ECLI:NL:RBMNE:2023:5323

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
553203 FA RK 23-490
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding geregistreerd partnerschap en nevenvoorzieningen met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een geregistreerd partnerschap en nevenvoorzieningen. De ouders, die sinds 2011 een geregistreerd partnerschap hebben, zijn in een conflict verwikkeld over de hoofdverblijfplaats van hun twee minderjarige kinderen, geboren in 2011 en 2014. De vader heeft verzocht om de ontbinding van het partnerschap en om te bepalen dat de kinderen bij hem zouden wonen, terwijl de moeder verzocht heeft om de kinderen bij haar in Spanje te laten wonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende hebben gedaan om samen tot een ouderschapsplan te komen, wat een vereiste is voor de ontvankelijkheid van het verzoek. Ondanks dit gebrek aan samenwerking heeft de rechtbank besloten om de ouders ontvankelijk te verklaren in hun verzoeken, omdat het in het belang van de kinderen is om snel duidelijkheid te krijgen over hun woonplaats. De rechtbank heeft geoordeeld dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder in Spanje zal zijn, omdat de vader meer mogelijkheden heeft om zijn ouderschap vanuit Spanje vorm te geven. De zorgregeling is vastgesteld zodat de kinderen elke laatste week van de maand bij de vader verblijven en in de vakanties bij hem zijn, wat in het belang van de kinderen wordt geacht. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, zodat de kinderen niet langer in onzekerheid blijven over hun woonplaats.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummers:
C/16/553203 / FA RK 23-490 ontbinding geregistreerd partnerschap en nevenvoorzieningen
C/16/556989 / FA RK 23-982 verdeling partnerschapsgemeenschap
Beschikking van 22 september 2023
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna: de vader,
advocaat mr. F. Ettaia,
tegen
[verweerser],
wonende op het moment van indienen van het verzoek in [woonplaats 1] ,
op het moment van de mondelinge behandeling in [woonplaats 2] , Spanje,
hierna: de moeder,
advocaat mr. W.A. van der Stroom-Willemsen.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de vader (met bijlagen), binnengekomen op 16 februari 2023;
  • het verweerschrift van de moeder (met bijlagen) met daarin een aantal zelfstandige verzoeken (tegenverzoeken);
  • het verweerschrift van de vader (met bijlagen) op de zelfstandige verzoeken van de moeder;
  • het bericht van 25 augustus 2023 van de vader, met bijlagen, inhoudende het procesdossier van de voorlopige voorzieningen in eerste aanleg en in hoger beroep en het procesdossier in de kortgedingprocedure;
- het gewijzigde/aanvullende verzoek van de vader van 29 augustus 2023, met producties 52 tot en met 72;
  • het verweerschrift van de moeder van 1 september 2023 inzake de kinderkwestie, tevens concretisering/aanvullende verzoeken kinderkwestie, met producties 1 tot en met 43;
  • de brief van 1 september 2023 van de vader waarin hij bezwaar maakt tegen indiening van de stukken van 1 september 2023 van de moeder;
  • het bericht van 1 september 2023 van de vader met aanvullende producties 72 tot en met 83;
  • het bericht van 5 september 2023 van de vader met aanvullende producties 84 tot en met 92;
  • de brief van 5 september 2023 van de moeder met aanvullende producties 44 tot en met 53;
  • de e-mail van 5 september 2023 de vader (zonder tussenkomst van zijn advocaat) waarin de vader meldt dat de kinderen niet naar het kindgesprek zullen komen;
  • de e-mail van 6 september 2023 van de moeder (zonder tussenkomst van haar advocaat) met een reactie op de e-mail van de vader van 5 september 2023;
  • het bericht van 6 september 2023 van de vader met daarin een overzicht van stukken die betrekking hebben op de verzoeken die zien op de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling;
  • het bericht van 8 september 2023 van de vader met productie 93 en 94.
1.2.
De zaken zijn gevoegd en gelijktijdig met de voorlopige voorziening, bekend onder procedurenummer C/16/562216 / FA RK 23-1631, behandeld op de zitting van de meervoudige kamer van 8 september 2023. Verschenen zijn partijen met hun advocaten en
[A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
De rechtbank heeft aan [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] , de kinderen van partijen, gevraagd wat zij van de verzoeken vinden. [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] hebben laten weten geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid om hun mening te geven.
1.4.
