ECLI:NL:RBMNE:2023:5322

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
562216 FA RK 23-1631
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in een ontbindingsprocedure van een geregistreerd partnerschap met nevenvoorzieningen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 september 2023 een tussenbeschikking gegeven in een procedure over voorlopige voorzieningen na hoger beroep. De vader heeft op 23 januari 2023 een verzoekschrift ingediend voor voorlopige voorzieningen in het kader van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap met de moeder. De rechtbank had zich eerder onbevoegd verklaard, maar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft deze beslissing op 13 juli 2023 vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank. De vader verzocht om voorlopige maatregelen, waaronder de toevertrouwing van de kinderen aan hem en een zorgregeling. De moeder heeft hiertegen verweer gevoerd en ook verzoeken ingediend. De rechtbank heeft in deze tussenbeschikking beslist dat de kinderen voorlopig aan de moeder worden toevertrouwd en een zorgregeling heeft vastgesteld die overeenkomt met de eerdere beslissing in de bodemzaak. De rechtbank heeft ook enkele verzoeken van de vader afgewezen, waaronder het verzoek om vervangende toestemming voor het benaderen van een kinderpsycholoog. De overige verzoeken zijn aangehouden voor een volgende zitting op 26 oktober 2023. De beslissing is openbaar uitgesproken en is genomen door een meervoudige kamer van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/562216 / FA RK 23-1631
Voorlopige voorzieningen
Beschikking van 22 september 2023
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna: de vader,
advocaat mr. F. Ettaia,
tegen
[verweerster],
wonende op het moment van het indienen van het verzoek in [woonplaats 1] ,
op het moment van de mondelinge behandeling in [woonplaats 2] , Spanje,
hierna: de moeder,
advocaat mr. W.A. van der Stroom-Willemsen.

1.De procedure

1.1.
De vader heeft op 23 januari 2023 een verzoekschrift ingediend waarin de vader vraagt om voorlopige voorzieningen te treffen. Die procedure is bekend onder procedurenummer C/16/551238 / FA RK 23-209.
1.2.
De rechtbank heeft op 7 maart 2023 een beschikking gegeven en zich onbevoegd verklaard van de verzoeken kennis te nemen.
1.3.
De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 13 juli 2023 een beschikking gegeven en de beschikking van de rechtbank van 7 maart 2023 vernietigd. Het hof heeft daarbij, kort samengevat, geoordeeld dat de kinderen ten tijde van indiening van het verzoek hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. De Nederlandse rechter is daarom bevoegd van het verzoek kennis te nemen. Het hof heeft de zaak teruggewezen naar de rechtbank voor verdere afdoening. Om administratieve redenen is deze zaak opnieuw ingeboekt onder een nieuw zaaknummer, te weten C/16/562216 / FA RK 23-1631.
1.4.
De rechtbank heeft daarna ontvangen:
  • het bericht van 25 augustus 2023 van de vader, met bijlagen, inhoudende een deel van het procesdossier van de voorlopige voorzieningen in eerste aanleg en in hoger beroep en een deel van het procesdossier in de kortgedingprocedure;
  • het gewijzigde/aanvullende verzoek van de vader van 29 augustus 2023, met producties 52 tot en met 72;
  • het verweerschrift van de moeder van 1 september 2023 inzake de kinderkwestie, tevens concretisering/aanvullende verzoeken kinderkwestie, met producties 1 tot en met 43;
  • de brief van 1 september 2023 van de vader waarin hij bezwaar maakt tegen indiening van de stukken van 1 september 2023 van de moeder;
  • het bericht van 1 september 2023 van de vader met aanvullende producties 72 tot en met 83;
  • het bericht van 5 september 2023 van de vader met aanvullende producties 84 tot en met 92;
  • de brief van 5 september 2023 van de moeder met aanvullende producties 44 tot en met 53;
  • de e-mail van 5 september 2023 de vader (zonder tussenkomst van zijn advocaat) waarin de vader meldt dat de kinderen niet naar het kindgesprek zullen komen;
  • de e-mail van 6 september 2023 van de moeder (zonder tussenkomst van haar advocaat) met een reactie op de e-mail van de vader van 5 september 2023;
  • het bericht van 6 september 2023 van de vader met daarin een overzicht van stukken die betrekking hebben op de verzoeken die zien op de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling;
  • het bericht van 8 september 2023 van de vader met productie 93 en 94.
1.5.
De verzoeken zijn gelijktijdig met de gevoegde bodemprocedures, bekend onder de procedurenummers C/16/553203 / FA RK 23-490 en C/16/556989 / FA RK 23-982, behandeld tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van de meervoudige kamer van 8 september 2023. Daarbij waren aanwezig partijen met hun advocaten en [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.6.
De rechtbank heeft aan [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] , de kinderen van partijen, gevraagd wat zij van de verzoeken vinden. [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] hebben laten weten geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid om hun mening te geven.
1.7.
De moeder heeft op 13 september zonder tussenkomst van haar advocaat een mail gestuurd aan de rechtbank. De rechtbank heeft, met verwijzing naar het procesreglement gezag en omgang, de moeder geantwoord dat de rechtbank van de mail geen kennis zal nemen en dat die wordt verwijderd, zodat die geen onderdeel uitmaakt van het procesdossier.

