ECLI:NL:RBMNE:2023:541

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
549281 / HA RK 22-255
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter mr. S.C. Hagedoorn ongegrond verklaard

In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 februari 2023 het verzoek tot wraking van mr. S.C. Hagedoorn ongegrond verklaard. Het verzoeker, mr. R. van Domselaar, had het wrakingsverzoek ingediend naar aanleiding van een zitting op 9 december 2022, waarbij hij door ziekte niet op tijd aanwezig kon zijn. Hij verzocht om uitstel, maar dit werd niet verleend. De rechter bood de mogelijkheid om via Skype deel te nemen, maar verzoeker was te ziek om dit te doen. Bij aankomst in de rechtbank was de zitting al begonnen en kreeg hij geen gelegenheid om zijn spreekaantekeningen voor te dragen. Verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was, wat de rechter ontkende. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter voldoende gelegenheid had geboden voor verzoeker om zijn standpunten naar voren te brengen en dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid was. De beslissing van de rechter om geen uitstel te verlenen en de opmerking dat zij mondeling vonnis kon wijzen, werden niet als blijk van vooringenomenheid gezien. De wrakingskamer concludeerde dat de procedure voortgezet moest worden in de stand waarin deze zich bevond voor het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 549281 / HA RK 22-255
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van10 februari 2023
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen verzoeker),
advocaat mr. R. van Domselaar, te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het wrakingsverzoek van verzoeker van 9 december 2022;
  • de reactie van de rechter van 14 december 2022;
  • het uitstelverzoek van verzoeker van 23 december 2022;
  • het uitstelverzoek van verzoeker van 27 december 2022;
  • de toelichting op het wrakingsverzoek van verzoeker van 27 januari 2023.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 27 januari 2023 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling is verschenen mr. Van Domselaar, namens verzoeker. Mr. Hagendoorn is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. S.C. Hagedoorn als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer C/16/538251 / HL ZA 22-105 SND/45212.
2.2.
Namens verzoeker is het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. Op 9 december 2022, de ochtend van de mondelinge behandeling van de hoofdzaak waarin verzoeker verwerende partij is, kreeg mr. Van Domselaar het bericht van verzoeker dat hij in verband met ziekte niet aanwezig kon zijn bij de mondelinge behandeling om 11:00 uur die dag. Mr. Van Domselaar heeft toen om 8:01 uur uitstel verzocht. Pas om 10:04 uur heeft de rechtbank hem bericht dat het uitstel niet door de rechter werd verleend. Het voorstel om verzoeker via Skype de zitting bij te laten wonen, was geen alternatief, omdat verzoeker daarvoor te ziek was. Door het verlate bericht vanuit de rechtbank is mr. Van Domselaar laat uit Utrecht vertrokken en kwam hij omstreeks 11:45 uur aan bij de rechtbank, waar de zitting al was begonnen. De rechter heeft mr. Van Domselaar vervolgens geen gelegenheid geboden om zijn spreekaantekeningen voor te dragen en hem onvoldoende in de gelegenheid gesteld om te reageren op de standpunten van de wederpartij. Daarnaast heeft de rechter tijdens de zitting gezegd dat verzoeker beter een regeling kan treffen, omdat zij het dossier duidelijk genoeg vindt om mondeling vonnis te wijzen. Dit komt helaas niet woordelijk terug in het proces-verbaal van de zitting. Nadat mr. Van Domselaar de rechter gewraakt had, plaatste de rechter de opmerking:
“weet u wel hoeveel minuten u te laat was?”