ECLI:NL:RBMNE:2023:5685

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
16/163467-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in woninginbraken en poging tot insluiping in Amersfoort

In de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere woninginbraken en een poging tot insluiping in Amersfoort, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte over zijn aanwezigheid in de buurt van de woningen niet op voorhand onaannemelijk was en niet door de bewijsmiddelen kon worden weerlegd. Er was geen bewijs dat de verdachte daadwerkelijk in of bij de woningen was geweest, en het profiel van zijn schoenen kwam niet overeen met de sporen die bij de woninginbraken waren aangetroffen.

De rechtbank heeft ook de betrouwbaarheid van de herkenning door de aangever in twijfel getrokken. De aangever had de verdachte alleen herkend op basis van kleding en postuur, wat onvoldoende onderscheidend was. Bovendien was de herkenning gebaseerd op foto's van de verdachte zonder vergelijkingsmateriaal van andere mogelijke verdachten. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de ten laste gelegde feiten.

Daarnaast werd de benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde werd vrijgesproken. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en de noodzaak van betrouwbare identificatie in strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/163467-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting, dat heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van officier van justitie mr. M. Klappe en van wat verdachte, bijgestaan door mr. J.C.N.T. van Haren, advocaat te Utrecht, en wat de benadeelde partij de heer [A] , bijgestaan door mevrouw [B] van Slachtofferhulp, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, in het kort, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 30 juni 2023 tot en met 2 juli 2023 in Amersfoort meerdere goederen heeft gestolen uit een woning aan de [straat 1] [nummeraanduiding 1] ;
feit 2
op 2 juli 2023 in Amersfoort een pasjeshouder met inhoud heeft gestolen uit een woning aan de [straat 2] [nummeraanduiding 2] ;
feit 3
op 2 juli 2023 in Amersfoort een poging heeft gedaan om met braak, verbreking en/of inklimming goederen te stelen uit een woning aan de [straat 3] .

