ECLI:NL:RBMNE:2023:5280

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
16-050326-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor zware mishandeling, veroordeling voor mishandeling met taakstraf en schadevergoeding

Op 6 oktober 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 februari 2022 in Hilversum een vuistslag heeft gegeven aan het slachtoffer, waardoor deze met zijn hoofd op de grond viel. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van zware mishandeling, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van zwaar lichamelijk letsel, zoals vereist voor deze aanklacht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zware mishandeling, maar veroordeelde hem wel voor mishandeling. De verdachte kreeg een taakstraf van 60 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, volledig toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en dat het letsel van het slachtoffer niet voldeed aan de juridische criteria voor zware mishandeling. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stabiele werk- en woonsituatie, en besloot tot een deels voorwaardelijke straf om recidive te voorkomen. De uitspraak benadrukt het belang van de juridische definitie van zwaar lichamelijk letsel en de rol van opzet in strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Locatie Utrecht
Parketnummer: 16-050326-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.DE ZITTING

De strafzaak tegen verdachte heeft plaatsgevonden op de zitting van 22 september 2023 en de zaak is op deze dag inhoudelijk behandeld. Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Het onderzoek is op de zitting van 22 september 2023 gesloten.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte zelf, zijn advocaat mr. F. Visser, de officier van justitie mr. M. Klappe en advocaat mr. S.D. Polat, die namens de benadeelde partij [slachtoffer] aanwezig was.

2.DE INHOUD VAN DIT VONNIS

In dit vonnis wordt antwoord gegeven op de volgende vragen:
  • Wat is de verdenking?
  • Wat beslist de rechtbank over de verdenking en waarom?
  • Welke straf krijgt verdachte?
  • Moet verdachte schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij?

3.WAT IS DE VERDENKING?

De volledige verdenking staat beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
primair:op 19 februari 2022 in Hilversum [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld waardoor bij hem sprake is zwaar lichamelijk letsel, namelijk één of meer schedelbreuken en/of een schedelbasisfractuur en/of (blijvende) gehoorschade,
of
subsidiair:[slachtoffer] heeft mishandeld, waardoor dat zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
4 BEOORDELING VAN DE VERDENKING [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte aangever zwaar heeft mishandeld
(primair).Verdachte heeft aangever een stevige klap gegeven. Aangever is hierdoor als een plank achterover gevallen en heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen, namelijk een schedelbasisfractuur, gehoorschade en blijvende reukschade. Aangever heeft hier nog steeds last van.
4.2
Het standpunt van de advocaat van verdachte
De advocaat vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de zware mishandeling
(primair). Uit het dossier blijkt dat aangever één schedelbreuk en tijdelijke gehoorschade heeft overgehouden aan de mishandeling. Dat is niet voldoende om juridisch te spreken van zwaar lichamelijk letsel.
Als de rechtbank dit anders ziet, dan moet verdachte toch worden vrijgesproken van de zware mishandeling
(primair) omdat hij geen opzet had op het zwaar lichamelijke letsel. Verdachte heeft niet gewild dat dit letsel bij aangever zou ontstaan.
De advocaat vindt enkel bewezen dat verdachte aangever heeft mishandeld (
subsidiair).
4.3
Wat beslist de rechtbank over de verdenking en waarom?
Het voorval op 19 februari 2022
De rechtbank kijkt eerst naar de stukken in het dossier [2] om vast te stellen wat er precies is gebeurd op 19 februari 2022 in Hilversum. Uit de stukken komt naar voren dat [slachtoffer] aangifte doet van zware mishandeling. [3] Hij verklaart dat hij met een vriend naar de snackbar [snackbar] ging. Het laatste wat hij zich kan herinneren is dat hij een biertje dronk bij [café] . Daarna weet hij niets meer. Uit een letselverklaring blijkt dat bij hem een schedelbreuk, lucht in de schedel, verwonding aan zijn rechtermondhoek en bloedingen onder en bij de hersenvliezen [4] is geconstateerd. Daarnaast was sprake van gehoorverlies [5] .
Verdachte heeft op de zitting bekend dat hij [slachtoffer] een klap heeft gegeven. [6] Hij was als bezorger aan het werk bij de snackbar toen er jongens binnen kwamen die hadden gedronken. Samen met de eigenaar heeft verdachte de jongens – waaronder [slachtoffer] - naar buiten gewerkt. Er werd geduwd en getrapt. Toen de groep buiten was heeft verdachte [slachtoffer] een klap gegeven, waardoor [slachtoffer] met zijn hoofd op de grond viel.
Er zijn ook camerabeelden van die avond. Een agent heeft de camerabeelden met zicht op de uitgang van Café [snackbar] bekeken en beschreven wat hij ziet. [7] Hij ziet meerdere personen voor de deur staan en ziet dat er geduwd wordt. Een persoon (verdachte) loopt om de groep heen en haalt met zijn rechtervuist uit en raakt de linkerkant van het gezicht van [slachtoffer] . Die valt op de grond achterover “als een plank”.
Op basis van deze stukken in het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] met zijn vuist in het gezicht heeft geslagen. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is welk strafbaar feit dit oplevert: zware mishandeling of mishandeling (met zwaar letsel als gevolg)?
Zwaar lichamelijk letsel?
Voor zware mishandeling (
primair) is vereist dat juridisch sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Volgens de wet kan het daarbij gaan om ziekte zonder uitzicht op volledige genezing, arbeidsongeschiktheid, een miskraam of mentale/psychische gevolgen van langer dan vier weken. Buiten deze gevallen kan ook juridisch sprake zijn van zwaar lichamelijk letsel als het letsel zo ernstig is dat het in normaal spraakgebruik zo wordt genoemd. De rechtbank kan bij haar beoordeling kijken naar de aard van het letsel, de noodzaak en aard van medisch ingrijpen (bijvoorbeeld operaties) en het uitzicht op herstel of genezing.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat bij [slachtoffer] sprake was van een schedelbreuk, links bij het oor. [8] De duur van de genezing werd geschat op twee maanden. Verder was sprake van gehoorverlies waarvoor [slachtoffer] is doorverwezen naar de KNO-arts. Deze arts geeft aan dat er geen aanwijzingen zijn dat het labyrint (gehoor en evenwicht) is uitgevallen. De betrokken arts heeft beschreven dat uitleg geven en geruststellen van [slachtoffer] nu voldoende was. Als het gehoorverlies langer dan een maand zou aanhouden, moest [slachtoffer] weer contact opnemen.
