ECLI:NL:RBMNE:2023:5118

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
UTR 22/4304
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzageverzoek persoonsgegevens in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) en de rechtmatigheid van de registratie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen het besluit van de minister van Financiën inzake haar inzageverzoek op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) met betrekking tot haar persoonsgegevens in de Fraude Signalering Voorziening (FSV). Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft op 4 december 2021 een verzoek ingediend om inzage in haar persoonsgegevens die in de FSV zijn opgenomen. De minister heeft dit verzoek opgevat als een inzageverzoek en heeft op 21 januari 2022 een overzicht van de verwerkte persoonsgegevens verstrekt. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat zij van mening is dat haar registratie op de FSV-lijst onrechtmatig is en dat zij schade heeft ondervonden door deze registratie.

De rechtbank heeft de zaak op 25 mei 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van de minister aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de minister naar behoren heeft gereageerd op het inzageverzoek en dat de reden voor de opname van eiseres op de FSV-lijst voldoende is toegelicht. De rechtbank stelt vast dat de registratie met code 'Fraude 1043' niet betekent dat eiseres als fraudeur wordt gezien, maar dat er een verhoogd risico op onjuiste gegevens bestond. Eiseres heeft geen bewijs geleverd dat haar persoonsgegevens onrechtmatig zijn gedeeld met derden.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Eiseres krijgt geen gelijk en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4304

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.H.J. aan de Stegge),
en

de minister van Financiën, de minister

(gemachtigden: mr. M.A.N. van de Kerkhof en mr. L. Woudenberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit over het verzoek op grond van de AVG [1] om inzage in haar persoonsgegevens, die zijn opgenomen in de Fraude Signalering Voorziening (FSV). Uit het dossier blijkt dat er ook andere kwesties ten aanzien van eiseres spelen, zoals bijvoorbeeld een aanmelding bij Toeslagenherstel. Daar heeft dit beroep geen betrekking op.
1.1.
De minister heeft met het besluit van 21 januari 2022 informatie aan eiseres over de in de FSV verwerkte persoonsgegevens verstrekt. Met het bestreden besluit van 22 juni 2022 op het bezwaar van eiseres is de minister bij dit besluit gebleven.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiseres heeft aanvullende stukken overgelegd en aanvullende gronden ingediend.
1.4.
De minister heeft op verzoek van de rechtbank nog stukken overgelegd.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 25 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Goede procesorde
2. Eiseres heeft bij brief van 16 mei 2023 stukken overgelegd. Bij brief van 22 mei 2023 heeft zij verder aanvullende gronden en een aanpassing van haar verzoek tot schadevergoeding ingediend en daarbij nogmaals stukken overgelegd. Hoewel deze brieven en bijbehorende stukken, en meer in het bijzonder de brief van 22 mei 2023, te laat zijn ingediend, [2] ziet de rechtbank geen aanleiding om de beide brieven en de daarbij behorende stukken wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing te laten. De brieven zijn namelijk niet omvangrijk en de brief van 22 mei 2023 bevat in wezen geen andere beroepsgronden dan reeds verwoord in het beroepschrift. De aanvullende stukken waren grotendeels al bekend. Daarbij komt dat de minister op zitting voldoende gelegenheid heeft gehad om op dit alles te reageren en een standpunt over de gewijzigde eis tot schadevergoeding in te nemen.
Wat aan het beroep vooraf ging
3. Eiseres heeft op 4 december 2021 met een melding op de website van de Belastingdienst verzocht om een overzicht van haar persoonsgegevens die in de FSV stonden.
4. De minister heeft het verzoek van eiseres opgevat als een inzageverzoek in de zin van artikel 15, eerste lid, van de AVG. De minister heeft in het besluit van 21 januari 2022 aan eiseres een overzicht verstrekt van haar persoonsgegevens die in de FSV waren opgenomen.
5. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Volgens eiseres is de registratie op de FSV lijst met code fraude 1043 onrechtmatig en heeft zij daarvan schade ondervonden, zowel materieel als immaterieel. Deze schade heeft eiseres begroot op € 98.029,77. Eiseres verwijst naar een aantal gebeurtenissen die volgens haar het gevolg zijn van de FSV-registratie, zoals het niet krijgen van een betalingsregeling bij de Belastingdienst en de weigering van een uitkering en een schuldhulpverleningstraject. Eiseres stelt dat zij ten onrechte als fraudeur is geregistreerd en dat deze registratie eveneens ten onrechte met andere overheden en bedrijven is gedeeld. Zij verwijst naar een overzicht uit MijnOverheid.nl, waarin staat met welke organisaties haar persoonsgegevens uit de Basisregistratie personen (BRP) zijn gedeeld.
6. In het bestreden besluit heeft de minister het bezwaar ongegrond verklaard. De minister heeft toegelicht dat de registratie op de FSV-lijst met code Fraude 1043 betekent dat er mogelijk een verhoogd risico was op onjuiste gegevens, waardoor de aangifte handmatig is beoordeeld. Deze signalering hing samen met de door eiseres opgevoerde zorgkosten en het opgevoerde restant persoonsgebonden budget dat zij als aftrekpost opvoerde in haar aangifte inkomstenbelasting 2015. Eiseres heeft niet het stempel opzet/grove schuld gekregen en is ook niet anderszins als fraudeur aangemerkt. De minister heeft verder toegelicht dat hij zich ervan bewust is dat door de naamgeving van de FSV-lijst het beeld kan zijn ontstaan dat iedereen die in de FSV staat volgens de belastingdienst een fraudeur is en dat de aanleiding voor opname altijd een frauduleuze handeling is, maar dat de minister dat beeld betreurt omdat opname in de FSV niet wil zeggen dat daadwerkelijk sprake is van fraude. De minister heeft verder aangegeven geen gegevens van eiseres uit de FSV met derden te hebben gedeeld. Het verzoek om schadevergoeding is ingeboekt en zal de minister in behandeling nemen als het onderzoek naar de effecten van de FSV is afgerond, aldus de minister.
7. Eiseres is het niet eens met dit besluit. Zij is van mening dat de minister niet naar behoren op haar inzageverzoek en haar bezwaar heeft gereageerd. Zij voert aan dat zij ten onrechte en zonder wettelijk grondslag op de FSV-lijst is gezet. Volgens eiseres heeft de minister de reden voor de opname op de FSV-lijst onvoldoende gemotiveerd. De uitleg zoals opgenomen in het bestreden besluit en weergegeven in overweging 6 is niet juist. De minister is ten onrechte voorbijgegaan aan de conclusies in het rapport van PwC, [3] dat het gebruik van de FSV-lijst met onvoldoende waarborgen en kwaliteitscontroles was omgeven. Volgens eiseres duidt de vermelding ‘Fraude 1043’ bij haar gegevens en het antwoord ‘ja’ in de FSV-lijst, erop dat zij wel degelijk werd verdacht van fraude. Eiseres vermoedt verder dat zij op de FSV lijst is gekomen vanwege de Antilliaanse nationaliteit van haar vader en haar huwelijk in het buitenland.
Eiseres voert ook aan dat gezien het onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) [4] plaatsing op de FSV-lijst een schending betekent van de privacyregels van de AVG. De minister had de FSV-registratie daarom niet met andere instanties mogen delen. Verweerder is volgens eiseres ten onrechte in het bestreden besluit niet ingegaan op deze strijd met de AVG en haar stelling dat haar gegevens met derden zijn gedeeld. Verweerder heeft in het bestreden besluit slechts gesteld dat dat niet is gebeurd. Dit terwijl eiseres volgens haar de gegevensdeling deugdelijk heeft onderbouwd.
