ECLI:NL:RBMNE:2023:5608

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
UTR 22/5746
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonsanctie en verplichting tot probleemanalyse in re-integratieverslag onder de Wet WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V., en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over een opgelegde loonsanctie. De loonsanctie werd opgelegd omdat eiseres naar het oordeel van het Uwv niet had voldaan aan de administratieve verplichtingen rondom het re-integratieverslag, specifiek het ontbreken van een probleemanalyse. Eiseres had op 20 juli 2022 een uitkering aangevraagd voor een werknemer op basis van de Wet WIA, maar het Uwv stelde dat de probleemanalyse niet was ontvangen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv handhaafde de loonsanctie in de beslissing op bezwaar van 4 november 2022.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 17 oktober 2023, waarbij de gemachtigde van eiseres via een beeldverbinding aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de probleemanalyse een verplicht onderdeel is van het re-integratieverslag, zoals voorgeschreven in de Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar (Rpetz). De rechtbank concludeerde dat het Uwv ten onrechte de loonsanctie had opgelegd, omdat de tekortkomingen niet correct waren vastgesteld en de beslissing op bezwaar in strijd was met de wet. De rechtbank vernietigde de beslissing op bezwaar en herroept het primaire besluit, waardoor de loonsanctie niet meer geldt. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar niet voor andere proceskosten, aangezien de gemachtigde in dienst is bij eiseres zelf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5746

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd in [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. B. Polman)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder.

Inleiding

1. Op 20 juli 2022 heeft een werknemer van eiseres bij het Uwv een uitkering aangevraagd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), met ingang van het einde van zijn wettelijke wachttijd van twee jaar op 11 oktober 2022.
2. Met een brief van 22 juli 2022 heeft het Uwv eiseres verzocht om ontbrekende documenten van het re-integratieverslag op te sturen, namelijk de ‘probleemanalyse’ met eventuele bijstellingen en medische informatie. Eiseres heeft in reactie hierop diverse documenten aan het Uwv gestuurd. Met een brief van 30 september 2022 heeft het Uwv aan eiseres laten weten dat de ontbrekende gegevens zijn ontvangen en dat hij de aanvraag van de werknemer in behandeling neemt.
3. Met het besluit van 3 oktober 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres een loonsanctie opgelegd, die inhoudt dat het tijdvak waarin zij het loon tijdens ziekte van de werknemer moet doorbetalen wordt verlengd met 52 weken, tot 10 oktober 2023. Aan de loonsanctie is ten grondslag gelegd dat de probleemanalyse met eventuele bijstellingen niet is ontvangen als onderdeel van het re-integratieverslag.
4. Met het besluit van 4 november 2022 (de beslissing op bezwaar) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de loonsanctie gehandhaafd. In het bestreden besluit staat dat een schriftelijke terugkoppeling van de bedrijfsarts niet als probleemanalyse kan worden aangemerkt, omdat hierin gegevens ontbreken over de aard van het dienstverband, zoals het werkrooster en een omschrijving van de werkzaamheden.
5. In november 2022 heeft het Uwv de periode waarover de loonsanctie is opgelegd verkort, nadat eiseres een probleemanalyse heeft opgestuurd. Met het besluit van 25 november 2022 is aan de werknemer op grond van de Wet WIA een uitkering vanwege volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid toegekend met ingang van 30 november 2022.
6. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de met de beslissing op bezwaar gehandhaafde loonsanctie. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft bepaald dat de kennisneming van stukken met medische gegevens is voorbehouden aan de gemachtigde van eiseres, die advocaat is.
7. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 17 oktober 2023. De gemachtigde van eiseres strandde in de ochtend langs de snelweg door een klapband, maar kon daarna haar kantoor nog bereiken. De rechtbank heeft haar vanwege deze onvoorziene omstandigheid toegestaan om de zitting vanaf die locatie via een beeldverbinding bij te wonen. Het Uwv heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

