ECLI:NL:RBMNE:2023:5213

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
UTR_23_1155
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor het realiseren van een zelfstandige dragende muur

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden is verleend. De vergunning betreft de legalisatie van werkzaamheden aan een dak, waarbij het dak is losgekoppeld van een mandelige tuinmuur en een zelfstandige dragende muur is gerealiseerd. Eiseres, eigenaar van een aangrenzend pand, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning, maar het college heeft het bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij zij stelt dat er materieel gecontroleerd moet worden of de werkzaamheden conform de vergunning zijn uitgevoerd.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de beroepsprocedure niet gaat over de controle en handhaving van de werkzaamheden, maar over de gevolgen van de verleende omgevingsvergunning. De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt. Hierbij is gekeken naar de vraag of eiseres feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervindt van de vergunning. De rechtbank concludeert dat dit niet het geval is, omdat de werkzaamheden geen significante gevolgen voor eiseres met zich meebrengen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres geen belang heeft bij de beoordeling van haar beroep. Dit betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk heeft beoordeeld en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun mogelijkheden voor hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1155

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres, vertegenwoordigd door [A]

(gemachtigde: [B] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden, het college
(gemachtigde: A. den Braven).

Inleiding

1.1.
In een besluit van 11 oktober 2022 (het primaire besluit) heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan [C] (vergunninghouder) voor de “legalisatie van werkzaamheden die op grond van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 3 maart 2021 [1] zijn uitgevoerd, overeenkomstig het deskundigenrapport dat de kantonrechter heeft laten opstellen” op het perceel [adres 1] in [plaats] (het perceel). Het gaat hierbij om het loskoppelen van het dak van de aanbouw aan de achterzijde van een gezamenlijke oude muur tussen het perceel en het perceel aan de [adres 2] in [plaats] en het realiseren van een zelfstandig dragende constructie voor dit dak. Omdat dit een constructieve wijziging is, moet hiervoor een omgevingsvergunning worden aangevraagd.
1.2.
Eiseres is eigenaar van het pand aan de [adres 2] in [plaats] dat direct grenst aan het pand van vergunninghouder. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
1.3.
De commissie bezwaarschriften heeft op 24 januari 2023 geadviseerd om het bezwaar deels gegrond en deels ongegrond te verklaren. De bezwaarcommissie beschouwt eiseres als belanghebbende omdat de percelen van eiseres en vergunninghouder naast elkaar liggen, elkaar raken en er bij constructiefouten schade kan ontstaan aan het eigendom van eiser. Verder staat in het advies van de bezwaarschriftencommissie dat de omgevingsvergunning een gebonden beschikking is en dat niet is gebleken dat het college de aanvraag heeft getoetst aan het Bouwbesluit 2012. Het college moet in de heroverweging onderbouwen waarom de vergunningaanvraag niet aan het Bouwbesluit 2012 hoeft te worden getoetst, of indien dit niet mogelijk blijkt, de aanvraag hier alsnog aan toetsen.
1.4.
In een besluit van 1 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Volgens het genoemde vonnis van de kantonrechter moest vergunninghouder zorg dragen voor een bouwtechnisch deugdelijke constructie als fundament van de dakopbouw door een eigen draagweg te realiseren zonder dat de tuinmuur wordt belast. Dit civielrechtelijke vonnis is gebaseerd op een deskundigenrapport van Bureau voor Bouwpathologie B.V. van 3 april 2020. Het college heeft de motivering van het bestreden besluit aangevuld door te overwegen dat het college er vanuit gaat dat er, gezien de aangeleverde documenten en foto’s, in overeenstemming met genoemd deskundigenrapport is gebouwd en daarmee met de regels van het Bouwbesluit.
1.5.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft geen verweerschrift ingediend. In een brief van 6 april 2023 heeft het college meegedeeld dat het verweer mondeling op de zitting zal worden gevoerd en niet/nauwelijks zal afwijken van het verweerschrift in de bezwaarprocedure.
1.6.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 26 juli 2023. Eiseres is verschenen bij haar vertegenwoordiger [A] en heeft zich laten bijstaan door haar gemachtigde [B] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Controle / handhaving
2. Eiseres wil met haar beroep bereiken dat er fysiek en administratief wordt gecontroleerd of er materieel uitvoering is gegeven aan de vergunningaanvraag conform het vonnis van de kantonrechter van 3 maart 2021. Volgens eiseres moet door het college ten minste een foto vóór en een foto na de uitvoering van de werkzaamheden worden genomen waarop de constructie zoals genoemd in het vonnis van de kantonrechter zichtbaar is. Volgens eiseres gaat het om een gebouw waarvoor geen gedoogbeschikking is afgegeven waardoor het college controleplichtig is bij de vergunningverlening. Eiseres wijst erop dat de bezwaarcommissie stelt geen bevoegdheid te hebben om te toetsen op de noodzakelijkheid van een controle of eventueel handhavend optreden. De commissie deelt echter niet mee wie de bevoegdheid wel heeft voor het toetsen van de naleving van de afgegeven omgevingsvergunning voor de legalisatie van een illegaal bouwwerk. Op de zitting heeft eiseres aanvullend aangevoerd dat er geen maten worden genoemd in de vergunningaanvraag en de verleende vergunning. Vergunninghouder kan daarom doen wat hij wil. Eiseres wil een controlerapport van de uitvoeringswerkzaamheden. Hij vindt dat de muur moet worden opengebroken om te controleren of aan de vergunning is voldaan.