.Deze gang van zaken, de opmerkingen van de rechter in combinatie met de gespannen sfeer op zitting liggen er aan ten grondslag dat verzoeker van mening is dat de rechter vooringenomen is, dan wel dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat de sfeer op zitting niet gespannen was. De verweren uit de conclusie van antwoord van verzoeker zijn uitvoerig op de zitting besproken. De rechter heeft vervolgens met partijen gesproken over schikkingsmogelijkheden en aangegeven dat zij mondeling vonnis zou kunnen wijzen. Ter zitting waren er namelijk geen nieuwe verweren gevoerd en de verweren uit de stukken waren niet verder aangevuld. Toen bleek dat mr. Van Domselaar geen machtiging van verzoeker had om te schikken, is de mondelinge behandeling voortgezet. In dat kader heeft de rechter aan partijen gevraagd of er nog zaken naar voren moesten worden gebracht. Mr. Van Domselaar gaf vervolgens aan dat hij de rechter wraakte, omdat hij zijn spreekaantekeningen niet zou kunnen uitspreken. Dit verbaast de rechter omdat zij verzoeker juist nog de gelegenheid bood om zijn stellingen aan te vullen of verder uit te werken. De beslissing om de zitting doorgang te laten vinden, is een procesbeslissing waaruit niet blijkt van enige vooringenomenheid. De opmerking van de rechter dat zij mondeling vonnis zou kunnen wijzen, geeft ook geen blijk van objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid. Hieruit volgt niet dat zij nog aan te voeren informatie niet zou meewegen.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
De wrakingskamer verklaart het wrakingsverzoek ongegrond en zal hierna uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
3.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat mr. Van Domselaar voldoende mogelijkheid heeft gekregen om het standpunt van verzoeker naar voren te brengen. De zitting is tot 11:40 uur uitgesteld in afwachting van de komst van mr. Van Domselaar, die rond 11:45 uur is verschenen. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat hij vervolgens de mogelijkheid heeft gekregen om puntsgewijs te reageren op hetgeen eiser heeft aangevoerd. Richting het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechter gevraagd of partijen nog iets in wilden brengen of dat er nog punten onbesproken waren. Op dat moment heeft mr. Van Domselaar de rechter gewraakt, terwijl naar het oordeel van de wrakingskamer dat het moment was om aan te geven dat hij zijn spreekaantekeningen wilde uitspreken of anderszins nader wilde reageren. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat hij dat heeft gedaan en/of dat daar een weigering op is gekomen. Ook is niet gebleken dat mr. Van Domselaar er eerder bij de rechter op heeft aangedrongen om spreekaantekeningen uit te kunnen spreken. De wrakingskamer vindt dan ook dat uit het proces-verbaal niet blijkt dat door het optreden van de rechter de indruk kon ontstaan dat het voor mr. Van Domselaar geen zin zou hebben om de spreekaantekeningen uit te spreken. Indien dat idee bij hem desondanks bestond, had mr. Van Domselaar dat bij de rechter kunnen verifiëren.
3.5.
De wrakingskamer is verder van oordeel dat geen vooringenomenheid blijkt uit de opmerking van de rechter dat zij het dossier duidelijk genoeg vindt om mondeling vonnis te kunnen wijzen. Het is de taak van de rechter om regie te voeren en (proces)beslissingen te nemen. Uit deze opmerking volgt niet dat de uitkomst reeds vaststond en de rechter geen rekening hield met de standpunten van verzoeker.
3.6.
Het feit dat de rechter het gevraagde uitstel voor de mondelinge behandeling niet heeft verleend en een alternatief via Skype aanbood, is een procesbeslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die de betreffende beslissing heeft genomen. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit tot een ander oordeel leiden. Naar het oordeel van de wrakingskamer is daar hier geen sprake van. Verzoeker wist dat zijn uitstelverzoek laat, enkele uren voor de start van de mondelinge behandeling, is gedaan. Mr. Van Domselaar heeft bij de wrakingskamer ook aangegeven dat het weigeren van het uitstelverzoek op zich geen grond voor wraking was, maar dat de wijze waarop deze weigering werd medegedeeld en de hiervoor genoemde opeenstapeling van handelingen en de sfeer op zitting samen reden vormden voor de wraking. Zoals hiervoor is overwogen ziet de wrakingskamer geen grond voor het oordeel dat bij de rechter sprake is van vooringenomenheid dan wel dat de objectieve vrees daarvoor gerechtvaardigd is.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer C/16/538251 / HL ZA 22-105 SND/45212 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.M. Spelt, voorzitter, mr. H.B.W. Beekman en
mr. M.M. Janssen-Witteveen, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr.
J.J. Terpstra, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2023.
de griffier is buiten staat deze beslissing te ondertekenen de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.