ECLI:NL:RBMNE:2023:5621
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.R. van Es-de Vries
- C.L. Fix
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in Utrecht
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de hoogte van de WOZ-waarde van zijn woning aan de [adres 1] in [woonplaats]. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 354.000,- per waardepeildatum 1 januari 2021, wat geldt voor het belastingjaar 2022. Eiser was het niet eens met deze waarde en stelde dat de waarde niet hoger kon zijn dan € 327.000,-. De heffingsambtenaar handhaafde de vastgestelde waarde en verklaarde het bezwaar ongegrond.
Tijdens de online zitting op 31 juli 2023 werd het beroep behandeld. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde van € 354.000,- niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank vond de verkoopcijfers van de referentiewoningen bruikbaar, maar volgde niet het standpunt van de heffingsambtenaar dat deze cijfers een waarde van € 356.000,- onderbouwden. Eiser betwistte de beneden gemiddelde kwaliteit van een van de referentiewoningen en de rechtbank vond dat de heffingsambtenaar onvoldoende onderbouwing had gegeven voor zijn standpunt.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld, maar ook eiser had zijn voorgestane waarde van € 327.000,- niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank stelde de WOZ-waarde schattenderwijs vast op € 350.000,-. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak en veroordeelde de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.261,26. De uitspraak werd gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier.