ECLI:NL:RBMNE:2023:5478

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
16.210312.19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens drugshandel en verkeersdelicten met taakstraf en ontzegging rijbevoegdheid

Op 18 oktober 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 augustus 2019 in Hilversum betrokken was bij drugshandel en verkeersdelicten. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen, vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne, alsook van het veroorzaken van gevaar op de weg en het verlaten van de plaats van een ongeval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen 129 wikkels cocaïne had verkocht en 101 wikkels had vervoerd. Daarnaast veroorzaakte hij gevaar op de weg door met hoge snelheid te rijden en een verkeersongeval te veroorzaken waarbij hij de plaats van het ongeval verliet. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen op basis van getuigenverklaringen en proces-verbaal van de politie. De verdachte ontkende wetenschap te hebben gehad van de cocaïne in zijn auto, maar de rechtbank oordeelde dat hij wel degelijk op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden. Tevens werd een bedrag van € 6.060,77 verbeurd verklaard, aangezien dit bedrag vermoedelijk afkomstig was uit drugshandel. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een gematigde straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.210312.19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.L. Rinsma en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
op 30 augustus 2019 in Hilversum samen met anderen opzettelijk 129 wikkels (60,47 gram) cocaïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd of aanwezig heeft gehad;
feit 2:
op 30 augustus 2019 in Hilversum samen met anderen opzettelijk 101 wikkels (50,29 gram) cocaïne heeft vervoerd of aanwezig heeft gehad;
feit 3:
op 30 augustus 2019 in Hilversum gevaar op de weg heeft veroorzaakt door onder meer hard te rijden, geen voorrang te verlenen en een botsing te veroorzaken;
feit 4:
op 30 augustus 2019 in Hilversum de plaats van een ongeval heeft verlaten.

3.VOORVRAGEN

De rechtbank heeft ambtshalve gekeken naar de vraag of de officier van justitie ontvankelijk is ten aanzien van feit 3. Dit feit betreft een overtreding en daarvoor geldt een verjaringstermijn van drie jaren. Het e-mailbericht van het Openbaar Ministerie van 2 oktober 2020 aan de raadsman, - waarin het besluit is gemeld om verdachte te dagvaarden voor de meervoudige kamer van de rechtbank en waarin verzocht wordt om eventuele (aanvullende) onderzoekswensen kenbaar te maken – heeft de verjaring echter gestuit. Vanaf die datum is een nieuwe verjaringstermijn van drie jaar aangevangen. Binnen deze drie jaar is verdachte gedagvaard, zodat het feit nog niet is verjaard.
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.
Voorts is de dagvaarding geldig, de rechtbank bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, kort samengevat, ten aanzien van de feiten 1 en 2 betoogd dat niet vast te stellen is dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de cocaïne in zijn auto. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft een dag eerder de auto geleend en heeft verklaard dat hij spullen was vergeten mee te nemen uit de auto. Als verdachte het al had geweten, is dat nog steeds niet voldoende voor een veroordeling, omdat de drugs zich niet in de machtssfeer van verdachte bevonden. Uit het dossier blijkt ook niet dat verdachte opzet had op de handel in cocaïne, aldus nog steeds de raadsman.