De moeder heeft op 13 september zonder tussenkomst van haar advocaat een mail gestuurd aan de rechtbank. De rechtbank heeft, met verwijzing naar het procesreglement gezag en omgang, de moeder geantwoord dat de rechtbank van de mail geen kennis zal nemen en dat die wordt verwijderd, zodat die geen onderdeel uitmaakt van het procesdossier.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Partijen zijn op [2011] in [plaats 1] met elkaar een geregistreerd partnerschap aangegaan.
2.2.
Partijen zijn de ouders van:
  • [minderjarige 1], geboren op [2011] in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [2014] in [geboorteplaats] .
2.3.
De vader heeft, na wijziging en aanvulling van de verzoeken, verzocht:
I. het geregistreerd partnerschap tussen partijen, gesloten op [2011] te [plaats 1] , te ontbinden.
II. te bepalen dat de kinderen van partijen na 21 augustus 2023 hun hoofdverblijfplaats bij de vader zullen hebben, in het onverhoopte geval dat de moeder in Spanje blijft wonen;
III. te bepalen dat de kinderen van partijen om de week bij de vader en de moeder zullen
verblijven;
IV. te bepalen dat de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte worden verdeeld.
V. te bepalen dat de vader, bij uitsluiting, gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres 1] te [plaats 2] en de
vakantiewoning te Spanje aan het adres [adres 2] , [plaats 3] ;
VI. te bepalen dat partijen over dienen te gaan tot afwikkeling van de vermogensrechtelijke gevolgen van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap conform de partnerschapsvoorwaarden.
VII. de wijze van verdeling ten aanzien van de echtelijke woning als volgt te bepalen:
a. te bepalen dat aan de vader wordt toebedeeld de woning aan het adres aan de
[adres 1] te [plaats 2] onder de voorwaarde dat de moeder wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldleningen;
b. te bepalen dat partijen in overleg de waarde van de woning vaststellen dan wel dat partijen zich zullen wenden tot een makelaar-taxateur om de waarde van de woning te bepalen;
c. te bepalen dat de makelaar-taxateur vervolgens zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen een maand na echtscheiding (de rechtbank begrijpt: ontbinding van het geregistreerde partnerschap), de woning zal taxeren tegen de actuele marktwaarde en dat deze taxatie tussen partijen zal gelden als een bindend advies in de zin van artikel 7:900 lid 1 BW;
d. te bepalen dat de kosten van de taxatie door beide partijen gedragen worden, ieder voor de helft;
e. de helft van de overwaarde, welke overwaarde bestaat uit de taxatiewaarde minus de openstaande (hypotheek)schuld en alle verkoopkosten, van de woning op het moment van de notariële overdracht aan de vader aan de moeder te vergoeden;
f. te bepalen dat de levering van de woning aan de vader vervolgens dient plaats te vinden binnen vier maanden na echtscheiding (de rechtbank begrijpt: ontbinding van het geregistreerde partnerschap);
VIII. de wijze van verdeling ten aanzien van de vakantiewoning in Spanje als volgt te
bepalen:
a. te bepalen dat aan de moeder wordt toegedeeld de vakantiewoning in Spanje aan het adres [adres 2] , [plaats 3] , onder de voorwaarde dat de vader wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldleningen;
b. te bepalen dat – in het geval de moeder geen toedeling wenst – aan de vader wordt toegedeeld de vakantiewoning in Spanje aan het adres [adres 2] , [plaats 3] , onder de voorwaarde dat de moeder wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldleningen;
c. de moeder te veroordelen – in het geval het voor de vader financieel niet haalbaar is om de woning over te nemen – haar volledige en voorwaardelijke medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, binnen drie maanden na echtscheidingsbeschikking (de rechtbank begrijpt: beschikking ontbinding geregistreerd partnerschap), zulks onder de bepaling dat bij gebreke van de medewerking van de moeder uw rechtbank aan de vader vervangende toestemming zal verlenen voor het aangaan van voornoemde opdracht tot verkoop van de betreffende woning;
d. te bepalen dat de makelaar-taxateur vervolgens zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen een maand na echtscheiding (de rechtbank begrijpt: ontbinding van het geregistreerde partnerschap), de woning zal taxeren tegen de actuele marktwaarde en dat deze taxatie tussen partijen zal gelden als een bindend advies in de zin van artikel 7:900 lid 1 BW;
e. te bepalen dat de kosten van de taxatie door beide partijen gedragen worden, ieder voor de helft;
