ECLI:NL:RBMNE:2023:5342

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
UTR 23/1061
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering na een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling zonder onzorgvuldig onderzoek

In deze zaak is in geschil of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht de Ziektewet (ZW) uitkering van eiser heeft beëindigd per 17 juni 2022 na een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb). Eiser, die eerder als assemblagemedewerker werkte, heeft zich op 21 april 2021 ziekgemeld vanwege psychische klachten. Het Uwv heeft na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek op 21 juni 2021 vastgesteld dat eiser arbeidsgeschikt was, maar dit besluit werd later door het Uwv herzien en eiser ontving opnieuw een ZW-uitkering. Na een EZWb concludeerde het Uwv dat eiser meer dan 65% van zijn loon kon verdienen en beëindigde de uitkering. Eiser is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was omdat er geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden.

De rechtbank oordeelt dat het Uwv zijn besluiten mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, mits deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld. Eiser heeft niet aangetoond dat de rapporten niet aan de eisen voldoen. De rechtbank wijst erop dat eiser tijdens het spreekuur geen lichamelijke klachten heeft gemeld en dat er geen reden was voor het Uwv om een lichamelijk onderzoek te verrichten. Eiser's argumenten over zijn psychische klachten en rugklachten worden niet gevolgd, omdat de verzekeringsarts voldoende rekening heeft gehouden met zijn situatie en geen medische grond voor beperkingen heeft gevonden.

De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd, omdat eiser in staat is om meer dan 65% van zijn eerdere loon te verdienen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan op 10 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1061

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Nijssen)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai)

Inleiding

1. In geschil is of het Uwv terecht de uitkering van eiser op grond van de Ziektewet (ZW) heeft beëindigd vanaf 17 juni 2022 na een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb). Eiser vindt van niet en is van mening dat sprake is van een onzorgvuldig medisch en arbeidskundig onderzoek en dat zijn medische situatie is onderschat. Eiser verzoekt de rechtbank een onafhankelijk deskundige te benoemen. Het Uwv is het niet met eiser eens. Aan de hand van wat eiser heeft aangevoerd, beoordeelt de rechtbank het standpunt van het Uwv. Het gaat daarbij om de medische situatie van eiser op 21 april 2021, dat is de datum in geding (de beoordelingsdatum).
Voorgeschiedenis en besluitvorming
2. Eiser was voorheen werkzaam als assemblagemedewerker voor 24,9 uur per week bij Randstad Uitzendbureau B.V. Op 21 april 2021 heeft eiser zich ziekgemeld vanwege psychische klachten. Het Uwv heeft op 25 mei 2021 aan eiser een ZW-uitkering toegekend per 23 april 2021.
3. Naar aanleiding van verzekeringsgeneeskundig onderzoek op 18 juni 2021 heeft het Uwv op 21 juni 2021 aan eiser medegedeeld dat eiser per 21 april 2021 arbeidsgeschikt wordt geacht voor zijn eigen werk. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en het Uwv heeft dit bezwaar gegrond verklaard. Op 28 september 2021 heeft het Uwv opnieuw een ZWuitkering toegekend per 23 april 2021.
4. In het kader van een EZWb heeft een medisch en een arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Op basis van drie passende functies heeft het Uwv geconcludeerd dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Met het besluit van 16 mei 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiser medegedeeld dat hij vanaf 17 juni 2022 geen recht (meer) heeft op een ZW-uitkering. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
5. Met het besluit van 10 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
6. De zaak is behandeld op de zitting van 29 augustus 2023. Eiser en het Uwv zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Het beoordelingskader

7. Bij het beoordelen van de zaak stelt de rechtbank voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal eisen voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze eisen voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiser zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.

