Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
Discriminatie op ethniciteit/racisme.
Negatief spreken over Noord-Afrikanen. Tegenover een medewerkster met een half-marokkaanse zoon, maakte je opmerkingen als “heeft hij ook zo’n damesfiets waar alle Marokkanen op fietsen?” toen haar zoon naar het VWO ging “oh, kan die dat, is die daar slim genoeg voor?”;
(..)”
Denigrerende en kleinerende opmerking omtrent:
Uiterlijke kenmerken, voortdurend grapjes maken over de lengte van een medewerker in je team; denigrerende opmerking over kleding (sandalen); Opmerkingen als “je loopt als een oude man”; “je moet pro-actief lopen” tegen een medewerker die niet in staat is om snel te lopen.
(..)”
Autoritair gedrag, intimidatie, creëren van een angstcultuur.
Een medewerker die op zijn vrije dag de telefoon niet opnam, werd de volgende werkdag op het matje geroepen. Zonder de medewerker de kans te geven om te reageren, heb je met de rug naar hem toe een monoloog afgestoken. De medewerker ervaarde de situatie als beangstigend.
(..)”
Denigrerende en kleinerende opmerkingen: je gaf aan dat het [je] het niet eens was met het feit dat wij onze medewerkers gehoord hebben. Wij hadden hen een podium gegeven om zaken te melden die niet waar zijn. Je refereerde menigmaal naar je medewerkers als “gekkies” en “tere zieltjes”. Er was geen enkele empathie of respect naar je team of respect voor je team te bekennen.
Autoritair gedrag, intimidatie, creëren van een angstcultuur:
3.Het verzoek
€ 12.588,43 bruto;
4.De beoordeling
€ 12.488,75 bruto. De kantonrechter zal dit bedrag aan wettelijke transitievergoeding daarom toewijzen. De hierover verzochte wettelijke rente is op grond van artikel 7:686a lid 1 BW verschuldigd vanaf 25 mei 2023.
€ 250.000,- bruto. [gedaagde] heeft daartegen ingebracht dat geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan haar zijde.. De kantonrechter overweegt hierover dat de rechtsgrond voor toewijzing van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 BW is gegeven met het oordeel dat aan het ontslag geen dringende reden ten grondslag lag. [gedaagde] voert verder aan dat de verzochte billijke vergoeding niet is onderbouwd en ook buitensporig hoog is. Zij wijst erop dat de maximale inkomensschade tot de AOW-gerechtigde leeftijd, rekening houdend met aftrek van een WW-uitkering, maximaal € 88.799 bruto is. [gedaagde] gaat ervan uit dat [verzoeker] in staat is om een werkkring te vinden waarmee hij meer verdient dan een WW-uitkering.
€ 17.000,00 bruto, passend geacht en toegewezen. De verzochte wettelijke rente over de billijke vergoeding zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na deze beschikking, omdat aangenomen moet worden dat [gedaagde] vanaf dat moment in verzuim is met de betaling daarvan.
793,00
5.De beslissing
€ 12.488,75 bruto ter zake de transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 25 mei 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
€ 17.000,00 bruto ter zake van de billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:681 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, berekend vanaf veertien dagen na de datum van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;
2 oktober 2023.