ECLI:NL:RBMNE:2023:5485

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
562156 KG ZA 23-462
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woonruimte op basis van overlast en niet-naleving zorg-huurovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting De Tussenvoorziening en een cliënt, aangeduid als [gedaagde]. De Tussenvoorziening vorderde ontruiming van de woonruimte van [gedaagde] vanwege aanhoudende overlast en het niet naleven van afspraken uit de zorg-huurovereenkomst. De cliënt was sinds 5 maart 2020 bij de Tussenvoorziening ondergebracht, maar vanaf augustus 2021 ontving de organisatie klachten van omwonenden over geluidsoverlast en drugsgerelateerde activiteiten in de woning van [gedaagde]. Ondanks zes officiële waarschuwingen bleef [gedaagde] zich niet aan de afspraken houden, wat leidde tot de opzegging van de zorg-huurovereenkomst op 20 juli 2023.

Tijdens de mondelinge behandeling op 3 oktober 2023, geleid door voorzieningenrechter P.S. Elkhuizen-Koopmans, werd vastgesteld dat de dagvaarding correct was betekend. [gedaagde] was niet vertegenwoordigd door zijn advocaat, wat leidde tot een voortzetting van de behandeling. De rechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, gezien de veiligheid van andere bewoners in gevaar was door het gedrag van [gedaagde]. De voorzieningenrechter concludeerde dat de Tussenvoorziening voldoende zwaarwichtige redenen had om de overeenkomst op te zeggen, en dat de ontruiming van de woning gerechtvaardigd was.

De rechter heeft [gedaagde] veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en de proceskosten van de Tussenvoorziening te vergoeden, die zijn begroot op € 1.884,86. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/562156 / KG ZA 23-462
Vonnis in kort geding van 17 oktober 2023
in de zaak van
STICHTING DE TUSSENVOORZIENING,
te Utrecht,
eisende partij,
hierna te noemen: de Tussenvoorziening,
advocaat: mr. M.L. Sterrenberg-Ellerbroek,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 29
- de mondelinge behandeling van 3 oktober 2023, waarvan aantekeningen zijn gemaakt
1.2.
Op 3 oktober 2023 heeft mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G. Delissen, griffier, een mondelinge behandeling gehouden. Daarbij was namens de Tussenvoorziening aanwezig mevrouw [A] (Unitmanager), bijgestaan door advocaat mr. M.L. Sterrenberg-Ellerbroek en mr. van Es.
1.3.
Ongeveer 10 a 15 minuten na aanvang van de mondelinge behandeling verscheen [gedaagde] . Hij deelde mee dat hij wachtte op zijn advocaat en dat hij de behandeling niet voort wilde zetten zonder aanwezigheid van zijn advocaat mr. A. Derby. De griffier heeft vervolgens mr. Derby gebeld om te vragen of zij zich in dit kort geding als advocaat heeft gesteld. Dat is niet het geval. Wel is zij enige tijd geleden door [gedaagde] benaderd en heeft zij met één van de bestuurders van de Tussenvoorziening gesproken. [gedaagde] heeft haar er echter vervolgens niet van op de hoogte gesteld dat de Tussenvoorziening een kort geding is gestart. Dit gesprek was voor alle aanwezigen hoorbaar via de speaker.
1.4.
De rechter heeft geconstateerd dat de dagvaarding correct is betekend en heeft vervolgens beslist dat de mondelinge behandeling wordt voortgezet.
1.5.
Hierna is besloten dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] is op 5 maart 2020 bij de Tussenvoorziening client geworden. De Tussenvoorziening biedt haar cliënten tijdelijk begeleide huisvesting met het doel dat zij leren zelfstandig te functioneren. [gedaagde] woont in een woongroep van de Tussenvoorziening aan de [adres] in [woonplaats] . Deze woning is door woningcorporatie Portaal verhuurd aan de Tussenvoorziening voor de huisvesting van cliënten met wie zij een woon-zorgovereenkomst heeft gesloten.
2.2.
Vanaf augustus 2021 ontvangt de Tussenvoorziening overlastmeldingen van omwonenden. Het gaat om geluidsoverlast in de nacht en in de vroege ochtend. Daarnaast heeft de politie een inval gedaan in de woning van [gedaagde] en zijn er drugs aangetroffen en spullen die gebruikt worden om cocaïne te koken. Ook is er sprake van gewelddadig gedrag richting medewerkers en medebewoners. De Tussenvoorziening heeft [gedaagde] zes officiële waarschuwingen gegeven, maar dat heeft niet geleid tot beëindiging van de overlast. Daarom heeft de Tussenvoorziening de zorg-huurovereenkomst op 20 juli 2023 opgezegd en [gedaagde] gesommeerd om uiterlijk 20 augustus 2023 de woning te verlaten. [gedaagde] weigert echter te vertrekken. De Tussenvoorziening is daarom dit kort geding gestart, waarin zij ontruiming van de woonruimte vordert.