f. te bepalen dat de overwaarde, welke overwaarde bestaat uit de taxatiewaarde minus de openstaande (hypotheek)schuld en alle verkoopkosten, van de woning op het moment van notariële overdracht bij helfte te verdelen
g. te bepalen dat de levering van de woning aan de moeder of de vader dient plaats te vinden binnen vier maanden na echtscheiding (de rechtbank begrijpt: na ontbinding van het geregistreerde partnerschap);
IX. de moeder te veroordelen tot vergoeding van het bedrag van € 343.208,- aan de vader en de vader te veroordelen tot vergoeding van het bedrag van € 158.023,- aan de moeder uit hoofde van de ontvangen schenkingen, te verrekenen bij de toebedeling van de echtelijke woning aan de vader;
X. te bepalen dat partijen met elkaar overgaan tot verdeling van de saldi van de
(gezamenlijke) bankrekeningen;
XI. te bepalen dat aan de vader wordt toegedeeld, de auto van het merk Landrover type
Freelander kenteken [kenteken 1] , zonder nadere verrekening;
XII. te bepalen dat aan de moeder wordt toegedeeld, de auto van het merk Volkswagen type Golf cabrio, kenteken [kenteken 2] , zonder nadere verrekening;
XIII. te bepalen dat partijen over gaan tot verdeling van de gezamenlijke inboedel;
XIV. te bepalen dat overlijdensrisicopolissen bij Scildon met polisnummer [polisnummer] , met uitsluiting van de moeder, door de vader wordt voortgezet en de moeder alle noodzakelijke medewerking dient te verlenen voor de wijziging van de tenaamstelling van deze overlijdensrisicopolis;
XV. de moeder te veroordelen om aan de vader te voldoen de helft van de
rekeningcourantschuld per peildatum (een en ander zoals omschreven onder punt 147).
2.4.
De moeder heeft verzocht de verzoeken van de vader ten aanzien van de ontbinding van het partnerschap, de afwikkeling van de partnerschapsvoorwaarden, de verdeling van de echtelijke woning, de verdeling van de saldi van de en/of-rekeningen en de verdeling van de gezamenlijke inboedelzaken toe te wijzen. De moeder concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vader in de overige verzoeken, dan wel tot afwijzing daarvan.
2.5.
De moeder heeft verzocht, bij zelfstandig verzoek na wijziging dan wel aanvulling:
Tussen partijen, op [2011] met elkaar een geregistreerd partnerschap aangegaan, de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uit te spreken;
De hoofverblijfplaats van de minderjarigen bij de moeder in Spanje te bepalen;
de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aldus te bepalen zoals verzocht in randnummer 99 t/m 101.
e vader te veroordelen om aan de moeder met ingang van de in deze te wijzen beschikking een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen van € 1.460,- per maand te voldoen, althans een zodanig bedrag als uw rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, bij vooruitbetaling te voldoen voor de eerste van de maand;
De vader te veroordelen om aan de moeder met ingang van de in deze te wijzen beschikking een uitkering tot levensonderhoud van € 33.144,- bruto per maand te voldoen, althans een zodanig bedrag als uw rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, bij vooruitbetaling te voldoen voor de eerste van de maand;
De afwikkeling van de partnerschapsvoorwaarden vast te stellen overeenkomstig een nader door de moeder in te dienen voorstel;
I. Te bepalen dat de vakanties worden verdeeld zoals opgenomen in randnummer 129 t/m 132.
De moeder heeft voorwaardelijk verzocht, uitsluitend indien en voor zover de rechtbank oordeelt dat de verhuizing van de moeder met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] naar Spanje in juli 2022 onrechtmatig was:
De moeder vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] naar Spanje te verhuizen.

3.De beoordeling

Ontbinding geregistreerd partnerschap
Bevoegdheid ontbinding geregistreerd partnerschap
3.1.
Omdat het geregistreerde partnerschap tussen partijen is aangegaan in Nederland, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht om op het verzoek om het geregistreerde partnerschap te ontbinden te beslissen. [1]
Ontvankelijkheid
3.2.
Het verzoekschrift tot ontbinding van een geregistreerd partnerschap bevat geen ouderschapsplan dat door beide ouders is ondertekend. [2] In een ouderschapsplan staan de afspraken over de kinderen, zoals wanneer de kinderen bij wie zijn en hoe partijen elkaar op de hoogte houden over de kinderen. In een zaak als deze, met een grensoverschrijdend karakter, geldt deze verplichting alleen als de Nederlandse rechter bevoegd is ten aanzien van de ouderlijke verantwoordelijkheid.
