CRvB was dat van ongeschiktheid in de zin van de ZW geen sprake is indien de verzekerde geschikt is voor ten minste één van de functies die aan hem zijn voorgehouden bij de laatste vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA. [1] Op grond van recente rechtspraak van de CRvB is dit beoordelingskader echter veranderd en is van ongeschiktheid in de zin van de ZW geen sprake als de verzekerde geschikt is voor ten minste drie van de voorbeeldfuncties die zijn geselecteerd in het kader van de Wet WIA. [2] Dat is hier niet gebeurd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft immers geconcludeerd dat, met de beperkingen van eiseres, slechts twee functies van de oorspronkelijk geselecteerde functies overblijven. De beroepsgrond slaagt.

Conclusies en gevolgen

18. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, neergelegde motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarin is beslist dat eiseres met ingang van 12 april 2021 geen recht heeft op een ZW-uitkering. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit voor zover dat wordt vernietigd in stand te laten of zelf een beslissing over het recht op een ZW-uitkering te nemen. Dit omdat het Uwv onder toepassing van het nieuwe beoordelingskader van de Centrale Raad van Beroep moet beoordelen of eiseres per 12 april 2021 recht heeft op een ZW-uitkering. De rechtbank draagt ook niet aan het Uwv op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus), omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
19. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het Uwv een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het Uwv hiervoor zes weken.
20. Omdat het beroep gegrond is moet het Uwv het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het Uwv moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 23 augustus 2022 voor zover daarin is beslist dat eiseres per
12 april 2021 geen recht heeft op een ZW-uitkering;
- draagt het Uwv op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het Uwv tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
25 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:897.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2672.