Op zijn telefoon zijn geen foto’s aangetroffen van ponypacks of het soort tassen waarin de drugs waren verpakt.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte achtervolgd werd. Hij wist eerst niet dat de politie achter hem aan reed. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte wist dat hij een ongeluk heeft veroorzaakt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
1. Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 31 augustus 2019 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 30 augustus 2019 te Hilversum zag ik een Mercedes met kenteken [kenteken] parkeren aan het einde van de parkeerplaats. Ik pakte mijn verrekijker om te kijken wie er in de auto zaten. Ik zag dat er twee mannen in het voertuig zaten. Ik zag een Ford Fiesta de parkeerplaats oprijden en inparkeren. Ik zag dat de bestuurder van de Ford uit zijn auto stapte en achter in de Mercedes stapte. Ik zag dat de bijrijder van de Mercedes een blauwkleurig voorwerp naar achter doorgaf aan de bestuurder van de Ford. Ik zag dat de Ford op naam stond van [medeverdachte 1] . Ik herkende de bestuurder van de Ford als [medeverdachte 1] via zijn rijbewijsfoto. Ik zag dat [medeverdachte 1] uit de Mercedes stapte en iets blauws in zijn handen had. Ik zag dat hij de bestuurdersportier van de Ford opende en daar vermoedelijk wat neer legde. Ik zag dat [medeverdachte 1] daarna weer de bestuurdersportier van de Ford dicht deed en weer achter in de Mercedes stapte. Ik zag dat de drie personen druk aan het praten en aan het lachen waren. Na enkele minuten stapte [medeverdachte 1] weer uit de Mercedes en stapte achter het stuur van de Ford. Ik zag dat de Mercedes direct weg reed. Ik zag dat ongeveer een halve minuut later [medeverdachte 1] uitparkeerde en richting het centrum reed. Ik zag dat hij daarna de Athene te Hilversum op reed. Ik zag dat er daar op de parkeerplaats een Renault Laguna geparkeerd stond met daarin twee personen. Ik zag dat de bestuurder van de Renault uit stapte en [medeverdachte 1] met de Ford naast de Renault stopte. Ik zag dat de bestuurder van de Renault contact maakte met [medeverdachte 1] door het raam. Ik zag dat er een handdruk gegeven werd op een manier wat gebruikelijk is bij dealen. Ik zag dat de Ford weer wegreed. Ik ben achter de Ford aangereden om hem staande te houden. Ik vroeg aan [medeverdachte 1] of hij drugs bij zich had.
Ik vroeg aan [medeverdachte 1] of ik zijn auto mocht doorzoeken. Op dat moment kon ik goed de auto in kijken. Ik zag dat er een blauwkleurige plastic zak op de vloer lag tegen de bestuurdersstoel. Ik keek toen naar binnen en zag dat er een grote hoeveelheid wit kleurige envelopjes in de blauwe plasticzak zat. Ik zag door de zak heen dat er op de envelopjes de tekst “Pony-pack” stond. Het is mij ambtshalve bekend dat deze envelopjes gebruikt worden om cocaïne mee te verhandelen. [2] Collega [verbalisant 2] kwam in een burger voertuig aan rijden. Ik zag dat de Mercedes met kenteken [kenteken] de Athene op kwam rijden. Ik zei toen tegen collega [verbalisant 2] : “die moeten we staande houden die wil ik controleren. Ik zag dat de twee mannen in de Mercedes oogcontact maakten met mij en direct gas gaven. Ik zag dat de Mercedes keerde, De Athene is namelijk doodlopend. Ik ben de weg op gelopen en gaf een stopteken. Achter mij stond mijn dienstvoertuig waarvan het stop transparant nog knipperde met de tekst: ”Stop Politie” Ik riep toen: “Stop Politie” Ik zag dat de Mercedes zijn snelheid verhoogde en om mij heen stuurde, Ik zag dat collega [verbalisant 2] al aan het rijden was en zijn optische en geluidssignalen aanhad. [3]
2) Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 30 augustus 2019 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde collega [verbalisant 1] zeggen: ‘Die Mercedes moet gecontroleerd worden’. Ik zag een Mercedes met kenteken [kenteken] op ons afkomen. Ik hoorde dat de motor van de Mercedes toeren begon te maken en ik zag de auto versnellen. Ik reed achter de genoemde Mercedes aan. Op de Thebe, vlak voor de kruising met de Colosseum en de Marathon zag ik dat er aan de bijrijderszijde van de Mercedes een grijze plastic zak naar buiten werd gegooid. Ik zag dat de Mercedes het op rood staande verkeerslicht negeerde en via het voorsorteervak voor rechtsaf, de kruising op reed en daar linksaf sloeg en het Oostereind op reed. Ik zag op de kruising dat diverse voertuigen een noodstop moesten maken voor de Mercedes om een aanrijding te voorkomen. Op de Oosterengweg vlak voor de kruising met de van Riebeeckweg zag ik dat de verkeerslichten in onze richting op rood stonden. Ik zag dat er meerdere voertuigen op onze weghelft stonden te wachten. Ik zag dat de Mercedes de weghelft van het tegemoetkomende verkeer op reed, de stilstaande voertuigen passeerde en vervolgens linksaf sloeg en de van Riebeeckweg op reed. Ik zag het voertuig meerdere malen inhalen op de van Riebeeckweg en zag tegemoetkomende voertuigen voor de Mercedes opzij gaan om een aanrijding te voorkomen. Ik zag dat de Mercedes het Achterom op reed en dat de Mercedes het op rechts gesitueerde fietspad opreed en het langzaam rijdende verkeer inhaalde. Ik zag dat er meerdere fietsers van het fietspad afreden of van hun fietsen afsprongen om de Mercedes te ontwijken. Het Achterom loopt over in de Kerklaan. Ter hoogte van de Kerklaan zag ik dat de Mercedes weer de rijbaan opreed en vervolgens rechtsaf de Schapenkamp opreed. Op dat moment kwam er op de betreffende kruising, van links een gele auto aan gereden. De gele auto had op die kruising voorrang. De Mercedes negeerde de haaientanden op het wegdek en sloeg rechtsaf. Ik zag daarbij dat de Mercedes met de linkervoorzijde van zijn voertuig tegen de rechterzijde van de gele auto aanreed. Ik zag dat de Mercedes doorreed en op de kruising met de Prins Berhardlaan en de Beatrixtunnel rechtsaf sloeg en de Beatrixtunnel inreed. Ik zag dat de Mercedes wederom, het aan de rechterzijde van de weg gelegen fietspad opreed tot aan de Kamerlingh Onnesweg. Op dit fietspad heb ik wederom meerdere fietsers gezien die voor de Mercedes aan de kant moesten om een aanrijding te voorkomen.
Ik zag dat de Mercedes tot stilstand kwam en dat de bestuurder uit zijn voertuig stapte en de Dolf van der Lindenstraat in rende.
De hiervoor omschreven achtervolging vond plaats op hoge snelheden. Het verkeersbeeld tijdens de achtervolging was druk. [4]
3) Verbalisant [verbalisant 3] heeft op 1 september 2019 een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het telefonisch horen van een getuige opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De getuige verklaarde: “Ik wilde net oversteken maar ik deed een stapje terug. Anders zou ik onder de auto belanden die weg reed van uw collega’s. Toen zag ik ineens een tas uit die auto vliegen. De auto was een Mercedes A klasse. Ik zag die scheurende banden langs me rijden. Vervolgens zag ik de tas vliegen en op de weg lagen allemaal envelopjes waar die troep in zit. De tas was volgens mij een plastic boodschappentas van de supermarkt PLUS. Ik rook chemische troep. Op deze envelopjes stond pony-pack geschreven. [5]
4) Verbalisant [verbalisant 4] heeft op 1 september 2019 een proces-verbaal van relaas opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De bestuurder van de Ford werd gecontroleerd en aangehouden met in zijn auto 129 wikkels vermoedelijk cocaïne. Kort hierop werd na een achtervolging door het centrum van Hilversum en een achtervolging te voet vanuit de Mercedes 2 personen aangehouden met 6050 euro cash geld. 101 wikkels cocaïne werden even daarvoor op straat aangetroffen nadat die tijdens de achtervolging uit het raam zijn gegooid van de Mercedes. [6]
5) In het proces-verbaal van relaas zijn afbeeldingen van de 129 ponypacks uit de Ford Fiësta [7] en de 101 ponypacks die uit de Mercedes zijn gegooid [8] opgenomen.
6) Door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] is op 3 september 2019 een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen opgemaakt. Zij hebben hierin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Betreft onderzoek aan:
SIN: AAMH7522NL
Relatie met SIN: AAMZ9894NL
Omschrijving: 101 wikkels met wit poeder en brokjes
Gewicht netto: 50,29 gram
SIN: AAMH7521NL
Relatie met SIN: AAMZ9895NL
Omschrijving: 129 wikkels met wit poeder en brokjes
Gewicht netto: 60,47 gram [9]
7) Door de deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut, P.H. Walinga, zijn op 3 september 2019 rapporten opgemaakt:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMZ9894NL poeder en brokjes, wit, uit 50,29 gram bevat cocaïne [10]
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMZ9895NL poeder en brokjes, wit, uit 60,47 gram bevat cocaïne [11]
8) Op 31 augustus 2019 heeft [aangever] bij de politie aangifte gedaan en verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 30 augustus toen ik de rotonde wilde oprijden zag ik twee politieauto’s van links komen. Ik heb de afslag naar de Schapenkamp genomen. Toen ik net voorbij de kerk was gereden, zag ik politie achter mij. Ik wilde voor hun aan de kant gaan en heb mijn auto ter hoogte van de Elleboogstraat links bij de middenberm neergezet. Terwijl ik daar stond zag ik vanuit Schapenkamp nog twee politieauto’s mijn richting opkomen. Opeens voelde ik een klap. Ik keek naar rechts en zag een grijze auto. Deze had mijn auto aan de rechterkant geraakt. De auto is niet gestopt maar op hoge snelheid weggereden. De politie volgde deze auto. De volgende schade zit aan mijn auto:
rechterscherm ingedeukt;
bumper gescheurd en ingedeukt;
schade aan het rechtervoorwiel;
rechterkoplamp beschadigd;
door de harde klap is mijn voorbumper naar links geschoven, hierdoor ook schade aan het linkerscherm.
Het voertuig betreft een Ford Transit Connect. [12]
9) Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ter zitting als getuige onder meer verklaard:
Ik blijf bij de verklaring die ik hiervoor heb gegeven in mijn eigen zaak.
Het blauwe tasje met de 129 wikkels waarin cocaïne bleek te zitten en dat in mijn auto is gevonden, is afkomstig uit de auto waarin mijn medeverdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] zaten. [13]
10) Verdachte heeft ter zitting verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb tijdens het tijdens de achtervolging een tasje uit het raam aan de kant van de bijrijder gegooid. Ik ben schuldig aan de verkeersfeiten. Ik ben hard weggereden. Ik heb tijdens de achtervolging waarschijnlijk ook nog een auto geraakt. Tijdens het rijden heb ik een tas naar buiten gegooid. Ik huurde de auto al enige tijd. [14]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht alle vier tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
Feiten 1 en 2
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er cocaïne in de auto (Mercedes) van verdachte heeft gelegen. Verdachte ontkent hier van geweten te hebben. De rechtbank is van oordeel dat verdachte wel degelijk wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs en dat hij hier ook de beschikkingsmacht over had. De rechtbank leidt dit af uit het volgende.
Verdachte zat met medeverdachte [medeverdachte 2] in de door hem gehuurde auto. Verdachte huurde deze auto al enige tijd. De rechtbank houdt het er in beginsel dan ook voor dat verdachte wist wat zich in de auto bevond.
Er zijn geen contra-indicaties voor dat uitgangspunt aannemelijk geworden.
Integendeel, de juistheid van dit uitgangspunt wordt bevestigd door hetgeen is waargenomen op de parkeerplaats met de auto van [medeverdachte 1] en nog eens te meer door de feiten en omstandigheden rond en na zijn aanhouding.
Ontmoeting met [medeverdachte 1]
Verdachte was de bestuurder van de Mercedes, [medeverdachte 2] zat op de bijrijdersstoel. De politie heeft de auto zien rijden en heeft vervolgens, nadat deze in een parkeervak stilstond, met een verrekijker gezien dat door de bijrijder - [medeverdachte 2] - een blauw voorwerp aan de andere medeverdachte, [medeverdachte 1] werd gegeven. Vervolgens is gezien dat [medeverdachte 1] iets blauws bij de bestuurdersstoel van de Ford Fiësta heeft neergelegd. Als even later de Ford Fiësta wordt gecontroleerd, wordt daar een blauw plastic zakje aangetroffen. De verbalisant ziet direct door het plastic heen dat er pony-packs, die later cocaïne blijken te bevatten, inzitten. Als de politie later telt, blijkt het te gaan om 129 ponypacks met cocaïne. [medeverdachte 2] heeft aldus dat blauwe zakje met die 129 wikkels vastgehad en naar achteren, aan [medeverdachte 1] gegeven. Verdachte zat als bestuurder direct naast [medeverdachte 2] en had daarmee nog een beter zicht op het tasje dan de verbalisant toen hij de auto van [medeverdachte 1] later controleerde.
De achtervolging
Verdachte is toen hij zag dat [medeverdachte 1] werd gecontroleerd, snel weggereden op het moment dat de politie hem ook wilde controleren en hij heeft daarbij allerlei stoptekens genegeerd, waarna een wilde achtervolging heeft plaatsgevonden waarbij verdachte zeer verkeersgevaarlijk gedrag heeft vertoond.
Dat verdachte niet wist dat het om politie ging, acht de rechtbank eveneens ongeloofwaardig. De verbalisanten op de parkeerplaats waren weliswaar niet herkenbaar als politie gekleed en hadden geen herkenbaar politievoertuig, maar op het voertuig van de verbalisant knipperde wel het transparant met “Stop politie”. Ook is er “Politie stoppen!” geroepen naar verdachte en hebben bij de achtervolging meerdere herkenbare politievoertuigen deelgenomen, waarmee met optische en geluidssignalen aan verdachte kenbaar is gemaakt dat hij moest stoppen.
Tijdens de achtervolging werd uit de Mercedes een plastic tas van Plus Supermarkt gegooid. Vast gesteld kan worden dat het verdachte was die deze plastic tas tijdens het rijden naar buiten heeft gegooid. Dit tas bevatte een (ander) blauw zakje met 101 pony-packs met cocaïne.
De 101 pony-packs met cocaïne waren op exact dezelfde wijze verpakt als de 129 ponypacks cocaïne die in de Ford Fiësta van [medeverdachte 1] zijn aangetroffen en die ook afkomstig waren uit de Mercedes.
Toen verdachte zijn voertuig uiteindelijk stopte, is hij meteen weggerend. Zelfs toen hij was beetgepakt door politie in uniform en bij hem de eerste boei om zijn pols was gedaan, heeft hij zich losgerukt en is verder weggerend. [15] Verdachte is een tuin in gerend en toen hij daar weer uit kwam, had hij zijn zwarte heuptasje niet meer bij zich. [16] Verdachte heeft verklaard dat hij dit tasje in de tuin had weggelegd. In dit tasje bleek veel geld te zitten, waaronder een hele stapel briefjes van onder andere € 50,- en € 20,-. [17] In totaal ging het om € 6.060,77. [18]
Informatie op telefoon
Verder is gebleken dat verdachte tijdens zijn vlucht voor de politie diverse telefoons heeft weggeworpen. Een van de telefoons, een Apple iPhone X, is onderzocht. Uit dit onderzoek bleek dat er foto’s werden aangetroffen van grote hoeveelheden pakketten met vermoedelijk cocaïne. [19] Opvallend was dat bij enkele foto’s een envelop of stuk papier was gevoegd waarop geschreven stond: “ […] ”, overeenkomend met het e-mailadres van verdachte. Ook werden er foto’s aangetroffen van grote hoeveelheden XTC-tabletten, pakketten met vermoedelijk hasj, zakken gevuld met hennep en foto’s van grote hoeveelheden geld. [20] Uit een nader onderzoek naar de chatgesprekken op de telefoon volgt dat er vermoedelijk heimelijk taalgebruik werd gebezigd. Op 27 maart 2019 is bijvoorbeeld door een tegencontact gevraagd of verdachte vijf “broeken” voor hem heeft. Drie dagen later meldt dit tegencontact dat de vorige alweer versleten zijn en dat hij vijf nieuwe broeken nodig heeft. In ongeveer een maand tijd wordt op deze manier door dit tegencontact gevraagd om 30 broeken te leveren. Ook wordt er in WhatsApp en in notities gesproken over het nemen, geven, poffen, erbij doen en doorheen zijn van KLM. In de notities stonden achter de geldbedragen namen en hoeveelheden KLM genoteerd. [21]
Tussenconclusie
De bevindingen in de telefoon duiden erop dat verdachte zich bezig hield met drugshandel. Ook het aangetroffen geldbedrag in kleine coupures is een aanwijzing van de handel in drugs. De wijze waarop verdachte voor de politie is weggevlucht – door het verkeersgevaarlijke gedrag en het zelfs als hij geboeid is nog proberen te ontkomen – en het feit dat verdachte tijdens de vlucht niet alleen de plastic tas van Plus Supermarkt met daarin de cocaïne heeft weggegooid, maar ook een tasje met daarin een groot geldbedrag en diverse telefoons, maken dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte heeft geprobeerd om de sporen van zijn drugshandel te wissen. Dat op de telefoon van verdachte geen foto’s zijn aangetroffen van de aangetroffen pakketten drugs, doet hier niet aan af.
Alternatief scenario
Door de verdediging is een alternatief scenario geschetst waarin medeverdachte [medeverdachte 1] een dag eerder de Mercedes van verdachte heeft geleend en daarin, zo bleek achteraf, zijn drugs had laten liggen. Dit alternatieve scenario is niet aannemelijk geworden. Dit scenario is pas voor het eerst op zitting naar voren gebracht en het dossier bevat bewijsmiddelen voor het tegendeel. Daarbij weegt mee dat de handelwijze van verdachte en zijn vlucht voor de politie niet goed te rijmen zijn met dit scenario. Verdachte heeft hier desgevraagd ook geen verklaring voor kunnen geven.
Eindconclusie
Gelet op al het voorgaande is er geen andere conclusie mogelijk dan dat verdachte, samen met medeverdachte [medeverdachte 2] 129 ponypacks met cocaïne heeft vervoerd en verstrekt aan medeverdachte [medeverdachte 1] en dat verdachte vervolgens de 101 ponypacks met cocaïne die hij tijdens het rijden naar buiten heeft gegooid, aanwezig heeft gehad en vervoerd.
De rechtbank acht gelet hierop de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 3 en 4
De rechtbank acht de feiten 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen gelet op de gebezigde bewijsmiddelen. Dat verdachte niet gemerkt heeft dat hij een verkeersongeval heeft veroorzaakt acht de rechtbank niet geloofwaardig. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de verkeersfeiten. Bovendien is verdachte met de voorkant van de door hem bestuurde auto op een andere auto gebotst en heeft de nodige schade gemaakt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 30 augustus 2019 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verstrekt en vervoerd, meerdere hoeveelheden cocaïne, namelijk 129 wikkels, te weten 60,47 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
op 30 augustus 2019 te Hilversum opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, meerdere hoeveelheden cocaïne, namelijk 101 wikkels, te weten 50,29 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 3
op 30 augustus 2019 te Hilversum, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Kerklaan, komende uit de richting van het Achterom en gaande in de richting van de Beatrixtunnel,
- met hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan voor een veilig verkeer ter plaatse verantwoord was heeft gereden en,
- daarbij over het fietspad heeft gereden om andere bestuurders in te halen en
- daarbij niet is gestopt voor de voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemde haaientanden en
- zich er daarbij niet, althans in onvoldoende mate van heeft vergewist dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en
- daarbij geen voorrang heeft verleend aan [aangever] die voor hem, verdachte, in een auto (gele Ford Transit Connect) van links kwam, terwijl er op de weg waar hij, verdachte, reed haaientanden geplaatst waren en
- vervolgens niet, althans niet tijdig, en/of voldoende heeft afgeremd en niet, althans niet tijdig en/of voldoende is uitgeweken voor die [aangever] en
- vervolgens tegen de door [aangever] bestuurde personenauto is gebotst door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd;
feit 4
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Hilversum op de kruising met de Schapenkamp op 30 augustus 2019 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander te weten aan [aangever] schade was toegebracht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 tot en met 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 4:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte onder de feiten 1, 2 en 4 te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 52 dagen, met aftrek van het voorarrest;
- een geldboete van € 5.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis;
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een geldboete van € 1.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden.
De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
De oriëntatiepunten gaan voor de Opiumwetfeiten uit van een taakstraf en niet van een gevangenisstraf. Voor de Wegenverkeerswetfeiten worden lagere geldboetes genoemd in de oriëntatiepunten dan de officier van justitie vordert.
Met betrekking tot het rijbewijs is veel misgegaan. In het systeem was vermeld dat het rijbewijs al was teruggegeven, terwijl dat nog niet het geval was. De raadsman heeft verzocht daarmee rekening te houden, om te voorkomen dat verdachte zijn rijbewijs alsnog een tijd kwijt zal zijn.
De raadsman heeft voorts verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben en vervoeren van cocaïne.
Het is algemeen bekend dat harddrugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers. Bovendien heeft verdachte hiermee bijgedragen aan de handel in cocaïne, wat bezwarend is voor de samenleving vanwege de daarmee gepaard gaande (zware) criminaliteit en maatschappelijke problemen.
Daarnaast heeft verdachte gevaar op de weg veroorzaakt door met hoge snelheid over het fietspad te rijden, tegen het verkeer in te rijden en haaientanden te negeren. Hierbij heeft hij de auto van [aangever] aangereden waardoor er schade aan die auto is ontstaan. Verdachte is na dit ongeval doorgereden. Ook na de aanrijding heeft verdachte verkeersgevaarlijk gedrag laten zien door op een fietspad te rijden.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 25 augustus 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Ter zitting heeft verdachte over zijn persoonlijke omstandigheden verklaard dat hij op zichzelf woont, werkt en een opleiding tot sociaal werker volgt.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het aanwezig hebben van 50 tot 100 gram harddrugs uit van een taakstraf van 150 uur. Het vervoeren van de harddrugs ziet de rechtbank in dit geval niet als strafverhogende omstandigheid. Voor de artikelen 5 en 7 van de Wegenverkeerswet 1994 worden doorgaans geldboetes en ontzeggingen van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opgelegd.