2.Waar deze procedure over gaat

2.1.
Partijen zijn op [2011] in [plaats 1] met elkaar een geregistreerd partnerschap aangegaan.
2.2.
Partijen hebben samen twee kinderen:
  • [minderjarige 1], geboren op [2011] in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [2014] in [geboorteplaats] .
2.3.
De vader wil het geregistreerd partnerschap ontbinden. Hij vraagt de rechtbank om voorlopige voorzieningen te treffen. Dat zijn tijdelijke maatregelen die gelden voor de duur van de ontbindingsprocedure.
2.4.
De vader heeft, na wijziging dan wel aanvulling, verzocht:
1. De moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken dan wel de verzoeken van de moeder af te wijzen;
2. Te bepalen dat de kinderen worden toevertrouwd aan de vader;
3. Te bepalen dat de kinderen van partijen om de week bij de vader en de moeder zullen verblijven, in die zin dat de kinderen in de even weken bij de moeder verblijven en in de oneven weken bij de vader, waarbij de overdracht naar de andere ouder op zondag 19.00 uur plaatsvindt, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 2.000,- voor iedere dag of ieder gedeelte daarvan dat de moeder nalaat deze regeling na te komen, met een maximum van € 50.000,-;
4. De vader vervangende toestemming te verlenen voor een verwijzing en het benaderen van een kinderpsycholoog voor de minderjarige kinderen;
5. Te bepalen dat partijen de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte zullen verdelen;
6. Te bepalen dat de vader, met uitsluiting van de moeder, gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres 1] [plaats 2] en de vakantiewoning te Spanje aan het adres [adres 2] , [plaats 3] .
2.5.
De moeder heeft na wijziging bij verweerschrift van 1 september 2023 verzocht:
A. De kinderen met ingang van de in deze te wijzen beschikking voorlopig toe te vertrouwen aan de moeder;
B. Een voorlopige zorgregeling vast te stellen van één week (met twee weekenden) per maand alsmede de schoolvakanties, althans (vanaf september 2023) zoals opgenomen onder randnummer 129 t/m 132, althans een zodanige voorlopige zorgregeling vast te stellen als uw rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
C. Ten laste van de vader een gebruiksvergoeding gelijk aan de helft van de volledige eigenaarslasten van de woning te [plaats 2] alsmede de tweede woning te [plaats 3] , Spanje, per maand vast te stellen, bij vooruitbetaling te voldoen vóór de eerste van de maand, althans door verrekening met het aandeel van de moeder in die lasten, althans een zodanig bedrag aan gebruiksvergoeding vast te stellen als uw rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
D. De door de vader met ingang van 1 maart 2023 te betalen voorlopige
kinderalimentatie te bepalen op
€ 944,-
per maandals de kinderen worden toevertrouwd aan de moeder, althans
€ 506,-
per maandals de kinderen worden toevertrouwd aan de vadr, bij vooruitbetaling te voldoen vóór de eerste van de maand, althans een zodanig bedrag als uw rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
E. De door de vader met ingang van 1 maart 2023 te betalen voorlopige
partneralimentatie te bepalen op
€ 15.247,-
bruto per maand, bij vooruitbetaling te voldoen vóór de eerste van de vader, althans een zodanig bedrag als uw rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.

