In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van een werkgever tegen een werknemer. De werkgever, een besloten vennootschap, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, die sinds 17 november 2019 in dienst was als productie-operator. De werknemer had onbetaald verlof genoten van 30 maart 2023 tot en met 14 mei 2023, maar meldde zich daarna niet meer bij de werkgever en reageerde niet op herhaalde oproepen om zijn werkzaamheden te hervatten. De werkgever had meerdere pogingen ondernomen om contact met de werknemer te krijgen, maar zonder resultaat. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer ernstig verwijtbaar had gehandeld door niet te verschijnen op de mondelinge behandeling en niet te reageren op de verzoeken van de werkgever. De kantonrechter concludeerde dat er geen opzegverbod was en dat herplaatsing van de werknemer niet mogelijk was. Daarom werd de arbeidsovereenkomst ontbonden per de datum van uitspraak, zonder transitievergoeding. De proceskosten werden aan de werknemer opgelegd, omdat de ontbinding het gevolg was van zijn handelen.