Hoewel het letsel voor [slachtoffer] ernstig en vervelend is, voldoet de schedelfractuur en het gehoorverlies niet aan het juridische criterium voor zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank vindt daarbij van belang dat uit het dossier niet blijkt in hoeverre het letsel van [slachtoffer] blijvend is of in hoeverre uitzicht op herstel bestaat. Daar komt bij dat er geen operatie nodig is geweest voor de schedelfractuur en het beleid bij het gehoorverlies was informatie geven en geruststelling. Dit is volgens de rechtbank onvoldoende om te spreken van zwaar lichamelijk letsel. Gelet op alle feiten en omstandigheden vindt de rechtbank ook dat hier geen sprake is van letsel dat in normaal spraakgebruik zwaar lichamelijk letsel wordt genoemd.
In zijn schriftelijke verklaring heeft [slachtoffer] nog benoemd dat hij last heeft van reukverlies, maar dit letsel is in het dossier niet beschreven. De rechtbank kan dus niet vaststellen dat dit komt door de klap van verdachte. Het is de rechtbank verder uit het dossier gebleken dat bij [slachtoffer] sprake was van lucht in de schedel en van bloedingen onder en bij de hersenvliezen. Deze vormen van letsel heeft de officier van justitie niet in het verwijt van zware mishandeling opgenomen. De rechtbank kan deze letsels daardoor niet betrokken bij de beoordeling van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Het is namelijk de wettelijke taak van de rechtbank om het verwijt te beoordelen zoals de officier van justitie dat voorlegt aan de rechtbank. De rechtbank heeft niet de bevoegdheid om zelfstandig dat verwijt uit te breiden door daarin meer letsels op te nemen.
Opzet op het letsel?
Voor het verwijt van zware mishandeling is – naast de ernst van het letsel – ook vereist dat verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank moet daarbij toetsen of verdachte het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. Dit is in elk geval zo als komt vast te staan dat verdachte het slachtoffer willens en wetens zo heeft mishandeld dat hij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Hiervoor is ook voldoende dat de dader weet dat er een aanmerkelijke kans bestaat dat zijn handelen verkeerd uitpakt, maar waarbij hij die kans willens en wetens aanvaard. Of, met andere woorden, hij weet dat de kans bestaat dat het mis gaat, maar dat maakt hem niets uit.
Verdachte heeft op de zitting aangegeven dat het niet zijn bedoeling was dat de gevolgen zo groot zouden zijn. Hij heeft niet gewild dat het slachtoffer zo achterover zou vallen en ernstig letsel zou oplopen. De rechtbank gelooft verdachte hierin en denkt dus ook niet dat verdachte het slachtoffer willens en wetens zwaar wilde mishandelen.
De rechtbank moet ook beoordelen of sprake is van de ‘lichtere’ vorm van opzet: voorwaardelijk opzet. Daarvoor moet de rechtbank beoordelen of verdachte wist wat de gevolgen van zijn klap konden zijn en of hij deze gevolgen bewust heeft aanvaard (en dus gewild). De rechtbank vindt dat de kans op zwaar lichamelijk letsel door het geven van een enkele klap op de manier zoals verdachte dit heeft gedaan niet aanmerkelijk is te noemen. Verdachte heeft door het geven van de klap dus ook niet bewust de kans aanvaard dat het slachtoffer ernstig letsel zou oplopen.
Samenvattend spreekt de rechtbank verdachte vrij voor de zware mishandeling (
primair), omdat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel en omdat verdachte geen opzet had op dit letsel. De rechtbank veroordeelt verdachte wel voor de mishandeling, maar zal hem deels vrijspreken voor het verzwarende deel ‘met zwaar lichamelijk letsel als gevolg’ (
subsidiair).

