ECLI:NL:RBMNE:2023:5283

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
10597478 \ UE VERZ 23-192
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van een werkgever tegen een werknemer. De werkgever, een besloten vennootschap, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, die sinds 17 november 2019 in dienst was als productie-operator. De werknemer had onbetaald verlof genoten van 30 maart 2023 tot en met 14 mei 2023, maar meldde zich daarna niet meer bij de werkgever en reageerde niet op herhaalde oproepen om zijn werkzaamheden te hervatten. De werkgever had meerdere pogingen ondernomen om contact met de werknemer te krijgen, maar zonder resultaat. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer ernstig verwijtbaar had gehandeld door niet te verschijnen op de mondelinge behandeling en niet te reageren op de verzoeken van de werkgever. De kantonrechter concludeerde dat er geen opzegverbod was en dat herplaatsing van de werknemer niet mogelijk was. Daarom werd de arbeidsovereenkomst ontbonden per de datum van uitspraak, zonder transitievergoeding. De proceskosten werden aan de werknemer opgelegd, omdat de ontbinding het gevolg was van zijn handelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10597478 UE VERZ 23-192 SV/40160
Beschikking van 10 oktober 2023
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [verzoekster] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. J.M. Hesselink,
tegen:
[verweerder],
laatst bekende verblijfplaats te [plaats] ,
verder ook te noemen: [verweerder] ,
verwerende partij,
niet verschenen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van [verzoekster] , ter griffie ingekomen op 6 juli 2023;
  • de mondelinge behandeling op 28 augustus 2023;
  • het exploot van oproeping van 30 augustus 2023;
  • de voortgezette mondelinge behandeling op 2 oktober 2023.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1985, is sinds 17 november 2019 in dienst van [verweerder] , als productie-operator/medewerker. Het laatst genoten loon bedraagt € 2.812,00 bruto per maand, te vermeerderen met 8,25% vakantietoeslag. De arbeidsovereenkomst geldt als te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd.
2.2.
[verweerder] heeft vanaf 30 maart 2023 tot en met 14 mei 2023 met toestemming van [verweerder] onbetaald verlof genoten.
2.3.
Na afloop van deze verlofperiode heeft [verweerder] zich niet gemeld bij [verzoekster] om zijn werk te verrichten. [verzoekster] heeft van [verweerder] ook geen bericht meer ontvangen.
2.4.
[verzoekster] heeft vervolgens geprobeerd om met [verweerder] in contact te komen via zijn emailadres en telefoonnummer. Ook heeft [verzoekster] naar een schoonzus en een broer van [verweerder] Messenger-berichten gestuurd. [verweerder] heeft hierop niet gereageerd. Ook na een op 28 juni 2023 per aangetekende post verzonden brief van [verzoekster] , waarin [verweerder] wordt gesommeerd uiterlijk op 3 juli 2023 de bedongen werkzaamheden te hervatten, heeft [verweerder] niet gereageerd.
2.5.
[verzoekster] heeft [verweerder] vanaf maart 2023 geen loon meer betaald.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt, zoals zij haar verzoek op de zitting heeft gewijzigd, om ontbinding van de arbeidsovereenkomst van partijen, op grond van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] (de e-grond).
3.2.
Als ontbinding op die grond niet wordt toegewezen, verzoekt [verzoekster] om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op grond van een verstoorde arbeidsrelatie (de g-grond).
3.3.