De rechtbank neemt dit als uitgangspunt.
De rechtbank houdt in matigende zin rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak wordt het volgende overwogen.
Verdachte is op 31 augustus 2019 in verzekering gesteld. Op dat moment is de redelijke termijn aangevangen. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Van dergelijke bijzondere omstandigheden die een langere procesduur rechtvaardigen is niet gebleken. Daarmee is de redelijke termijn in ernstige mate, te weten met ruim twee jaar, overschreden.
De rechtbank heeft met de overschrijding in sterkere mate rekening gehouden dan doorgaans het geval is. Verdachte was tijdens het plegen van het feit 22 jaar oud. Dat de strafvervolging door een overschrijding van de redelijke termijn gedurende vier jaar boven zijn hoofd heeft gehangen, heeft een grote impact gehad op zijn leven en zijn mogelijkheden voor het vinden van een baan. Verdachte heeft bovendien al die tijd in een schorsing van zijn voorlopige hechtenis gelopen.
De rechtbank acht voor de feiten 1, 2 en 4, alles afwegende een taakstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De straf komt erop neer dat verdachte de facto geen uren meer hoeft te werken.
Voor feit 3 zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden, met aftrek. De straf komt erop neer dat verdachte zijn rijbewijs niet langer kwijt zal zijn dan hij deze al kwijt is geweest.
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

Onder verdachte is een bedrag van € 6.060,77 in beslag genomen en een bedrag van € 86,08, zo volgt onder meer uit de brief van de politie aan DVOM van 17 maart 2020 met het verzoek deze bedragen te deponeren. De rechtbank gaat er vanuit dat dit laatste bedrag een valutaomrekening betreft van het 100 dollarbiljet dat bij [verdachte] [22] in beslag is genomen.
Op het bedrag van € 6.060,77 is daarnaast ook een machtiging conservatoir beslag verleend zodat op dit bedrag dubbel beslag ligt (artikel 94 en artikel 94 a Sr).
De officier van justitie heeft gevorderd het bedrag van € 86,06 te retourneren aan verdachte en het bedrag van 6.060,77 in conservatoir beslag te houden.
De raadsman heeft gevorderd beide geldbedragen te retourneren aan verdachte.
Ten aanzien van het klassiek beslag op het bedrag van € 6.060,77 wordt het volgende door de rechtbank overwogen.
Door middel van het conservatoir beslag kon het openbaar ministerie het in beslag genomen geld zekerstellen als verhaalsmogelijkheid in verband met een later eventueel op te leggen geldboete, ontnemingsmaatregel of schadevergoedingsmaatregel.
Van een geldboete of schadevergoedingsmaatregel zal blijkens de hierna vermelde beslissing in deze zaak (anders dan de officier van justitie heeft geëist) geen sprake zijn en de officier van justitie heeft geen ontnemingsprocedure aangekondigd.
In zoverre zal het conservatoir beslag beëindigd kunnen worden. Dat betekent echter niet dat verdachte aanspraak kan maken op het geld, omdat de rechtbank aanleiding ziet het bedrag van € 6.060,77 verbeurd te verklaren. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Op grond van artikel 33a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht zijn, voor zover hier van belang, voorwerpen die aan de veroordeelde toebehoren of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen, vatbaar voor verbeurdverklaring
Onder ‘het strafbare feit’ en ‘het feit’ in artikel 33a lid 1 Sr moet telkens het bewezenverklaarde feit worden verstaan. Voor verbeurdverklaring is vereist dat één van de in artikel 33a lid 1 Sr genoemde gronden zich voordoet ten aanzien van het bewezenverklaarde feit. (Vgl. HR 7 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:9.)
Het strafbare feit betreft vervoeren en verstrekken van cocaïne. De hoeveelheid cocaïne die verdachte in zijn bezit had, had een waarde van zeker enkele duizenden euro’s. Het is dan ook zeer aannemelijk dat het gaat om een handelshoeveelheid cocaïne. Dat een groot deel van de totale voorraad in zijn auto ook daadwerkelijk aan een ander ( [medeverdachte 1] ) is verstrekt, maakt het nog eens te minder aannemelijk dat verdachte om andere redenen de cocaïne in zijn bezit had, zoals bijvoorbeeld eigen gebruik zou kunnen zijn. Verdachte heeft dat laatste overigens niet verklaard, hij heeft immers ontkend van de cocaïne af te weten, hetgeen hiervoor door de bewijsmiddelen is ontkracht.