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiairop 19 februari 2022 te Hilversum [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] een vuistslag in het gezicht te geven waardoor die [slachtoffer] (met zijn hoofd) op de grond is gevallen.
Verdachte wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dit is niet nadelig voor verdachte.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor het door verdachte gepleegde feit bestond. Het door verdachte gepleegde feit is dus strafbaar.
De wet noemt het door verdachte gepleegde feit:
subsidiair: mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat verdachte een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

8.WELKE STRAF KRIJGT VERDACHTE?

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie eist verdachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarbij moeten de bijzondere voorwaarden worden opgelegd die zijn geadviseerd door de reclassering.
8.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat van verdachte vindt dat geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. Het gaat goed met verdachte. Hij heeft zich al 19 maanden aan zijn schorsingsvoorwaarden gehouden en heeft geen strafbare feiten meer gepleegd. Hij heeft een baan en een woning. Het is dan niet wenselijk als verdachte de gevangenis in moet. De advocaat verzoekt aan de rechtbank om een werkstraf of een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat verdachte zijn positieve ontwikkeling kan voortzetten.
8.3
Welke straf legt de rechtbank op?
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
8.3.1.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft op 19 februari 2022 in Hilversum slachtoffer [slachtoffer] mishandeld door hem een vuistslag te geven in zijn gezicht. Door deze vuistslag is het slachtoffer ‘als een plank’ achterover op de grond gevallen en is door de dokter bij hem een schedelbreuk en gehoorschade vastgesteld. Hoewel de rechtbank eerder in dit vonnis heeft vastgesteld dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel in juridische zin, is er wel ernstig letsel ontstaan bij het slachtoffer. Het slachtoffer heeft veel last ondervonden van de gevolgen van de klap en heeft dit ook verwoord in zijn slachtofferverklaring. Zo zegt hij “Ik kon voor een periode van een half jaar maar op een kant van mij zij liggen, anders werd ik enorm duizeling en draaierig. Ik voelde een pijnlijke druk op de breuk van mijn schedel. Ik ben een lange periode vergeetachtig geweest en functioneerde niet zoals ik deed voorafgaan aan dit incident”. Verdachte heeft met zijn handelen geen rekening gehouden met het mogelijke leed dat hij slachtoffer [slachtoffer] zou toebrengen. Dit toont een gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij één keer eerder is veroordeeld voor een mishandeling door de politierechter van deze rechtbank. Verdachte heeft toen een geldboete opgelegd gekregen.
Over verdachte is op 15 juli 2022 een rapport opgesteld door mevrouw Hoekman, reclasseringswerker. Uit dit rapport blijkt dat verdachte een instabiele en turbulente jeugd heeft gehad, waaraan hij verschillende onverwerkte trauma’s en problemen heeft overgehouden. De reclassering geeft aan dat hier doelgericht aandacht aan moet worden besteed, zodat het recidiverisico kan worden ingeperkt. De reclassering beschrijft dat het opvalt dat verdachte, ondanks de hindernissen in zijn leven, toch werk weet vast te houden en hier stabiliteit in vindt. Hij toont zich als een rustige, open gesprekpartner en is goed in staat om zijn gedachten en gevoelens te herkennen en te reflecteren. Concluderend adviseert de reclassering aan de rechtbank om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden (1) een meldplicht bij de reclassering en (2) meewerken aan traumabehandeling.
De deskundige mevrouw Hoekman heeft op de zitting haar rapport toegelicht. Het gaat goed met verdachte. Hij houdt zich aan alle afspraken en is goed in contact. Een deels voorwaardelijke straf is gewenst, zodat de reclassering met verdachte verder kan.
8.3.3.
Conclusie
Volgens de oriëntatiepunten van de rechtbank (LOVS) is normaal voor een mishandeling met lichamelijk letsel als gevolg een geldboete aangewezen. De rechtbank vindt een geldboete in deze zaak niet passend, gelet op de ernst van het letsel en de gevolgen voor het slachtoffer. Ook heeft verdachte al een keer eerder een geldboete opgelegd gekregen voor een mishandeling. De rechtbank zal daarom een taakstraf opleggen.
De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt.
De rechtbank zal een deel van de taakstraf voorwaardelijk opleggen als waarschuwing aan verdachte om te voorkomen dat hij nogmaals een strafbaar feit pleegt. De rechtbank zal niet als voorwaarde opnemen dat verdachte moet meewerken aan een traumabehandeling. Het is de rechtbank namelijk niet duidelijk geworden verdachte de mishandeling heeft gepleegd als gevolg van een trauma. Het is de rechtbank ook niet gebleken dat het gevaar bestaat dat verdachte nogmaals een strafbaar feit pleegt als dat trauma niet worden behandeld. Het is goed als verdachte een behandeling krijgt voor zijn trauma’s, maar daarvoor kan verdachte zichzelf – buiten deze strafzaak om – aanmelden.
Concluderend legt de rechtbank aan verdachte op een taakstraf van 60 uur met aftrek van het voorarrest, waarvan 30 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

