ECLI:NL:RBMNE:2023:5484

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
562148 KG ZA 23-461
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning wegens overlast en beëindiging zorg-huurovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. [gedaagde] was sinds 2018 cliënt van [eiser], die zorg en huisvesting biedt aan mensen in nood. Na herhaalde overlastmeldingen en vermoedens van criminele activiteiten, waaronder drugshandel en prostitutie, heeft [eiser] de zorg-huurovereenkomst met [gedaagde] beëindigd en hem gesommeerd de woning te verlaten. [gedaagde] heeft hieraan geen gehoor gegeven, wat heeft geleid tot de vordering van [eiser] tot ontruiming van de woning.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang voor [eiser], aangezien de overlast de omwonenden in gevaar brengt en de relatie met de woningcorporatie Bo-Ex onder druk staat. De rechter oordeelde dat de overlast en de angst onder de omwonenden zwaarder wegen dan het belang van [gedaagde] bij het behoud van zijn woning. De rechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, maar de ontruimingstermijn vastgesteld op 30 dagen in plaats van de gevorderde 14 dagen, om [gedaagde] de kans te geven zich voor te bereiden op zijn vertrek en om hem te begeleiden naar een verslavingskliniek of hostel.

Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.884,86. De uitspraak is gedaan door voorzieningenrechter P.S. Elkhuizen-Koopmans en openbaar uitgesproken door mr. C.J.M. Hendriks.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/562148 / KG ZA 23-461
Vonnis in kort geding van 17 oktober 2023
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M.L. Sterrenberg-Ellerbroek,
tegen

1.[bewindvoerder] , handelend als bewindvoerder van [gedaagde]

te [plaats 2] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
2.
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
hierna samen te noemen: [gedaagde]
gedaagde partijen,
advocaat: mr. R. van Veen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 21 producties en nog 2 aanvullende producties
- producties 1 en 2 van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 3 oktober 2023, waarvan aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Op 3 oktober 2023 heeft mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G. Delissen, griffier, een mondelinge behandeling gehouden. Daarbij waren namens [eiser] aanwezig [begeleider] (begeleider) en [unitmanager] (Unitmanager), bijgestaan door advocaat mr. M.L. Sterrenberg-Ellerbroek. Verder waren aanwezig [gedaagde] en zijn bewindvoerder [bewindvoerder] , bijgestaan door advocaat mr. Van Veen.
1.3.
Hierna is besloten dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] is in 2018 bij [eiser] client geworden, nadat hij twee jaar dakloos is geweest. [eiser] verzorgt onder meer huisvesting voor haar cliënten. De eerste huurwoning die [gedaagde] via [eiser] heeft gekregen, heeft hij in juni 2020 moeten verlaten omdat hij overlast veroorzaakte. Vervolgens heeft [eiser] hem een andere woning ter beschikking gesteld, totdat hij op 15 maart 2021 de woning aan de [adres] in [plaats 1] kreeg. Deze woning is door woningcorporatie Bo-Ex verhuurd aan [eiser] voor de huisvesting van cliënten met wie zij een zorg-of begeleidingsovereenkomst heeft gesloten. [eiser] biedt tijdelijk begeleide huisvesting met het doel dat de bewoner leert zelfstandig te functioneren. Dit doel is in het geval van [gedaagde] nog niet bereikt.
2.2.
Ook op de [adres] is sprake van overlastmeldingen. Daarnaast zijn er volgens [eiser] sterke aanwijzingen dat er drugs worden verhandeld in de woning en dat daar prostitutie plaatsvindt. Dat heeft geleid tot twee waarschuwingen aan het adres van [gedaagde] en een aanbod van Bo-Ex om hem tijdelijk op een andere locatie te huisvesten via het Laatste Kansbeleid. [gedaagde] heeft de voorwaarden die daarbij horen echter niet geaccepteerd. Vanwege aanhoudende overlast heeft [eiser] de zorg-huurovereenkomst met [gedaagde] uiteindelijk beëindigd en [gedaagde] gesommeerd de woning uiterlijk 1 augustus 2023 te verlaten. Dat heeft hij niet gedaan en de overlast duurt volgens de Voorziening voort. [eiser] vordert daarom in dit kort geding ontruiming van de woning.