Het is een feit van algemene bekendheid dat met drugshandel grote sommen contant geld zijn gemoeid en dat drugshandelaren deze in allerlei soorten coupures bij zich dragen vanwege de betalingen met contant geld.
Verdachte had de € 6.060,77 bij zich in een heuptasje, grotendeels in coupures van € 10,-, € 20,- en € 50,-. Tijdens zijn vlucht te voet, toen hij al één handboei om had, heeft hij dit tasje weggegooid in een tuin. Dit is een belangrijke aanwijzing dat hij geld dat gemoeid was met strafbare feiten wilde verdonkeremanen. Zijn eigen verklaring dat dit geld van hem en zijn zus was en dat dit uit bankafschriften zou blijken, is reeds hierdoor zeer onaannemelijk geworden. Dit is overigens ook nooit daadwerkelijk onderbouwd.
In de bewijsparagraaf van dit vonnis zijn meer aanwijzingen genoemd waaruit kan worden afgeleid dat verdachte de cocaïne in zijn bezit had omdat hij een rol in de drugshandel had.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat er zoveel aanwijzingen zijn dat het inbeslaggenomen geld handelsgeld voor drugs betreft, dat het hier gaat om een goed als bedoeld in artikel 33a Sr dat geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit, te weten het vervoeren, verstrekken en voorhanden hebben van een handelshoeveelheid drugs, zijn verkregen.
De rechtbank zal dit bedrag dan ook verbeurd verklaren.
Het afzonderlijk in beslag genomen bedrag van € 86,06 kan worden geretourneerd.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2 en 10 van de Opiumwet en
  • 5, 7, 176, 177 en 179 Wegenverkeerswet 1994
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
Ten aanzien van feiten 1, 2 en 4
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Ten aanzien van feit 3
  • ontzegt verdachte ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden;
  • bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 een geldbedrag ter hoogte van € 6.060,77;
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 een geldbedrag ter hoogte van 86,08.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en J .Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 oktober 2023.
Mr. J. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 30 augustus 2019 te Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een of meerdere hoeveelheden cocaïne, namelijk 129 wikkels, te weten 60,47 gram
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 30 augustus 2019 te Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meerdere hoeveelheden cocaïne, namelijk 101 wikkels, te weten 50,29 gram
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 30 augustus 2019 te Hilversum, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Kerklaan, komende uit de richting van het Achterom en gaande in de richting van de Beatrixtunnel,
- met onverminderde snelheid, althans met hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan voor een veilig verkeer ter plaatse verantwoord was heeft gereden en/of,
- ( daarbij) over het fietspad heeft gereden om andere bestuurders in te halen en/of
- ( daarbij) niet is gestopt voor de voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemde haaientanden en/of
- zich er (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate van heeft vergewist dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of
- ( daarbij) geen voorrang heeft verleend aan [aangever] die voor hem, verdachte, in een auto (gele Ford Transit Connect) van links kwam, terwijl er op de weg waar hij, verdachte, reed haaientanden geplaatst waren en/of
- ( vervolgens) niet, althans niet tijdig, en/of voldoende heeft afgeremd en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende is uitgeweken voor die [aangever] en/of
- ( vervolgens op/tegen de door [aangever] bestuurde personenauto is gebotst door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
4
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Hilversum op/aan de Elleboogstraat, in elk geval op de kruising met de Schapenkamp op of omstreeks 30 augustus 2019 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander te weten aan [aangever] letsel en/of schade was toegebracht.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 mei 2020, genummerd 2019260538 (onderzoek 14Wasbeer), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 277. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 16 en 17.
3.Pagina 18.
4.Pagina’s 23, 24 en 25.
5.Pagina 29.
6.Pagina 1.
7.Pagina 11.
8.Pagina’s 13 en 14.
9.Pagina’s 173 en 174.
10.Pagina 175.
11.Pagina 176.
12.Pagina’s 81 en 82.
13.Verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] als getuige tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 4 oktober 2023.
14.Verklaring van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 4 oktober 2023.
15.Pagina 28.
16.Pagina 31.
17.Pagina 35.
18.Pagina 122.
19.Pagina’s 186 tot en met 210.
20.Pagina’s 186 tot en met 210.
21.Pagina 230.
22.Pagina 12.