De beoordeling door de rechtbank

De zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
8. Eiser voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen lichamelijk onderzoek heeft verricht. Volgens eiser had dit vanwege zijn rugklachten wel moeten plaatsvinden.
9. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding om het onderzoek onzorgvuldig te achten. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat eiser tijdens het spreekuur bij de primaire verzekeringsarts geen melding heeft gemaakt van lichamelijke klachten, niet onder behandeling was en geen medicatie gebruikte voor lichamelijke klachten. In de bezwaarfase, ruim een jaar na de beoordelingsdatum, heeft eiser melding gemaakt van rugklachten waarvoor hij bij de huisarts is geweest die geen indicatie zag voor het instellen van een behandeling. Onder deze omstandigheden heeft het Uwv geen aanleiding hoeven zien om een lichamelijk onderzoek te verrichten. De beroepsgrond slaagt niet.
De inhoudelijke medische beoordeling
10. Eiser stelt dat sprake is van de situatie van geen benutbare mogelijkheden, althans dat meer beperkingen zijn aangewezen zoals een verdergaande urenbeperking. Volgens eiser worden zijn psychische klachten onderschat en had de verzekeringsarts bezwaar en beroep moeten overleggen met eisers behandelaar. Daarnaast voert eiser aan dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn rugklachten. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst eiser naar de informatie van Curalis.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert in het rapport van 29 december 2022 dat geen aanleiding bestaat om het standpunt van de primaire verzekeringsarts te herzien. De verzekeringsarts bezwaar en beroep licht toe dat geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, omdat eiser niet voldoet aan de medische criteria. Er is geen sprake van een langdurige opname in een ziekenhuis of instelling, eiser is niet bedlegerig of afhankelijk van derden voor de zelfverzorging en er is geen sprake van disfunctioneren vanwege een ernstige psychische stoornis. Vanwege de verhoogde behoefte aan herstel in verband met eisers ernstige depressie is een urenbeperking aangenomen van 4 uur per dag en 20 uur per week en hiermee wordt tevens tegemoetgekomen aan de verminderde beschikbaarheid van eiser in verband met zijn behandeling bij de psycholoog.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep licht verder toe dat een beperking ten aanzien van ruimtes niet aan de orde is, omdat geen sprake is van agorafobie. Voor eisers PTSSklachten zijn reeds beperkingen aangenomen in de FML van 21 april 2022. Ten aanzien van de beperking met betrekking tot reageren op wisselende omstandigheden merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat eiser in staat is tot reageren op wisselende omstandigheden mede gelet op het feit dat hij autorijdt. Dat is ook de reden dat geen beperking wordt aangenomen ten aanzien van vasthouden en verdelen van de aandacht.
13. Naar aanleiding van het beroepschrift heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 4 juni 2023 aanvullend toegelicht dat de informatie niet wordt gebagatelliseerd, maar dat een afweging plaatsvindt in de verkregen informatie en het feitelijk functioneren van eiser in de situatie van de dag. Het geclaimde totale onvermogen wordt genuanceerd door de verkregen anamnestische gegevens. Met de aangenomen beperkingen wordt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening gehouden met verminderde mentale flexibiliteit en stressbelastbaarheid en emotionele belastbaarheid. Er wordt met de beperkingen die zijn aangenomen ten aanzien van werktijden ook rekening gehouden met een intact bioritme, een verminderde energetische belastbaarheid en verminderde beschikbaarheid door eisers behandeling. Over de rugbelastbaarheid stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat geen medische grond bestaat voor het stellen van beperkingen ten aanzien van de fysieke belastbaarheid.
14. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen en ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Eiser heeft zijn standpunten niet onderbouwd met nieuwe medische gegevens. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eisers klachten, de gestelde diagnoses en de reeds in bezwaar beschikbare informatie bij de beoordeling betrokken. Het is de specifieke deskundigheid van verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen te stellen. Aan de manier waarop eiser zelf zijn klachten ervaart, hoe begrijpelijk ook, kan in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis toekomen. De beroepsgrond slaagt niet.
15. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn standpunt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep had moeten overleggen met zijn behandelaar. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] mag een verzekeringsarts in beginsel varen op zijn eigen oordeel. Raadpleging van de behandelend sector is nodig als de behandelend sector een beredeneerd afwijkend idee heeft over de medische beperkingen. Die situatie heeft zich hier niet voorgedaan. Uit de beschikbare informatie blijkt niet dat de psycholoog een beredeneerd afwijkend idee heeft van de medische beperkingen. Daarin zijn slechts de diagnoses en de voortgang van de behandeling besproken. Er was voor de verzekeringsartsen geen reden de behandelend sector te raadplegen voor nadere informatie of overleg.
16. Omdat de rechtbank niet twijfelt aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv, ziet zij ook geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen. De rechtbank wijst het verzoek van eiser af.
De arbeidskundige beoordeling
17. Eiser heeft geen specifieke gronden aangevoerd tegen de arbeidskundige beoordeling. Uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling, ziet de rechtbank ook geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. In het arbeidskundig rapport van 3 januari 2023 en met de Resultaat functiebeoordeling van 12 mei 2022 is deugdelijk gemotiveerd dat de geduide functies de belastbaarheid van eiser niet overschrijden en dus passend zijn. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft overlegd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Het Uwv heeft de geduide functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen leggen.

Conclusie en gevolgen

18. Het Uwv heeft terecht de ZW-uitkering van eiser vanaf 17 juni 2022 beëindigd, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk.
19. Omdat eiser geen gelijk krijgt, bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en krijgt eiser het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
10 oktober 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 7 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1118 en de uitspraak van 20 mei 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BI4863.