Bevoegdheid ten aanzien van nevenverzoeken ten aanzien van de ouderlijke verantwoordelijkheid
3.3.
De vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van de verzoeken ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling wordt beheerst door Brussel II-ter. [3] Op grond van artikel 7 Brussel II-ter is de rechter bevoegd van het land waar de kinderen hun gewone verblijfplaats hebben op het moment dat het verzoek wordt ingediend.
3.4.
De vader heeft op 16 februari 2023 het verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap met nevenvoorzieningen ingediend. De vraag is dus waar de kinderen op 16 februari 2023 hun gewone verblijfplaats hadden. Voor het beantwoorden van deze vraag is het van belang dat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de beschikking van 13 juli 2023 heeft geconcludeerd dat de gewone verblijfplaats van de kinderen zich op de peildatum van 23 januari 2023 in Nederland bevond. De rechtbank overweegt dat er zich in de periode tussen 23 januari 2023 en 16 februari 2023 geen zodanige omstandigheden hebben plaatsgevonden dat de gewone verblijfplaats van de kinderen op 16 februari 2023 is gewijzigd ten opzichte van 23 januari 2023. Partijen hebben hiervoor geen argumenten aangedragen en het enkele korte tijdsverloop van circa drie weken is onvoldoende voor een wijziging van de gewone verblijfplaats. Dit betekent dat de Nederlandse rechter bevoegd is om op de verzoeken te beslissen.
3.5.
Dat betekent dat een ondertekend ouderschapsplan een ontvankelijkheidsvereiste is. Het is partijen echter nog niet gelukt een ouderschapsplan te maken. Als partijen geen ouderschapsplan hebben gemaakt, neemt de rechtbank geen beslissing totdat partijen zo’n plan hebben gemaakt. De rechtbank kan daarop een uitzondering maken als niet van partijen kan worden verwacht dat zij samen een ouderschapsplan maken.
3.6.
De rechtbank constateert dat de ouders nog helemaal geen begin hebben gemaakt met het opstellen van een ouderschapsplan. Er heeft nog geen enkel overleg tussen de ouders plaatsgevonden, al dan niet onder begeleiding van hun advocaten. Dit is kwalijk. Op alle ouders rust de verplichting om na het verbreken van hun relatie in ieder geval te proberen afspraken te maken over de kinderen. Dat geldt ook voor deze ouders. De ouders zitten echter vast in hun eigen idee waar de kinderen moeten wonen. Hun communicatie heeft vooral bestaan uit het over en weer zenden van ieders overtuiging over de toekomstige woonplaats van de kinderen. Gesprekken waarbij de verschillende opties worden verkend, naar elkaar wordt geluisterd, naar compromissen wordt gezocht en waarbij alle aspecten die horen bij voortgezet ouderschap na een scheiding ter tafel komen, hebben in het geheel niet plaatsgevonden. Dat terwijl de relatie tussen partijen al ruim een jaar geleden is verbroken. Dat is een bijzonder trieste constatering.
3.7.
Hoewel de rechtbank dus van oordeel is dat de ouders onvoldoende hebben gedaan om samen tot afspraken te komen, zal de rechtbank partijen toch ontvangen in hun verzoek tot ontbinding van het geregistreerde partnerschap. De rechtbank verwacht namelijk niet dat het de ouders op afzienbare termijn lukt om hun eigen ideeën opzij te zetten en met een meer open blik met elkaar te gaan praten en te onderzoeken wat voor de kinderen de beste woonplek is nu de relatie van de ouders voorbij is. Dit zou betekenen dat de onzekere situatie waarin de kinderen zich nu bevinden nog (veel) langer voortduurt. En hoewel het voor [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] belangrijk dat hun ouders met elkaar leren praten, overweegt de rechtbank dat het voor hen belangrijker dat er op korte termijn duidelijkheid komt waar ze gaan wonen. Dit betekent dat de rechtbank ondanks dat een ouderschapsplan ontbreekt, toch zal beslissen op het verzoek tot ontbinding van het geregistreerde partnerschap en de nevenverzoeken met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van en zorgregeling voor [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] .
Toepasselijk recht
3.8.