3.De beoordeling

Spoedeisend belang
3.1.
Voor een voorlopige voorziening is een spoedeisend belang vereist. [eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot ontruiming. Er is sprake van voortdurende overlast die ervoor zorgt dat de omwonenden zich niet veilig voelen. Bo-Ex verlangt nu van [eiser] dat zij een einde maakt aan de overlast door de zorg-huurovereenkomst met [gedaagde] te beëindigen. Zij heeft aangekondigd anders een procedure te starten tegen [eiser] . [eiser] is voor haar dienstverlening afhankelijk van woningcorporaties zoals Bo-Ex en voortzetting van de bewoning door [gedaagde] brengt de relatie met Bo-Ex in gevaar. Daarnaast gaat dat ten koste van andere hulpbehoevenden die vanwege het gebrek aan woningen op de wachtlijst staan.
Ontruiming
3.2.
De Huurovereenkomst voor bepaalde tijd ex artikel 7:271 lid 1 BW (productie 6) en de Zorgovereenkomst (productie 23) die [eiser] met [gedaagde] heeft gesloten, zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dat staat tussen partijen niet ter discussie. Wel verschillen partijen van menig over de vraag of [eiser] deze overeenkomsten mocht opzeggen.
3.3.
Op grond van artikel 3 van de Huurovereenkomst zijn gedragingen in strijd met bepalingen uit he wetboek van Strafrecht niet toegestaan. Ook is het niet toegestaan om overlast in enige vorm in en vanuit het gehuurde te veroorzaken. Verhuurder mag de overeenkomst opzeggen als de Zorgovereenkomst is opgezegd (artikel 4.3 van de Huurovereenkomst). [eiser] mag op grond van artikel 4.2 de Zorgovereenkomst opzeggen als er sprake is van dusdanig zwaarwichtige redenen dat voortzetting van de Zorgovereenkomst redelijkerwijs niet kan worden verlangd.
3.4.
[gedaagde] stelt dat er geen sprake is van dusdanig zwaarwichtige redenen die opzegging van de Zorgovereenkomst rechtvaardigen. Hij voert in dat verband -kort samengevat- aan dat [eiser] niet voldoende heeft aangetoond dat de overlast zoals die in de dagvaarding is weergegeven ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en ook niet dat de overlast wordt veroorzaakt door [gedaagde] of zijn bezoekers. Dat er drugs wordt gedeald vanuit de woning van [gedaagde] en dat daar prostitutie plaatsvindt wordt niet bevestigd door de mutaties van de politie. Subsidiair stelt hij zich op het standpunt dat er geen belang is bij ontruiming omdat er een alternatief beschikbaar is. Bo-Ex heeft eerder een andere woning onder voorwaarden aangeboden en [gedaagde] is inmiddels wel bereid om alle daaraan verbonden voorwaarden te accepteren.
3.5.
De voorzieningenrechter is het niet met [gedaagde] eens. Uit de stukken die [eiser] heeft overgelegd en uit haar toelichting tijdens de mondelinge behandeling is voldoende duidelijk geworden dat er in ieder geval vanaf halverwege 2022 sprake is van overlast en dat die overlast ondanks de intensieve begeleiding van [eiser] niet is gestopt of is verminderd.
3.6.
Zo blijkt uit het proces-verbaal van 1 maart 2023 van de wijkagent dat er vanaf 9 juni 2022 regelmatig meldingen bij de politie zijn binnengekomen ten aanzien van [adres] (productie 7). Die meldingen hebben meerdere keren geleid tot ingrijpen van de politie, die daarbij heeft geconstateerd dat er bij de politie bekende drugsgebruikers en prostituees in de woning aanwezig waren en dat sommige aanwezigen (ook [gedaagde] ) onder invloed waren van drugs. Ook heeft iemand verklaard drugs te krijgen bij [gedaagde] . Verder is er een enkele keer drugs aangetroffen of heeft [gedaagde] zelf verklaard dat er drugs aanwezig was en vrijwel altijd zijn hulpmiddelen aangetroffen die gebruikt worden voor het versnijden van drugs.