8. Een loonsanctie kan worden opgelegd als de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, of als de werkgever de aan die inspanningen verbonden administratieve verplichtingen niet is nagekomen. [1] Dat laatste wordt een administratieve loonsanctie genoemd. Eén van deze administratieve verplichtingen is het opstellen van een re-integratieverslag. [2] Als bij de behandeling van de aanvraag om een uitkering blijkt dat de werkgever deze verplichting niet of niet volledig is nagekomen, stelt het Uwv aan de werkgever eerst een termijn waarbinnen het re-integratieverslag wordt verstrekt of aangevuld. [3] Een administratieve loonsanctie kan worden opgelegd als het re-integratieverslag vervolgens niet of onvoldoende is aangevuld.
9. Eiseres voert aan dat het Uwv het ontbreken van een probleemanalyse niet ten grondslag mag leggen aan het opleggen van een administratieve loonsanctie, omdat een dergelijk document niet wettelijk is voorgeschreven in het kader van de administratieve verplichtingen rondom de te verrichten re-integratie-inspanningen.
10. In de Wet WIA is bepaald dat (onder meer) over de verplichting om een re-integratieverslag op te stellen nadere regels kunnen worden gesteld bij ministeriële regeling. [4] Dat is gebeurd met de Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar (Rpetz), waarin in artikel 6, eerste lid, een opsomming is gegeven van wat een re-integratieverslag in ieder geval moet bevatten. Onderdeel f daarvan is “het oordeel en het advies van de bedrijfsarts, bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid”, van de Rpetz. Op grond van deze laatste bepalingen verlangt de werkgever een oordeel van de bedrijfsarts bij dreigend langdurig ziekteverzuim.
11. De rechtbank stelt vast dat de door het Uwv aangeduide probleemanalyse een verplicht onderdeel is van het oordeel van de bedrijfsarts is, bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid, van de Rpetz. Dit kan ook worden afgeleid uit de toelichting op de Rpetz, waarin staat dat het geven van dit oordeel onder meer impliceert dat er een “adequate probleemanalyse” wordt opgesteld, die een beschrijving moet bevatten van “gegevens die van belang zijn voor herstel, werkhervatting en re-integratie”, waarbij de toelichting wijst op “de aard van de klachten, de diagnose, de behandeling, de prognose, de beperkingen die hieruit voortvloeien” en andere relevante privé, werk- en sociale omstandigheden zoals bijvoorbeeld een arbeidsconflict. [5] Omdat de probleemanalyse als verplicht onderdeel van het re-integratieverslag is opgenomen in artikel 6, eerste lid, van de Rpetz, is er een wettelijke grondslag voor het opleggen van een administratieve loonsanctie bij het ontbreken van dit document. Het Uwv mag dus verlangen dat een werkgever een probleemanalyse meestuurt met het re-integratieverslag. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin de probleemanalyse ook als voorgeschreven stuk in het re-integratieverslag is beschouwd. [6] Daarbij overweegt de rechtbank nog wel dat er geen verplicht te gebruiken formulier is. In het verweerschrift heeft het Uwv zich op het standpunt gesteld dat werkgevers op basis van de Werkwijzer Poortwachter het door het Uwv opgestelde formulier moeten gebruiken en dat eiseres dat niet heeft gedaan. De Werkwijzer Poortwachter is echter slechts een hulpmiddel voor werkgevers en geen bindend voorschrift. In de werkwijzer wordt het formulier overigens ook slechts sterk aanbevolen. Er is daarom geen wettelijke bepaling waaruit volgt dat werkgevers verplicht zijn om dat formulier te gebruiken. De werkgever mag er daarom voor kiezen om het daartoe door het Uwv opgestelde formulier te gebruiken, maar dit hoeft niet. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Eiseres voert vervolgens aan dat zij de gegevens waarvan het Uwv stelde dat die ontbraken, heeft toegestuurd in reactie op de brief van 22 juli 2022. Voor zover de probleemanalyse aanvankelijk ontbrak, is die tekortkoming volgens eiseres dan ook voor het einde van de wachttijd weggenomen.