Op het verzoek tot ontbinding van het geregistreerde partnerschap is Nederlands recht van toepassing. [4]
De ontbinding van het geregistreerde partnerschap
3.9.
De rechtbank zal het geregistreerde partnerschap tussen partijen ontbinden, omdat aan de wettelijke vereisten is voldaan. [5] Partijen zijn het er namelijk over eens dat hun geregistreerde partnerschap duurzaam is ontwricht.
Hoofdverblijfplaats en zorgregeling
Toepasselijk recht
3.10.
Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 past de rechtbank Nederlands recht toe op de verzoeken.
Hoofdverblijfplaats
3.11.
De rechtbank zal beslissen dat [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] hun hoofdverblijfplaats bij de moeder in Spanje zullen hebben. Bepalend voor die beslissing is dat de rechtbank van oordeel is dat de vader meer mogelijkheden heeft om zijn ouderschap vorm te geven in Spanje, dan de moeder heeft om haar ouderschap vorm te geven in Nederland. De rechtbank legt dat hieronder verder uit.
3.12.
De rechtbank constateert dat de situatie voor de kinderen in zowel Nederland als Spanje goed genoeg is. Beide ouders zijn in staat om goed voor de kinderen te zorgen en de kinderen kunnen in beide landen naar een school met goed onderwijs. De rechtbank heeft ook geen signalen gekregen dat de kinderen het in Nederland of Spanje niet naar hun zin hebben. De kinderen hebben in beide landen sociale activiteiten naast school en de extra hulp die de kinderen nodig hebben kan in beide landen vormgegeven worden. De Raad suggereerde dat de rechtbank een muntje op zou kunnen gooien om de vraag te beantwoorden waar de kinderen moeten gaan wonen. De rechtbank formuleert het iets anders: zij maakt zich op geen van beide plekken als zodanig zorgen over [minderjarige 2 (voornaam)] en [minderjarige 1 (voornaam)] .
3.13.
Waar de rechtbank wel grote zorgen over heeft, is het feit dat op beide plekken de afstand tussen de kinderen en één van beide ouders letterlijk en figuurlijk heel groot zal zijn. De ouders zijn namelijk in een patstelling beland. De moeder woont in Spanje en heeft verklaard daar te zullen blijven wonen, ook als de hoofdverblijfplaats van de jongens bij de vader zal worden bepaald. De vader op zijn beurt woont in [plaats 2] en heeft andersom verklaard daar te zullen blijven wonen, ook als de hoofdverblijfplaats van de jongens bij de moeder wordt bepaald. De achtergrond van de geografische afstand is dat het gezin in de zomer van 2022 naar Spanje is verhuisd. Volgens de vader was dat verblijf een tussenjaar, waarna het gezin terug zou gaan naar [plaats 2] . Volgens moeder was de verhuizing bedoeld als emigratie. Vrijwel direct nadat de vader in de zomer van 2022 aankwam in Spanje heeft hij de relatie verbroken. Ouders hebben het afgelopen jaar in Spanje middels een co-ouderschap voor de jongens gezorgd.
3.14.
De rechtbank heeft, op basis van niet alleen de stukken, maar ook de zitting, met verbazing geconstateerd dat de ouders in het afgelopen jaar niet verder zijn gekomen dan, kort gezegd, de stelling ‘de kinderen moeten wonen waar ik woon’. Talloze producties zijn overgelegd om de stellingen over de intentie van partijen over het (al dan niet tijdelijke) verblijf in Spanje te onderbouwen. Partijen lijken daarmee geheel voorbij te gaan aan het feit dat al een jaar geleden een nieuwe situatie is ontstaan toen zij uit elkaar gingen. Geen van beiden lijkt het afgelopen jaar serieus te hebben nagedacht over de vraag hoe partijen samen het ouderschap van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] kunnen vormgeven, welke concessies dat van hen vraagt en waarin zij de ander kunnen helpen om die concessies te doen. De moeder wil niet terugverhuizen naar [plaats 2] omdat zij haar Spaanse droom niet wil opgeven, zij in [plaats 2] altijd heel eenzaam en ongelukkig was en omdat zij in Spanje de beste versie van zichzelf kan zijn. Een verhuizing naar Spanje is voor de vader geen optie vanwege zijn ondernemingen in Nederland. Tijdens de zitting zijn door de rechtbank verschillende andere opties genoemd. Bijvoorbeeld dat beide ouders verhuizen naar een omgeving in Nederland waar de moeder zich wel thuis voelt. Of dat de vader – al dan niet met aansturing van zijn bedrijf op afstand – zich in Spanje vestigt als tandarts. Deze opties maken het wél mogelijk voor [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] om hun beide ouders in de buurt te hebben. Des te verbazingwekkender was het te constateren dat geen van zulke opties in het afgelopen jaar bleek te zijn besproken tussen partijen. In dit kader is tekenend dat er tijdens de zitting nog is geschorst om te bezien of er te praten viel over een vestigingsplaats in Nederland tussen [plaats 4] (waar de familie van de moeder woont) en [plaats 1] (waar zich de praktijk van de vader bevindt). Na de schorsing bleek dat de moeder in dat geval vasthield aan [plaats 4] , dat dit voor de vader onbespreekbaar was en dat het overleg daarbij is gebleven.