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de vraag of verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte is een kwartier na de als feit 3 ten laste gelegde poging tot inbraak in de omgeving van de [straat 3] aangetroffen. Dat is ook in de omgeving van de woningen van feit 1 en feit 2. Verdachte had bij zijn aanhouding goederen afkomstig uit de inbraken bij zich, namelijk een OV-chipkaart en het horloge van feit 1 en de pasjeshouder met inhoud van feit 2. De verklaring van verdachte dat het horloge van hem zelf was, is niet geloofwaardig. De verklaring van verdachte dat hij in [plaats] was voor een feest, is vaag en onsamenhangend en daarom ongeloofwaardig. De kleding die verdachte droeg (spijkerbroek en zwarte hoodie) stemt overeen met het door de aangever van feit 3 opgegeven signalement van de dader.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Verdachte ontkent de ten laste gelegde feiten. Hij heeft een verklaring gegeven waarom hij de spullen bij zich had: hij had de pasjes op straat gevonden en het horloge is van hemzelf. De bij de woningen van feit 1 en 3 aangetroffen sporen komen niet overeen met het profiel van de schoenen van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1, 2 en 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Gezien de door de officier van justitie geschetste samenhang tussen de ten laste gelegde feiten, zal de rechtbank de vrijspraken hierna gezamenlijk toelichten.
Plaats en tijdstip aanhouding
Verdachte is in de nacht van 2 juli 2023 in [plaats] aangehouden in de omgeving van de woningen waar de diefstallen dan wel de poging daartoe zijn gepleegd. Dit is ongeveer een kwartier nadat de poging inbraak van feit 3 is gepleegd en ongeveer twee uur na de inbraak van feit 2. Verdachte ontkent dat hij betrokken is geweest bij de ten laste gelegde woninginbraken en de poging daartoe. Verdachte heeft een verklaring gegeven waarom hij toen in de buurt was: hij was na een feestje aan het rondlopen in afwachting van de eerste trein naar huis. Deze verklaring is op voorhand niet onaannemelijk en kan bovendien niet door de bewijsmiddelen worden weerlegd.
Er is verder geen bewijs dat de verdachte in of bij de betreffende woningen is geweest (afgezien van de herkenning door aangever [C] , die hierna zal worden besproken). Sporenonderzoek heeft juist uitgewezen dat de schoenen van verdachte in profiel niet overeenkomen met de aan de [straat 3] [nummeraanduiding 3] en de [straat 1] [nummeraanduiding 1] aangetroffen sporen.
Daarnaast kan niet worden vastgesteld of de inbraak zoals ten laste gelegd onder feit 1 in de nacht van de aanhouding heeft plaatsgevonden. De aanwezigheid van verdachte in de buurt van die woning op de dag van de aanhouding zegt ook daarom niets over zijn betrokkenheid bij dat feit.
De enkele aanwezigheid van verdachte in de buurt van de woningen draagt daarom naar het oordeel van de rechtbank niet bij aan het bewijs van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Voorhanden hebben gestolen spullen
Verdachte had volgens de officier van justitie bij zijn aanhouding gestolen voorwerpen van de als feit 1 en 2 ten laste gelegde woninginbraken bij zich. Bij de beantwoording van de vraag of iemand zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van diefstal, kan aan het enkele voorhanden hebben van een gestolen voorwerp niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat de betrokkene dat voorwerp ook heeft gestolen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang (vgl. HR 11 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:652). Bij die beoordeling kan een rol spelen of de betrokkene een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor dat voorhanden hebben.
Ten aanzien van de spullen die verdachte onder zich had en afkomstig waren van de onder 1 tenlastegelegde diefstal overweegt de rechtbank dat het bezit van deze spullen weinig zegt over de betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraak, omdat onduidelijk is of deze spullen dezelfde nacht zijn weggenomen of dagen eerder.
Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij de pasjes op straat had gevonden en dat de hennep, de pasjeshouder en het horloge van hemzelf waren. Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van verdachte niet onaannemelijk en kan de verklaring niet door de bewijsmiddelen worden weerlegd. Er is geen onderzoek gedaan naar het horloge en evenmin naar de vraag of de pasjeshouder die verdachte bij zich had, de bij feit 2 gestolen pasjeshouder is. Verder had verdachte niet de sieraden bij zich die bij de diefstal van feit 1 zijn weggenomen. Gezien dit alles draagt het voorhanden hebben van de genoemde voorwerpen naar het oordeel van de rechtbank in dit geval evenmin bij aan de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
Herkenning
[C] (aangever van feit 3) is door de politie geconfronteerd met foto’s van verdachte. [C] verklaarde dat hij verdachte op de foto’s herkende aan zijn postuur, zwarte hoodie en blauwe spijkerbroek, maar niet aan zijn gezicht. Er dient behoedzaam te worden omgegaan met een herkenning en de bewijskracht daarvan. Dit geldt te meer als deze herkenning het enige bewijsmiddel is dat de betrokkenheid van een verdachte kan aantonen. Aangever heeft de dader in de nacht gezien. Hij heeft verklaard dat het allemaal heel snel ging waardoor hij de dader afgezien van de kleding en het postuur niet specifiek kon omschrijven. De kleding en het postuur waar verdachte aan is herkend, zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderscheidend. Bovendien is [C] alleen geconfronteerd met foto’s van verdachte en niet van anderen, waardoor zijn herkenning minder overtuigend is. De herkenning door aangever is daarom naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende betrouwbaar.
Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.

5.BENADEELDE PARTIJ

[A] heeft een vordering ingediend en vordert als schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde een bedrag van € 171,48 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.1
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [A] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
- verklaart [A] niet-ontvankelijk in de vordering;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Schothorst, voorzitter, mr. G. Schnitzler en mr. H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Bergeijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 oktober 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 30 juni 2023 tot en met 2 juli 2023 te Amersfoort, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, op/aan de [straat 1] [nummeraanduiding 1] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een hoveelheid hennep en/of een horloge en/of één of meerdere sieraden en/of een OV-chipkaart, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [D] en/of [E] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 2 juli 2023 te Amersfoort, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, op/aan de [straat 2] [nummeraanduiding 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een pasjeshouder met inhoud, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [A] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 2 juli 2023 te Amersfoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, op/aan de [straat 3] , goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [C] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, op de zonwering en/of het balkon heeft geklommen en zich daarmee op de eerste verdieping en/of op het balkon heeft begeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.