13. De rechtbank overweegt dat het Uwv in de beslissing op bezwaar niet dezelfde tekortkoming ten grondslag legt aan de loonsanctie als in het primaire besluit. Hoewel het Uwv het in de beslissing op bezwaar nog steeds heeft over het ontbreken van een probleemanalyse, specificeert zij dit, door te overwegen dat op dat moment nog gegevens zouden ontbreken over de aard van het dienstverband, zoals het werkrooster en een omschrijving van de werkzaamheden. De rechtbank oordeelt dat dit geen gegevens zijn die behoren tot de door de bedrijfsarts op te stellen probleemanalyse, die immers medisch van aard is. De gegevens die het Uwv in de beslissing op bezwaar nog mist, zijn gegevens over de functie van de werknemer. Daarover beschikt eiseres als werkgever zelf. Hoewel die gegevens op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onderdeel c van de Rpetz net zo goed onderdeel moeten uitmaken van het re-integratieverslag, zijn dat andere gegevens dan de probleemanalyse uit onderdeel f. De rechtbank oordeelt dan ook dat het Uwv in de beslissing op bezwaar een andere administratieve tekortkoming aan de loonsanctie ten grondslag legt dan hij in het primaire besluit heeft gedaan. Verder is van belang dat de beslissing op bezwaar is genomen na afloop van de wettelijke wachttijd op 11 oktober 2022.
14. Het reparatoire karakter van een loonsanctie brengt met zich mee dat de werkgever eerst in de gelegenheid wordt gesteld om zijn tekortkomingen te herstellen. Dat komt tot uitdrukking in de hiervoor genoemde wettelijke grondslag voor de loonsanctie uit de Wet WIA en is bevestigd in de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep. [7] De rechtbank oordeelt dat dit herstelkarakter van de loonsanctie tot gevolg heeft dat het wijzigen van de grondslag van de administratieve loonsanctie omdat de probleemanalyse ontbreekt, in een administratieve loonsanctie omdat de gegevens over de functie van de werknemer ontbreken, niet mogelijk is als het Uwv die wijziging niet voorafgaand aan de afloop van de wachttijd afgeeft. Dat is wat zich in deze zaak heeft voorgedaan. Gelet hierop is de beslissing op bezwaar genomen in strijd met artikel 25, negende en volgende leden, van de Wet WIA. De beroepsgrond slaagt.
15. Uit de beslissing op bezwaar blijkt bovendien dat het Uwv naar aanleiding van zijn heroverweging van het primaire besluit concludeerde dat niet meer werd tegengeworpen dat een (medisch) oordeel van de bedrijfsarts ontbrak. In dat standpunt ligt in het licht van het voorgaande besloten dat het ontbreken van de probleemanalyse niet meer als tekortkoming werd beschouwd, terwijl de nadere gegevens al vóór het primaire besluit waren toegestuurd. Omdat de ándere tekortkoming – over de gegevens over de functie van de werknemer – te laat is geconstateerd, had dit in de beslissing op bezwaar tot het herroepen van de loonsanctie moeten leiden.
15. De loonsanctie kan niet in stand blijven. De rechtbank komt daarom niet meer toe aan het beroep dat eiseres heeft gedaan op het vertrouwensbeginsel, waarbij zij heeft gewezen op de brief van het Uwv van 30 september 2022.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal de beslissing op bezwaar vernietigen en zal zelf in de zaak voorzien, door het primaire besluit te herroepen. Dit betekent dat de met dat besluit opgelegde loonsanctie niet meer geldt.
18. Het Uwv moet aan eiseres het betaalde griffierecht vergoeden. Uit het dossier en de Landelijke Advocaten Tabel blijkt dat de gemachtigde van eiseres als advocaat in dienst is bij eiseres zelf. De rechtsbijstand van de gemachtigde is daarom niet door een derde verleend, zodat deze op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht niet voor vergoeding in aanmerking komt. Van andere proceskosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de beslissing op bezwaar van 4 november 2022;
  • herroept het primaire besluit van 3 oktober 2022 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beslissing op bezwaar;
  • bepaalt dat het college aan eiseres het griffierecht van € 365,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzitter, en mr. J. Wolbrink en mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, leden, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer de Bruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 25, negende lid, van de Wet WIA.
2.Dit volgt uit artikel 25, derde lid, van de Wet WIA
3.Dit volgt uit artikel 25, achtste lid, van de Wet WIA.
4.Dit volgt uit artikel 25, zevende lid, van de Wet WIA.
5.Staatscourant 2002, nr. 60.
6.Zie de uitspraak van 30 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:764.
7.Zie de uitspraak van 10 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6885.