3.7.
Niet alleen de politie en omwonenden hebben het vermoeden dat er prostitutie en/of andere criminele activiteiten in de woning plaatsvinden, maar ook de gemeente maakt zich daar zorgen over. Daarom is besloten tot een persoonsgebonden aanpak (PGA) waarbij gemeente, politie, de woningcorporatie en de hulpverlening in gesprek gaan met [gedaagde] en gezamenlijk tot een oplossing proberen te komen. [gedaagde] heeft daarover op 27 februari 2023 een brief van de gemeente ontvangen. Daarin is hij ook opgeroepen om te stoppen met de overlast. Na die brief heeft de politie al dan niet samen met de gemeente nog enkele onverwachte bezoeken gebracht aan de woning van [gedaagde] en op 18 maart 2023 heeft een inval plaatsgevonden. Er is geen bewijs gevonden dat er daadwerkelijk wordt gedeald of prostitutie plaatsvindt.
3.8.
Behalve de politie heeft ook Bo-Ex overlastmeldingen ontvangen. Zij heeft daarom op 22 december 2022 een portiekonderzoek uitgevoerd. De overlast die haar huurders ervaren bestaat uit lawaai (ook ‘s avonds laat) doordat bezoekers van [gedaagde] op zijn deur bonzen, schreeuwen of ruzie maken. Daarnaast vervuilen de bezoekers van [gedaagde] de openbare ruimtes van de portiek door daar te urineren en te braken. Ze hebben niet alleen last van deze bezoekers maar zijn ook bang. Zij omschrijven de bezoekers als ongure junky-achtige types en hebben het vermoeden dat er wordt gedeald omdat het gaat om veel kortdurende bezoekjes. Op basis van de bevindingen uit het portiekonderzoek heeft Bo-Ex aan [eiser] gevraagd om [gedaagde] een officiële waarschuwing te geven. Op 26 september 2022 had [eiser] al een eerste officiële waarschuwing gegeven, nadat zij klachten had ontvangen van Bo-Ex en van de politie over luidruchtig bezoek tot diep in de nacht. Naar aanleiding van het portiekonderzoek van Bo-Ex heeft [eiser] vervolgens op 8 maart 2023 een tweede officiële waarschuwing gegeven.
3.9.
[eiser] heeft [gedaagde] intensief begeleid. Ondanks die intensieve begeleiding heeft zij [gedaagde] niet zover weten te krijgen dat de overlast stopt. In het netwerkoverleg continuering Zorg & Verblijf van 18 april 2023 constateert [eiser] dat de ernst van de situatie niet tot [gedaagde] lijkt door te dringen (productie 16). Dat lijkt bevestigd te worden door het feit dat de overlast nog steeds voortduurt.
3.10.
Uit het voorgaande blijkt dat er vanuit meerdere kanten sprake is van overlastmeldingen en vermoedens van criminele activiteiten. De meldingen laten een eenduidig beeld zien van veel aanloop bij [gedaagde] , zowel overdag als tijdens de avond en nacht. De bezoekers zijn veelal drugsgebruikers en prostituees. Dat de politie (nog) niet heeft kunnen constateren dat er daadwerkelijk gedeald wordt en prostitutie plaatsvindt in de woning van [gedaagde] betekent niet dat deze bezoekers en/of [gedaagde] niet voor overlast zorgen. Ook is voldoende aannemelijk dat de overlast door [gedaagde] en zijn bezoekers wordt veroorzaakt. Volgens de omwonden is de overlast pas begonnen nadat [gedaagde] in de portiek is komen wonen en dat wordt bevestigd door de constatering van de wijkagent dat er geen