[verzoekster] voert daartoe aan dat de gedragingen of het nalaten van [verweerder] door weg te blijven na het onbetaalde verlof, vervolgens helemaal niets van zich te laten horen, en door niet te reageren op enig bericht van [verzoekster] over contact en door niet te verschijnen om werkzaamheden te hervatten, gekwalificeerd moeten worden als dermate ernstig verwijtbaar, dat sprake is van dringende redenen als bedoeld in artikel 7:678 BW.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat [verweerder] deugdelijk voor de mondelinge behandeling is opgeroepen. De oproeping voor de zitting is per gewone post naar het door [verzoekster] opgegeven adres van [verweerder] in [plaats] gestuurd. Omdat er geen verweerschrift was ingediend en het op basis van de gedingstukken niet duidelijk was of [verweerder] op de mondelinge behandeling van 28 augustus 2023 zou verschijnen, heeft de griffier kort daarvoor het bevolkingsregister geraadpleegd. Daaruit bleek dat [verweerder] vanaf juni 2019 niet meer in Nederland staat ingeschreven. [verzoekster] heeft tijdens de zitting op 28 augustus 2023 laten weten dat zij niet bekend is met een adres van [verweerder] in Polen. De woon- of verblijfplaats van [verweerder] is daarom onbekend. [verweerder] is daarna bij openbaar deurwaardersexploot van 30 augustus 2023 opgeroepen om te verschijnen op de mondelinge behandeling van 2 oktober 2023. Van deze oproeping is op [2023] in de Staatscourant (Stcrt. 2023, nr. [.] ) mededeling gedaan. [verweerder] heeft desondanks geen verweer gevoerd en is niet op de zitting verschenen.
4.2.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In het BW is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW). [verzoekster] heeft haar ontbindingsverzoek primair gebaseerd op artikel 7:669 lid 3 sub e BW. [verzoekster] verwijt [verweerder] dat hij niet meer op het werk is verschenen en niet heeft gereageerd op haar herhaaldelijke verzoeken aan [verweerder] om met [verweerder] [verzoekster] contact op te nemen en zijn werk te hervatten.
4.3.
[verweerder] heeft tegen het verzoek geen verweer gevoerd. Dat betekent dat de door [verzoekster] aangevoerde feiten en omstandigheden als onweersproken zijn komen vast te staan en dat de kantonrechter in deze procedure van die feiten en omstandigheden zal uitgaan.
4.4.
Er zijn geen aanknopingspunten om aan te nemen dat er een opzegverbod geldt dat in de weg kan staan aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
4.5.
Uit de stellingen van [verzoekster] blijkt dat zij vele pogingen heeft gedaan om [verweerder] te bereiken. Ondanks dat het loon vanaf maart 2023 niet meer is uitbetaald, heeft [verweerder] niet van zich laten horen. [verzoekster] heeft via Whats app op 7 juni 2023 wel de broer van [verweerder] bereikt en gezegd dat zij zich zorgen maakt en verzocht te vragen of hij contact met [verzoekster] opneemt. Daarop is gereageerd met: “Ok, no problem”. Ook op de aankondiging in de aangetekende brief van 28 juni 2023 dat [verzoekster] het einde van de arbeidsovereenkomst zal nastreven als [verweerder] niet uiterlijk op 3 juli 2023 zijn werk hervat, heeft [verweerder] niet gereageerd. De maatregelen van [verzoekster] hebben dan ook geen effect gehad. Niet is gebleken dat [verweerder] een geldige reden had om zijn werk na 14 mei 2023 niet te hervatten en niet te reageren op de contactverzoeken van [verzoekster] . Integendeel, uit de reactie van de broer van [verweerder] leidt de kantonrechter af dat er geen bijzondere reden aanwezig is voor het uitblijven van een reactie.
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter maakt het voorgaande dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW. Herplaatsing ligt daarmee niet in de rede. Van [verzoekster] kan niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verweerder] nog te laten voortduren.
4.7.
Omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] , zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst per vandaag ontbinden, zonder inachtneming van een opzegtermijn en zonder toekenning van een transitievergoeding (artikel 7:673 lid 7 sub c BW).
4.8.
Aan de ontbinding is geen vergoeding verbonden, zodat er geen aanleiding is om [verzoekster] in de gelegenheid te stellen het verzoek in te trekken.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] , omdat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wegens ernstig verwijtbaar handelen van zijn kant. De proceskosten worden aan de kant van [verzoekster] tot en met vandaag vastgesteld op
€ 84,85 aan explootkosten, € 128,- aan griffierecht en € 529,- aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen;
5.2.
bepaalt het einde van de arbeidsovereenkomst op 10 oktober 2023;
5.3.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten aan de zijde van [verzoekster] , tot deze beschikking begroot op € 741,85, waarvan € 529,- aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.F.A. van Buitenen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. M. Ramsaroep, kantonrechter, op 10 oktober 2023.