3.De beoordeling

Bevoegdheid verzoeken ten aanzien van de kinderen
3.1.
Het hof heeft in de beschikking van 13 juli 2023 geoordeeld dat de rechtbank in de beschikking van 7 maart 2023 ten onrechte heeft geconcludeerd dat de Nederlandse rechter op grond van Brussel II-ter geen rechtsmacht toekomt ten aanzien van de inleidende verzoeken van de vader. De kinderen hadden op het moment van indiening van het verzoek (dat is 23 januari 2023) namelijk hun gewone verblijfplaats (nog) in Nederland. De Nederlandse rechter is daarom bevoegd van de verzoeken kennis te nemen.
Toepasselijk recht op de verzoeken ten aanzien van de kinderen
3.2.
Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is Nederlands recht op deze verzoeken van toepassing.
De voorlopige toevertrouwing van de kinderen en de zorgregeling
3.3.
De rechtbank heeft op 22 september 2023 in de bodemzaak (ontbinding geregistreerd partnerschap met nevenvoorzieningen) beslist dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder in Spanje zal zijn. Ook heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld. De rechtbank heeft deze beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat deze beslissing gevolgd moet worden, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen die beslissing. Een beslissing voor de duur van het geding is dus in dit geval strikt genomen niet nodig.
3.4.
De rechtbank zal echter toch een beslissing nemen in deze voorlopige voorzieningenprocedure. Zoals ook in de bodemzaak overwogen (zie overweging 3.17. en 3.21. van die beschikking) overweegt de rechtbank dat het belangrijk is dat zo snel mogelijk een einde komt aan de onzekerheid waarin de kinderen verkeren. Door een eensluidende beslissing te nemen in de voorlopigevoorzieningenprocedure als in de bodemprocedures, wordt voorkomen dat er toch ergens een lacune ontstaat waardoor de onzekerheid en de situatie dat de kinderen geen onderwijs hebben, langer voortduurt.
3.5.
De rechtbank zal gelet hierop de kinderen voorlopig toevertrouwen aan de moeder en dezelfde voorlopige zorgregeling vaststellen als in de bodemzaak.
Vervangende toestemming psycholoog
3.6.
De vader heeft gevraagd om hem vervangende toestemming te geven voor een verwijzing en het benaderen van een kinderpsycholoog.
3.7.
De rechtbank zal dit verzoek afwijzen. Artikel 822 Rv geeft een limitatieve opsomming van voorzieningen die getroffen kunnen worden voor de duur van het geding. Het geven van vervangende toestemming (voor het benaderen van een psycholoog) is niet een voorziening die op grond van 822 Rv getroffen kan worden. Bovendien vindt ook de moeder het een goed idee dat de kinderen naar een psycholoog gaan. Hierover bestaat dus geen geschil tussen de ouders.
Overige verzoeken
3.8.
De overige verzoeken zijn nog niet op een zitting besproken. De rechtbank zal daarom op deze verzoeken nog geen beslissing nemen. De zitting staat gepland op donderdag 26 oktober 2023 om 11.30 uur. Partijen en hun advocaten hebben op de zitting van 8 september 2023 bevestigd dat zij dan kunnen. Omdat aan partijen de dag en het uur mondeling ter zitting zijn meegedeeld, blijft een hernieuwde oproeping achterwege. [1]
3.9.
De rechtbank wijst partijen er hierbij op dat op de verzoeken ten aanzien van het vaststellen van een voorlopige kinder- en partnerbijdrage mogelijk Spaans recht van toepassing is. De rechtbank verzoekt partijen hierover een standpunt in te nemen.
3.10.
De rechtbank wijst partijen bovendien op het bepaalde in artikel 87 lid 6 Rv. Voor zover partijen nog processtukken willen indienen, dan geldt hiervoor een termijn van uiterlijk tien dagen voor de zitting. Stukken die na die termijn in het geding worden gebracht, worden door de rechtbank buiten beschouwing gelaten, tenzij de goede procesorde zich daartegen verzet.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

voor de duur van de procedure inzake de ontbinding van het geregistreerde partnerschap
De rechtbank:
4.1.
vertrouwt de kinderen toe aan de moeder in Spanje;
4.2.
stelt de volgende zorgregeling vast:
  • [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] verblijven elke laatste week (twee weekenden daarbij inbegrepen) van de maand bij de vader, waarbij de omgang in Spanje plaatsvindt;
  • [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] verblijven in de vakantie bij de vader als volgt:
o de hele herfstvakantie en de hele februarivakantie: beide vakanties één week,
o één week in de kerstvakantie: in de even jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder en in de oneven jaren andersom;
o vijf weken in de zomervakantie;
o alle lange weekenden per jaar.
4.3.
wijst de verzoeken van de vader onder 2 tot en met 5 af;
4.4.
wijst de verzoeken van de moeder onder A. en B. af voor zover meer of anders is verzocht;
4.5.
houdt de behandeling van de verzoeken van de vader onder 6. en van de moeder onder C., D. en E. aan tot aan de mondelinge behandeling van 26 oktober 2023 om 11.30, welke behandeling zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, Vrouwe Justitiaplein 1, waarbij mr. M.W.J. van Elsdingen de behandeling zal voortzetten;
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter,
mr. M.W.J. van Elsdingen en mr. T. Dopheide, allen (kinder)rechters, in samenwerking met mr. A. Minkjan als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2023.

Voetnoten

1.Artikel 279 lid 5 Rv