9.HET VERZOEK TOT SCHADEVERGOEDING

[slachtoffer] is benadeelde partij en vordert een schadevergoeding van in het totaal
€ 3486,39. Dit bedrag bestaat uit € 986,39 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade. Daarnaast worden de proceskosten gevorderd voor een bedrag van € 1.016,-.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het verzoek tot schadevergoeding door het verlies van de sjaal moet worden afgewezen, omdat onduidelijk is wat er met deze sjaal is gebeurd. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om het verzoek tot schadevergoeding voor het overige toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat heeft geen opmerkingen gemaakt over de gevorderde (im)materiële schade. De proceskosten moeten worden afgewezen, omdat deze zonder noodzaak zijn gemaakt. Als de rechtbank dat anders ziet, verzoekt de advocaat aan de rechtbank om aan te sluiten bij het liquidatietarief van kanton. Dat zou een proceskostenvergoeding van € 464,- opleveren.
9.3
Moet verdachte schadevergoeding betalen aan het slachtoffer?
De rechtbank overweegt dat omdat de benadeelde partij het verzoek tot schadevergoeding goed heeft onderbouwd en deze niet gemotiveerd is betwist door de advocaat van verdachte, het verzoek wordt toegewezen. De rechtbank wijst de vordering van € 3.486,39 geheel toe.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Het toegewezen bedrag wordt verhoogd met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2022, tot aan de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling legt de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op. Dat betekent dat de Staat namens de benadeelde partij [slachtoffer] het schadebedrag op verdachte zal verhalen. Verdachte zal het bedrag (inclusief de wettelijke rente) dus aan de Staat moeten betalen. Zodra de Staat het bedrag van verdachte heeft ontvangen, keert zij dat gelijk aan de benadeelde partij uit. Als verdachte de schadevergoeding niet betaalt kan hij 44 dagen worden gegijzeld. Die gijzeling heft de betalingsverplichting van verdachte niet op.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, aangezien verdachte voor het grootste deel in het ongelijk is gesteld. Een redelijke uitleg van artikel 532 Sv brengt mee dat bij de begroting van de proceskosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures (zie o.a. ECLI:NL:HR:2019:793). Als uitgangspunt geldt dat de hoogte van die vergoeding wordt vastgesteld overeenkomstig het toepasselijke liquidatietarief. Gelet op de hoogte van de vordering, stelt de rechtbank de proceskosten vast overeenkomstig het Liquidatietarief Kantonzaken, waarbij de rechtbank voor het indienen van het verzoek tot schadevergoeding en de behandeling ter zitting in totaal twee punten toekent. Dat brengt het toe te wijzen bedrag op € 464,-.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het
primairten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het
subsidiairten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 60 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf
in minderingzal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- bepaalt dat van de taakstraf een
gedeelte van 30 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
15 dagen;
- stelt daarbij een proeftijd van
twee (2) jarenvast;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] geheel toe
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
  • veroordeelt verdachte ook in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt tot een bedrag van
  • legt verdachte
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. van Woudenberg, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. S.D. Groen, rechters, in tegenwoordigheid mr. L. Visser, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 oktober 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primairhij op of omstreeks 19 februari 2022 te Hilversum, althans in Nederland, aan [slachtoffer]
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer schedelbreuken en/of
een schedelbasisfractuur en/of (blijvende) gehoorschade, heeft toegebracht door
die [slachtoffer] , een vuistslag, dan wel een stomp, in het gezicht, althans op/tegen het
hoofd, te geven, waardoor die [slachtoffer] (met zijn hoofd) op de straat/grond is gevallen;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2022 te Hilversum, althans in Nederland, [slachtoffer]
heeft mishandeld door die [slachtoffer] een vuistslag, dan wel een stomp, in het gezicht,
althans op/tegen het hoofd, te geven, waardoor die [slachtoffer] (met zijn hoofd) op de
straat/grond is gevallen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten één of
meer schedelbreuken en/of een schedelbasisfractuur en/of (blijvende)
gehoorschade ten gevolge heeft gehad;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Naar het oordeel van de rechtbank is voldaan aan de wettelijke vereisten om de zaak inhoudelijk te kunnen beoordelen: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 maart 2022, met onderzoeksnummer MD1R022014 / 14Straat22, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, District Gooi en Vechtstreek, doorgenummerd 1 tot en met 100. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Pagina 46.
4.Pagina 58.
5.Pagina 59.
6.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 22 september 2023.
7.Pagina 9 en 10.
8.Die breuk wordt door de KNO-arts weliswaar een schedelbasisfractuur genoemd, maar uit het dossier blijkt niet dat de KNO-arts die fractuur zelf heeft waargenomen dan wel gespecialiseerd is om die diagnose te stellen. De rechtbank sluit daarom, in lijn met het verweer van de raadsman, aan bij de term die wordt gebruikt in het letselrapport.