3.De beoordeling

Spoedeisend belang
3.1.
Voor een voorlopige voorziening is een spoedeisend belang vereist. Dat is hier aanwezig. Door het gedrag van [gedaagde] is de veiligheid van andere bewoners van de woongroep in gevaar. De Tussenvoorziening is niet langer in staat de andere bewoners van de woongroep daar voldoende tegen te beschermen. Omwonenden lijden onder geluidsoverlast en verhuurder Portaal kan dat niet langer verantwoorden richting haar andere huurders.
De ontruiming
3.2.
De Overeenkomst Wonen met Zorg bepaalt in artikel 8.2 dat de Tussenvoorziening de overeenkomst kan opzeggen op grond van zodanig zwaarwichtige redenen dat voortzetting van de zorgovereenkomst redelijkerwijs niet kan worden verlangd. Onder zwaarwichtige redenen valt in ieder geval dat cliënt zich onttrekt aan de zorg en/of afspraken uit deze overeenkomst of het inhoudelijke plan niet of niet behoorlijk nakomt. In artikel 13.1 van deze overeenkomst is bepaald dat de huisregels onlosmakelijk onderdeel zijn van de overeenkomst en in artikel 10.5 dat de cliënt zich moet houden aan die huisregels. (productie 3)
3.3.
De voorzieningenrechter begrijpt uit de toelichting van [gedaagde] dat hij zich op het standpunt stelt dat er geen sprake is van zwaarwichtige redenen die opzegging van de woon-zorgovereenkomst rechtvaardigen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat er in zijn woning geen drugs worden verpakt, geprepareerd of verhandeld. Alle drugsgerelateerde spullen die in zijn woning zijn aangetroffen, zijn voor eigen gebruik. Hij is naar eigen zeggen een gelegenheidsgebruiker. Het proces-verbaal van de politie klopt volgens hem niet. Veel van de spullen die daarin genoemd staan waren niet in zijn woning aanwezig. De klachten van medebewoners en andere omwonenden die de Tussenvoorziening noemt zijn volgens [gedaagde] ook niet waar. Hij heeft alleen wel eens een hard muziekje op staan. Ook de stelling van de Tussenvoorziening dat een medebewoner uit angst voor hem het huis uit is gevlucht klopt niet. [gedaagde] geeft aan dat hij niet begrijpt waarom er onwaarheden over hem worden opgeschreven of verteld. Hij vermoedt dat de Tussenvoorziening dat doet omdat zij geen andere woning voor hem kunnen vinden.
3.4.
[gedaagde] heeft in de periode van 27 augustus 2021 tot en met 11 juli 2023 zes officiële waarschuwingen ontvangen. De eerste twee waarschuwing zagen op geluidsoverlast, maar vanaf de derde waarschuwing spelen ook het vermoeden van drugshandel vanuit de woning van [gedaagde] en het drugsgebruik van [gedaagde] zelf, een steeds belangrijkere rol. Bij de laatste drie waarschuwingen is [gedaagde] zelfs voor een korte periode geschorst. Uit de stukken blijkt dat vanaf 2022 het gedrag van [gedaagde] problematischer wordt en dat er sprake is van toenemend drugsgebruik. Het vermoeden van de Tussenvoorziening dat [gedaagde] niet alleen harddrugs gebruikt maar daar ook in dealt, vindt bevestiging in de vele meldingen die zij daarover heeft ontvangen in de loop van 2022 en 2023. Ook de inval door de politie op 21 oktober 2021 in de woning van [gedaagde] en wat daarbij is aangetroffen bevestigt dat. In de woning is namelijk een handelshoeveelheid harddrugs aangetroffen, zo blijkt uit de brief van de burgemeester van 18 januari 2022 (productie 10). In die brief heeft de burgemeester haar voornemen kenbaar gemaakt om de woning voor een periode van drie maanden te sluiten, omdat zij het op basis van de politie-inval zeer aannemelijk acht dat er vanuit de woning van [gedaagde] harddrugs verhandeld worden. Dat besluit is uiteindelijk niet uitgevoerd, maar heeft er