3.15.
De keuze die de ouders aan de rechtbank voorleggen op grond waarvan de rechtbank een beslissing moet nemen, valt de rechtbank zwaar. De rechtbank moet immers kiezen tussen twee kwaden. Op grond van artikel 1:253a BW moet de rechtbank bij een geschil als het onderhavige een beslissing nemen die haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechtbank twijfelt er echter ernstig aan of één van beide opties in het belang van de kinderen wenselijk is. De rechtbank overweegt dat de ouders door hun opstelling tekort schieten in hun verantwoordelijkheid en verplichting die zij als ouders voor hun kinderen hebben. Zij stellen hun eigen belangen vóór op die van de kinderen en in wezen leggen zij hun verantwoordelijkheid bij de rechtbank neer. De rechtbank benadrukt dat zij een beslissing zal nemen, maar dat de verantwoordelijkheid voor de situatie bij de ouders ligt en blijft liggen. Op hen rust dan ook de verplichting om, als definitief duidelijk is waar de jongens verder zullen opgroeien, zich actief in te zetten voor een verstandhouding waarbij de jongens vrij en onbelast contact kunnen hebben met de andere ouder.
3.16.
Voor de rechtbank is bij de beslissing van doorslaggevende betekenis welke ‘achterblijvende’ ouder de meeste mogelijkheden heeft om diens ouderschap op afstand vorm te geven. De rechtbank is van oordeel dat de vader daartoe meer mogelijkheden heeft dan de moeder. De vader heeft nu in Spanje de beschikking over een woning en middelen om zo nodig een andere woning te kopen dan wel te huren. Verder heeft hij meer financiële middelen en mogelijkheden om regelmatig naar Spanje te gaan om omgang met de kinderen te hebben dan de moeder andersom. De moeder is bij een zorgregeling in [plaats 2] afhankelijk haar (toekomstige) werkgever en van de ondersteuning, in brede zin, van de vader. Dat is niet wenselijk, mede gelet op de verhoudingen tussen partijen. De rechtbank zal daarom beslissen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben bij de moeder in Spanje.
3.17.
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] verkeren al lang in onzekerheid waar ze gaan wonen, zijn vanaf de zomervakantie niet naar school geweest en hebben ook geen online onderwijs gevolgd. Het is belangrijk dat aan deze situatie direct een einde komt. De rechtbank zal daarom beslissen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] met ingang van heden bij de moeder is, ook als [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] op dat moment bij de vader verblijven. Als de kinderen bij de moeder verblijven op de datum van de beschikking, dan is het wel belangrijk dat de moeder de vader in staat stelt afscheid te nemen van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] .
Zorgregeling
3.18.
In het geval de kinderen bij de moeder in Spanje hun hoofdverblijfplaats hebben verzoekt de moeder te bepalen dat de kinderen elke laatste week van de maand, twee weekenden daarbij inbegrepen, bij de vader verblijven, waarbij de vader naar Spanje komt. De moeder staat er verder voor open dat de vader, zolang hij het op tijd aankondigt, vaker naar Spanje komt. Daarnaast hebben de kinderen vrij bel- en facetimecontact met de vader, de moeder zal dit stimuleren.
3.19.
De rechtbank zal deze zorgregeling vaststellen. De vader heeft namelijk op zijn beurt geen zorgregeling verzocht voor het geval de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben in Spanje en ook heeft de vader op de zitting niet laten weten dat hij bezwaren heeft tegen de door de moeder voorgestelde zorgregeling of dat hij problemen voorziet in de uitvoering daarvan. De rechtbank is van oordeel dat deze regeling bovendien in het belang van de kinderen is, omdat de kinderen met deze regeling relatief gezien veel tijd met de vader doorbrengen.
