In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. [gedaagde] was sinds 2018 cliënt van [eiser], die zorg en huisvesting biedt aan mensen in nood. Na herhaalde overlastmeldingen en vermoedens van criminele activiteiten, waaronder drugshandel en prostitutie, heeft [eiser] de zorg-huurovereenkomst met [gedaagde] beëindigd en hem gesommeerd de woning te verlaten. [gedaagde] heeft hieraan geen gehoor gegeven, wat heeft geleid tot de vordering van [eiser] tot ontruiming van de woning.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang voor [eiser], aangezien de overlast de omwonenden in gevaar brengt en de relatie met de woningcorporatie Bo-Ex onder druk staat. De rechter oordeelde dat de overlast en de angst onder de omwonenden zwaarder wegen dan het belang van [gedaagde] bij het behoud van zijn woning. De rechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, maar de ontruimingstermijn vastgesteld op 30 dagen in plaats van de gevorderde 14 dagen, om [gedaagde] de kans te geven zich voor te bereiden op zijn vertrek en om hem te begeleiden naar een verslavingskliniek of hostel.
Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.884,86. De uitspraak is gedaan door voorzieningenrechter P.S. Elkhuizen-Koopmans en openbaar uitgesproken door mr. C.J.M. Hendriks.