Eiseres voert verder aan dat dat zij al die jaren niet heeft geweten dat zij op een fraudelijst van de Belastingdienst stond en dat zij zich daartegen ook niet heeft kunnen verweren. Volgens eiseres heeft de minister hiermee gehandeld in strijd met het rechtszekerheids-, het zorgvuldigheids- en met het evenredigheidsbeginsel. Eiseres stelt dat zij door de FSV-registratie op een schimmige manier is tegengewerkt wat haar veel leed heeft toegebracht. Eiseres begroot haar schade wegens de onrechtmatige plaatsing op de FSV-lijst voorlopig op € 98.029,77.
Heeft de minister aan het inzageverzoek voldaan en was de beslissing op bezwaar volledig?
8. De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 15 van de AVG geeft een betrokkene het recht om uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en om inzage te verkrijgen in die persoonsgegevens. Het doel van artikel 15 van de AVG is dat de betrokkene zich van de verwerking van zijn persoonsgegevens op de hoogte kan stellen en de rechtmatigheid daarvan kan controleren. [5]
9. De rechtbank oordeelt dat de minister naar behoren heeft gereageerd op het inzageverzoek AVG. De minister heeft een overzicht gegeven van de persoonsgegevens van eiseres die verwerkt zijn in de FSV en toegelicht per wanneer de gegevens zijn opgenomen. Daarbij heeft de minister inzicht gegeven in de verwerkingsdoeleinden van de persoonsgegevens en de categorieën van ontvangers, in die zin dat het hier om informatie voor intern gebruik gaat. De minister heeft verder toegelicht (zie overweging 6) dat eiseres in de FSV met code ‘Fraude 1043’is opgenomen, niet omdat zij als fraudeur werd gezien, maar omdat er mogelijk een hoog risico bestond dat haar aangifte inkomstenbelasting 2015 niet juist was vanwege het bedrag aan zorgkosten en het restant persoonsgebonden aftrek die zij in de aangifte in aftrek nam. Dit rechtvaardigde volgens de minister dat de aangifte handmatig door de belastinginspecteur werd behandeld om te voorkomen dat die onjuist was. De minister heeft toegelicht dat de naam van de code ongelukkig is. De code was eerder van toepassing bij verdenking van systeemfraude, maar dat is achterhaald. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van deze verklaring van de minister te twijfelen. Daarbij vindt de rechtbank van belang dat die verklaring steun vindt in het overzicht van de persoonsgegevens van eiseres in de FSV, dat de minister aan eiseres heeft verstrekt. Op dat overzicht staat ‘Soort fraude, IH-fraude: Mogelijke onregelmatigheden bij de inkomensheffing (IH) (waaronder mogelijke onjuistheden in de aangifte inkomstenbelasting)’. Ook in de brieven van 15 juli 2016 en 13 oktober 2016 die de Belastingdienst aan eiseres over haar aangifte inkomstenbelasting 2015 heeft verstuurd - en die de minister op verzoek van de rechtbank heeft overgelegd - wordt dat bevestigd. In de brief van 15 juli 2016 is eiseres om onderbouwing van de zorgkosten verzocht. Eiseres heeft die onderbouwing aangeleverd waarna de kosten geaccepteerd zijn. In de brief van 13 oktober 2016 is aan eiseres een voornemen gestuurd tot aanpassing van haar aangifte over 2015 omdat het restant persoonsgebonden budget aftrek niet bij de belastingdienst bekend was. Eiseres heeft deze gang van zaken niet bestreden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister hiermee de reden van de opname van eiseres op de FSV-lijst voldoende toegelicht.
10. De stelling van eiseres dat zij vanwege haar afkomst of buitenlandse huwelijk in de FSV-lijst is opgenomen, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Het onderzoeksrapport van PwC [6] waar eiseres zich op beroept, is een algemeen rapport dat niet concreet ziet op de situatie van eiseres. De conclusies uit dat onderzoeksrapport onderbouwen daarom niet dat eiseres mede vanwege haar afkomst of die van haar familieleden, of haar (buitenlandse) huwelijk in de FSV is opgenomen of is gecontroleerd bij haar aangifte inkomstenbelasting. Daarbij komt dat in het overzicht van de versterkte persoonsgegevens uit de FSV de nationaliteit en het huwelijk in het buitenland van eiseres ook niet staat vermeld. De afkorting ‘OG’ op het overzicht van haar persoonsgegevens maakt het voorgaande niet anders nu verweerder heeft weersproken dat deze afkorting ‘opzet/grove schuld’ betekent, zoals eiseres ter zitting stelde. De rechtbank acht het gezien de hiervoor gegeven toelichting ook niet aannemelijk dat OG opzet of grove schuld betekent zodat dat ook niet een indicatie geeft dat eiseres vanwege haar afkomst en huwelijk op de lijst is gezet.