enkele politieregistratie in het systeem is vastgelegd op dat adres in de periode voordat [gedaagde] daar woonde. In dat kader is nog van belang dat [gedaagde] ook in de eerdere woning van [eiser] overlast heeft veroorzaakt en dat hij de woning om die reden heeft moeten verlaten. Ook toen heeft begeleiding van [eiser] er kennelijk niet toe geleid dat [gedaagde] de overlast stopte. Bo-Ex heeft als verhuurder de verantwoordelijkheid om haar andere huurders ongestoord woongenot te bieden en een einde te maken aan de overlast. Zoals uit het voorgaande blijkt is dat tot op heden ondanks de inzet van allerlei instanties nog niet gelukt. Er blijft dan ook geen andere optie over dan dat [eiser] de zorg-huurovereenkomst beëindigt. De overlast en de angst onder de omwonenden zijn dusdanig ernstig dat van hen niet verlangd kan worden dat zij dit nog veel langer moeten ondergaan. De belangen van de omwonenden bij een ongestoorde en veilige woonomgeving wegen inmiddels zwaarder dan het belang van [gedaagde] bij behoud van zijn woning.
3.11.
Wat betreft het bestaan van een alternatief voor de ontruiming, constateert de voorzieningenrechter dat Bo-Ex niet langer bereid is om in het kader van het Laatste Kans Beleid een woning aan [gedaagde] beschikbaar te stellen. Haar eerdere aanbod van 25 mei 2023 voor een andere woning dat [gedaagde] niet heeft willen accepteren, wil zij niet herhalen. Daarmee is er op dit moment dus geen alternatief aanwezig.
Conclusie
3.12.
[eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er een zwaarwichtige reden is op grond waarvan niet van haar verlangd kan worden dat zij de Zorgovereenkomst met [gedaagde] voortzet. Zij mocht die dan ook opzeggen. Daarmee is tegelijk de huurovereenkomst opgezegd. De vordering tot ontruiming wordt dan ook toegewezen, met dien verstande dat daarvoor een langere ontruimingstermijn wordt bepaald dan door [eiser] is gevorderd. In plaats van 14 dagen wordt de ontruimingstermijn bepaald op 30 dagen. [eiser] heeft dan wat meer tijd om [gedaagde] te begeleiden naar een verslavingskliniek ( [gedaagde] heeft gezegd daar voor open te staan) of anders naar een hostel. Ook kan [gedaagde] dan nog begeleid worden bij zijn medische afspraken. Zonder begeleiding lukt hem dat niet. [eiser] is heeft aangegeven dat zij ook bereid is om dat te doen. Verder maakt de gezondheidssituatie van [gedaagde] , in combinatie met de aankomende winterperiode, dat zo goed als mogelijk voorkomen moet worden dat hij op straat komt te staan. Ook daarom is een iets langere ontruimingsperiode op zijn plaats. Gelet op de belangen van de omwonenden en daarmee de belangen van Bo-Ex en [eiser] , acht de voorzieningenrechter een termijn van 30 dagen aanvaardbaar.
De proceskosten
3.13.
[gedaagde] heeft ongelijk gekregen en wordt daarom veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de kant van [eiser] worden als volgt begroot:
dagvaarding € 129,86
griffierecht € 676,00
salaris advocaat
€ 1.079,00
Totaal € 1.884,86

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan de [adres] in [plaats 1] met al wie en wat zich daarin vanwege hem bevindt binnen dertig dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van [eiser] te stellen,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiser] tot nu toe begroot op € 1.884,86,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2023 door mr. C.J.M. Hendriks.