In deze zaak heeft eiseres, een B.V. gevestigd in [vestigingsplaats], een aanvraag ingediend voor de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid (NOW-1) op 14 april 2020. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 15 april 2020 een voorschot van € 3.949,- toegekend, waarvan € 3.159,- is uitbetaald. Echter, bij het primaire besluit van 17 februari 2022 heeft de minister meegedeeld dat het definitieve bedrag niet kan worden berekend omdat eiseres geen aanvraag voor de definitieve berekening heeft ingediend. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 29 november 2022. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 28 juni 2023 de zaak behandeld. Eiseres voerde aan dat zij pas op 13 oktober 2022 op de hoogte was van het primaire besluit en dat zij niet kon worden verweten dat zij geen tijdige aanvraag had ingediend. De rechtbank oordeelde echter dat het aan eiseres te wijten was dat zij geen aanvraag had ingediend, omdat zij geen melding had gemaakt van een adreswijziging en niet proactief contact had opgenomen met het Uwv. De rechtbank concludeerde dat eiseres redelijkerwijs had moeten weten dat zij zich moest vergewissen van de voorwaarden van de tegemoetkoming.
De rechtbank oordeelde dat de minister in redelijkheid de tegemoetkoming op nihil heeft kunnen stellen en het voorschot van € 3.159,- terecht heeft teruggevorderd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, maar eiseres kreeg wel het griffierecht van € 365,- terug. De uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries en is openbaar uitgesproken op 21 juli 2023.