Heeft de minister persoonsgegevens gedeeld met derden?
11. De minister stelt zich op het standpunt dat er ten tijde van het bestreden besluit, lopende het onderzoek, geen indicaties waren dat gegevens van eiseres uit de FSV onrechtmatig zijn gedeeld met derden. De minister heeft toegelicht dat belastinggegevens alleen worden gedeeld voor zover dat nodig is voor de uitvoering van wettelijke taken. De rechtbank heeft op dit moment geen aanknopingspunten om dit standpunt van de minister voor onjuist te houden. Eiseres heeft – anders dan dat zij stelt - ook geen stukken overgelegd waaruit wat anders blijkt. Uit de door haar overgelegde uitdraai uit Mijn Overheid.nl blijkt alleen dat er gegevens van eiseres uit de BRP zijn gedeeld met andere instanties. Daaruit blijkt echter niet dat de belastingdienst persoonsgegevens van eiseres uit de FSV met derden heeft gedeeld. De Belastingdienst is slechts één van de ontvangers van persoonsgegevens uit de BRP. Hetgeen eiseres op dit punt heeft aangevoerd, kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
Had de minister persoonsgegevens moeten verwijderen?
12. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat zij ook bedoeld heeft te betogen dat de minister vanwege de privacybescherming de gegevens uit de FSV had moeten verwijderen. Dit betoog kan niet slagen. Uit artikel 17, derde lid, aanhef en onder b, van de AVG volgt dat de minister persoonsgegevens niet kan wissen, als de verwerking nodig is vanwege een wettelijke verwerkingsplicht of voor het vervullen van een taak van algemeen belang. Zoals blijkt uit de stukken is de FSV op 27 februari 2020 uitgezet en wordt het systeem niet meer gebruikt. Van de FSV-gegevens is een reservebestand gemaakt die door de Belastingdienst alleen wordt gebruikt voor de afhandeling van AVG-inzageverzoeken of voor de onderbouwing van een rechtsvordering (lees: een verzoek om schadevergoeding). Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister op grond van artikel 17, derde lid, onder b en onder e, van de AVG, de FSV-gegevens van eiseres daarom (nog) niet hoeven wissen. Van strijd met het evenredigheidsbeginsel is geen sprake.
Had de minister het schadeverzoek moeten meenemen?
13. Eiseres voert aan dat de minister haar verzoek van 4 december 2021 ten onrechte enkel heeft opgevat als een inzageverzoek op grond van de AVG. Eiseres heeft in haar brief van 31 mei 2022 de minister tevens aansprakelijk gesteld wegens schending van artikel 84 van de AVG, dan wel wegens onrechtmatig handelen op grond van artikel 6:162 van het BW. Eiseres heeft de door haar geleden materiële en immateriële schade onderbouwd in haar processtukken. Gelet op de Kamerbrief van 4 november 2022 [7] over de uitwerking van het beleid tegemoetkoming FSV had de minister volgens eiseres daarom in het bestreden besluit ook moeten vaststellen of de registratie in de FSV onrechtmatig was en of eiseres daarom in aanmerking komt voor schadevergoeding. Daarbij verlaagt eiseres in haar aanvullende gronden haar eis tot schadevergoeding wegens onrechtmatige registratie FSV voor deze procedure tot een bedrag van € 25.000,-. Zij verzoekt de rechtbank om dit schadebedrag toe te wijzen, zodat zij de geleden schade boven dat bedrag in een civielrechtelijke procedure kan vorderen.