3. De rechtbank begrijpt de beroepsgrond aldus dat het college volgens eiseres een beginselplicht tot handhaving heeft en daarom gehouden is om controles uit te voeren bij de uitvoering van de werkzaamheden waarvoor de vergunning is verleend. Eiseres is bang voor schade als gevolg van de werkzaamheden. Zij wil dat de rechtbank uitspraak doet over de aannemelijkheid of aanvrager op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de afgegeven omgevingsvergunning. De rechtbank begrijpt hieruit dat eiseres de onderhavige beroepsprocedure beziet in het kader van handhaving en dat eiseres in deze procedure zekerheid wil krijgen of de vergunde werkzaamheden op juiste wijze zijn uitgevoerd.
Omvang van het geschil
4. De rechtbank stelt voorop dat deze beroepsprocedure betrekking heeft op de omgevingsvergunning die het college heeft verleend voor het loskoppelen van het dak van de aanbouw van een oude muur aan de achterzijde tussen de percelen aan de [adres 1] (vergunninghouder) en [adres 2] (eiseres) in [plaats] en het realiseren van een zelfstandig dragende constructie op het perceel van vergunninghouder. Het gaat in deze procedure dus om de gevolgen van de verleende omgevingsvergunning, en dus níet om controle en handhaving van de werkzaamheden waarvoor die vergunning is verleend.
Belanghebbendheid
5. De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of eiseres als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt. In artikel 1:2 eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Alleen degene die een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
6. Wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, is in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Op dit uitgangspunt bestaat een correctie die in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is ontwikkeld; het zogeheten criterium ‘gevolgen van enige betekenis’.
7. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen van een besluit wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen voor de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang ontbreekt. Daarbij wordt onder andere acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en (eventuele) milieugevolgen van de activiteit die het besluit toestaat. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. [2] Bij percelen die grenzen aan het perceel waarop het besluit betrekking heeft of percelen die gelijk te stellen zijn met een aangrenzend perceel, wordt ervan uitgegaan dat feitelijke gevolgen, indien die zich voordoen, in beginsel van enige betekenis zijn. [3]
8. Het college heeft een omgevingsvergunning verleend voor het loskoppelen van de aanbouw van het perceel op nummer 35 van de mandelige tuinmuur en het realiseren van een zelfstandige draagconstructie, zoals in het vonnis van de kantonrechter is bepaald.
9. Het college heeft op de zitting aan de hand van foto’s 4.1 tot en met 4.7 in de B-map van het dossier toegelicht dat het dak van de aanbouw van vergunninghouder op last van de kantonrechter is losgemaakt van de oude muur tussen de percelen van vergunninghouder en eiseres. Verder heeft het college op de zitting uitgelegd dat er vlak naast de oude muur op het perceel van vergunninghouder een zelfstandige draagmuur is gebouwd die de aanbouw nu draagt overeenkomstig het deskundigenrapport dat de kantonrechter heeft laten opstellen. Het college heeft op de zitting toegelicht dat op foto 4.7. in het dossier van bovenaf is te zien dat de oude tuinmuur is vrijgekomen en dat er een afstand zit tussen de oude mandelige muur en de nieuwe draagmuur. Het college heeft hiermee aannemelijk gemaakt dat vergunninghouder uitvoering heeft gegeven aan het vonnis van de kantonrechter van 3 maart 2021.
10. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet aannemelijk dat eiseres feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervindt als gevolg van de verleende omgevingsvergunning. De omstandigheid dat de aanbouw is losgemaakt van de mandelige tuinmuur en daar dus niet meer op rust, maakt dat er geen sprake is van feitelijke gevolgen van enige betekenis. Eiseres heeft pas op de zitting voor het eerst gesteld dat de nieuw gebouwde draagmuur op het perceel van vergunninghouder is verankerd aan de oude tuinmuur en wilde ter onderbouwing hiervan op de zitting een foto overleggen. Het college heeft hier bezwaar tegen gemaakt. Desgevraagd door de rechtbank heeft eiseres niet uitgelegd waarom zij dit standpunt en deze foto niet eerder heeft ingebracht. De rechtbank oordeelt dan ook dat het pas voor het eerst op de zitting aanvoeren van dit punt en het verzoek om ter staving hiervan een foto in te brengen in strijd is met een goede procesorde. De rechtbank zal dit punt daarom niet nader bespreken.
11. De rechtbank merkt ten overvloede op dat indien eiseres meent dat niet conform de omgevingsvergunning uitvoering is gegeven aan de opdracht van de kantonrechter, zij een handhavingsverzoek bij het college kan indienen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is niet-ontvankelijk, omdat eiseres geen belang heeft bij de beoordeling van haar beroep. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
27 september 2023.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.