wel toe geleid dat de Tussenvoorziening tot de conclusie is gekomen dat [gedaagde] niet veel langer op de [adres] kan blijven, maar slechts totdat er andere woonruimte voor hem is gevonden en onder voorwaarden (productie 13). Op 22 november 2022 heeft het Vierde Huis bericht dat [gedaagde] in aanmerking komt voor een eenmalige aanbieding voor een woning met begeleiding. Tot een aanbod is het echter niet gekomen omdat de Tussenvoorziening de overeenkomst met [gedaagde] heeft opgezegd omdat hij zich niet hield aan artikel 10 van de zorg-woonovereenkomst. Naast de voortdurende geluidsoverlast en de meldingen over het dealen van drugs, zijn er ook meldingen dat [gedaagde] drugs aan zijn medebewoners aanbiedt, waardoor de veiligheid van die bewoners in het gevaar komt. In de zesde en laatste waarschuwing is [gedaagde] er weer uitdrukkelijk op gewezen dat hij hiermee moet stoppen en dat hij anders het risico loopt zijn woning kwijt te raken (productie 25). Korte tijd later op 20 juli 2023 is er weer een melding van drugs dealen. Zie de politieregistraties in productie 27. De Tussenvoorziening zegt vervolgens de overeenkomst op, omdat [gedaagde] zich na meerdere waarschuwingen niet aan de afspraken uit de overeenkomst en de huisregels houdt en hij gedrag vertoont dat gevaarlijk is voor de begeleiders en/of mensen die in de buurt wonen en/of andere cliënten.
3.5.
Uit het voorgaande blijkt dat [gedaagde] zich niets aantrekt van de afspraken en regels die gelden op grond van zijn zorg-woonovereenkomst. De geboden begeleiding, de vele waarschuwingen en zelfs time-outs hebben niet geleid tot verbetering. Integendeel, het wangedrag van [gedaagde] lijkt steeds ernstigere vormen aan te nemen. Hij lijkt dit zelf niet in te zien en de overlast die hij veroorzaakt te bagatelliseren. Dat bleek ook uit zijn houding en uitspraken tijdens de zitting en ook de Tussenvoorziening heeft dat eerder geconstateerd (productie 9). Zie in dit verband de gespreksnotitie van 17 augustus 2021 (productie 6) waarin [gedaagde] ontkent dat er sprake was van harde muziek en de notitie van 15 april 2022 (productie 14). Deze omstandigheden vormen een voldoende zwaarwichtige reden voor de Tussenvoorziening om de woon-zorgovereenkomst met [gedaagde] op te zeggen. Vooral nu ook de veiligheid van medebewoners in het gedrang komt. Het belang van de Tussenvoorziening bij ontruiming van de woning is hiermee zwaarder gaan wegen dan het belang van [gedaagde] bij behoud van de woning. De voorzieningenrechter vindt het niet geloofwaardig dat, zoals [gedaagde] zelf stelt, iedereen om hem heen liegt. Er is geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen en registraties van de politie en aan de door de Tussenvoorziening gedocumenteerde meldingen en gesprekken. De vordering tot ontruiming zal dan ook worden toegewezen.
De proceskosten
3.6.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten van de Tussenvoorziening betalen. De kosten aan de kant van de Tussenvoorziening worden begroot op:
-dagvaarding € 129.86
-griffierecht € 767,00
-salaris advocaat
€ 1.079,00(tarief gemiddelde zaak)
Totaal € 1.884,86

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woonruimte aan de [adres] in [woonplaats] te ontruimen en te verlaten met al wie en al wat zich daarin vanwege [gedaagde] bevindt en met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking te stellen van de Tussenvoorziening ,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de kant van de Tussenvoorziening , tot nu toe begroot op € 1.884,86,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2023 door mr. C.J.M. Hendriks.