14. De minister stelt zich op het standpunt in het bestreden besluit juist is, namelijk dat het schadeverzoek wel wordt ingeboekt, maar pas wanneer de in dat kader lopende onderzoeken afgerond zijn, in behandeling zal worden genomen.
15. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat het inzageverzoek van 4 december 2021 ook een verzoek om schadevergoeding bevat. De tekst van het verzoek biedt daarvoor geen aanknopingspunten.
16. De stelling van eiseres dat haar intentie om niet alleen een inzageverzoek maar ook een schadeverzoek in te dienen, blijkt uit de processtukken die in de bezwaarfase zijn overgelegd, en meer in bijzonder de brief van 31 mei 2022, leidt niet tot een ander oordeel. Eiseres heeft op 4 december 2021 haar verzoek om inzage op grond van de AVG gedaan. Zij heeft vervolgens op 2 februari 2022 een melding onderzoek gevolgen registratie gedaan en pas bij brief van 31 mei 2022 een verzoek om schadevergoeding ingediend wegens vermeende onrechtmatige registratie in de FSV. Deze brief dateert van ruim na het AVG-verzoek en ook van ná de datum van het primaire besluit op het AVG-verzoek. Deze brief bevat verder een geheel zelfstandig verzoek om schadevergoeding. Niet valt in te zien dat daardoor het AVG verzoek van eiseres begrepen zou moeten worden als ook inhoudende een verzoek om schadevergoeding.
17. Gezien het voorgaande wordt niet toegekomen aan de verwijzing van eiseres naar de kamerbrief van 4 november 2022, waarmee de minister bekend heeft gemaakt welke (groepen) personen in aanmerking komen voor vergoeding van immateriële schade wegens schending van de AVG en waarin het tegemoetkomingsbeleid FSV verder is vormgegeven, en haar standpunt dat verweerder ook daarom op haar schadeverzoek had moeten beslissen.
18. Op de zitting is gesproken over de vraag of eiseres bedoeld heeft een verzoek om schadevergoeding aan de rechtbank voor te leggen. Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
19. Op 1 juli 2013 is de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (de Wns) in werking getreden. Op grond van artikel V, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wns is titel 8.4 van de Awb over schadevergoeding, niet van toepassing op schade, veroorzaakt door besluiten of andere handelingen van de Belastingdienst/Toeslagen of van andere bestuursorganen voor zover genomen of verricht in het kader van aan de Belastingdienst opgedragen taken. Dit betekent dat titel 8.4 van de Awb, en daarmee artikel 8:88 van de Awb, niet van toepassing is op het schadeverzoek van eiseres, maar het recht zoals dat voor 1 juli 2013 van toepassing is.
20. Op grond van artikel 8:73, eerste lid, van de Awb (oud) heeft eiseres alleen recht op schadevergoeding als het bestreden besluit over haar inzageverzoek AVG onrechtmatig is en de rechtbank het beroep daarom gegrond verklaart. Wat eiseres in beroep heeft aangevoerd leidt echter niet tot de conclusie dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Van een gegrond beroep is daarom geen sprake, zodat er geen recht bestaat op schadevergoeding.

Conclusie en gevolgen

21. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, voorzitter, mr. L.A. Banga en mr. O. Veldman, leden, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 september 2023.
De rechter is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
2.Dat wil zeggen binnen de termijn van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.PwC onderzoek ‘Query’s aan de poort’ van 16 maart 2022, p. 25.
4.Onderzoeksrapport ‘Belastingdienst, Verwerkingen van persoonsgegevens in de Fraude Signalering Voorziening (FSV), van oktober 2021.
5.Zie uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2021:452, onder 6.3. Zie ook de uitspraak van 9 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3067.
6.Rapport over de werking van risicosignalering door de Belastingdienst via detectie aan de Poort op binnenkomende belastingaangiften van de inkomstenbelasting in de jaren 2014-2019.
7.Kamerstuk 31066, nr. 1131.