3.20.
De rechtbank zal in de beslissing niet opnemen dat de moeder ervoor open staat dat de vader vaker naar Spanje komt, zolang hij het op tijd aankondigt. Dat is iets dat partijen onderling kunnen afspreken, maar niet iets dat de rechtbank kan beslissen. Ditzelfde geldt voor de bel- en facetimecontacten tussen de kinderen en de vader, waartoe de moeder de kinderen zal stimuleren. Ook dat is iets wat de rechtbank niet op deze manier kan beslissen.
3.21.
De moeder verzoekt om als vakantieregeling vast te leggen dat de kinderen acht van de dertien weken bij de vader verblijven, namelijk de hele herfstvakantie (één week), één week in de kerstvakantie (in de even jaren de eerste week bij de vader, de tweede week bij de moeder en in de oneven jaren andersom), de hele februarivakantie (één week), vijf weken in de zomervakantie en verder alle lange weekenden per jaar. De rechtbank zal dit zo vaststellen. De vader heeft namelijk ook ten aanzien van deze regeling niet laten weten dat hij daartegen (praktische) bezwaren heeft en hij heeft ook geen alternatief voorgesteld.
3.22.
De moeder vraagt bovendien dat de rechtbank bepaalt dat de ouders, als dit de wens van de kinderen is, de verjaardagen van de kinderen samen vieren. De rechtbank zal dit afwijzen. Een dergelijke gezamenlijke verjaardagsviering moet voor alle betrokkenen in praktische zin haalbaar zijn. Dat is zeer de vraag. Alleen al om die reden zal de rechtbank dit afwijzen. De rechtbank neemt aan dat ouders rondom verjaardagen voor de kinderen haalbare en prettige afspraken kunnen maken.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.23.
De rechtbank zal bepalen dat de beslissing ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad is. Dit betekent dat deze beslissing ook geldt als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. Hoewel het een ingrijpende beslissing is voor de kinderen, is de rechtbank toch van oordeel dat deze beslissing direct uitgevoerd moet kunnen worden. Zoals gezegd onder 3.17. is het belangrijk dat er voor [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] per direct duidelijkheid komt. De rechtbank wil voorkomen dat [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] nog langer in onzekerheid blijven en mogelijk nog langer niet naar school gaan als één van de ouders in hoger beroep gaat waarmee wederom een patstelling kan ontstaan. De ontbinding van het geregistreerd partnerschap kan op grond van de wet niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Overige verzoeken
3.24.
De rechtbank zal de beslissing op de overige verzoeken aanhouden tot een nader te bepalen zittingsdatum. Zodra de zittingsagenda van de rechtbank het toelaat, zal de rechtbank aan partijen eerst om verhinderdata vragen. De zitting wordt daarna gepland met inachtneming van de verhinderdata van partijen.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
ontbindt het geregistreerde partnerschap tussen partijen;
4.2.
bepaalt dat
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]met ingang van heden hun hoofdverblijfplaats hebben bij de moeder in Spanje;
4.3.
stelt de volgende zorgregeling vast:
  • [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] verblijven elke laatste week (twee weekenden daarbij inbegrepen) van de maand bij de vader, waarbij de omgang in Spanje plaatsvindt;
  • [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] verblijven in de vakantie bij de vader als volgt:
o de hele herfstvakantie en de hele februarivakantie: beide vakanties één week;
o één week in de kerstvakantie: in de even jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder en in de oneven jaren andersom;
o vijf weken in de zomervakantie;
o alle lange weekenden per jaar.
4.4.
verklaart onderdeel 4.2. en onderdeel 4.3. van deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst af voor zover meer of anders is verzocht ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling;
4.6.
houdt de beslissing op de overige verzoeken aan tot een nader te bepalen zittingsdatum.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter,
mr. M.W.J. van Elsdingen en mr. T. Dopheide, allen (kinder)rechters, in samenwerking met
mr. A. Minkjan als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 4 lid 4 Rv
2.Artikel 815 lid 2 en artikel 828 Rv
3.Verordening (EU) 2019/1111 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering.
4.Artikel 10:58 BW
5.Artikel 1:80e lid 1 en 1:151 BW