Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- de dagvaarding van 10 juli 2023 met producties 1 tot en met 4
- de op 30 augustus 2023 van [handelsnaam] ontvangen producties 9 tot en met 35
- de op 31 augustus 2023 van [gedaagden c.s.] ontvangen producties 1 tot en met 7
- de mondelinge behandeling van 4 september 2023
- de pleitnota van [handelsnaam]
- de pleitnota van [gedaagden c.s.] met twee bijlagen.
2.Waar gaat deze zaak over?
3.Hoe oordeelt de voorzieningenrechter?
Het is verboden een handelsnaam te voeren, die, vóórdat de onderneming onder die naam werd gedreven, reeds door een ander rechtmatig gevoerd werd, of die van diens handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt, een en ander voor zover dientengevolge, in verband met de aard der beide ondernemingen en de plaats, waar zij gevestigd zijn, bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is.
- er alleen verwarringsgevaar, zoals bedoeld in de Handelsnaamwet, kan zijn als het publiek de oudere handelsnaam kent en die koppelt aan de onderneming die die naam gebruikt. Een volledig beschrijvende handelsnaam heeft geen onderscheidend vermogen en zal dus niet aan de onderneming worden gekoppeld, zodat ook geen sprake kan zijn van verwarringsgevaar. Dit is anders als de volledig beschrijvende handelsnaam intensief is gebruikt en het publiek daardoor die naam tóch koppelt aan de onderneming die deze naam gebruikt (inburgering).
- er tegenwoordig vaker beschrijvende handelsnamen worden gebruikt, het publiek daaraan gewend is geraakt en daardoor minder snel in verwarring raakt bij een beschrijvende handelsnaam. En ook dat een kleine variatie in een beschrijvende handelsnaam het verwarringsgevaar kan wegnemen.
wat[eiseres] doet en
waarze dat doet: ze levert mondzorg in een praktijk in [vestigingsplaats] . De handelsnaam van [gedaagden c.s.] “ [gedaagde sub 1] ” is dus ook volledig beschrijvend.
€ 15.000,-. Dit tarief is gekozen, omdat er één IE-grondslag is (Handelsnaamrecht) en de zaak feitelijk eenvoudig is, maar juridisch niet. Omdat [handelsnaam] ook de onrechtmatige daad als grondslag voor haar vorderingen heeft genoemd, moet worden ingeschat welk percentage van de zaak daarover gaat. Dat deel van de zaak zal namelijk moeten worden vergoed op basis van de normale tarieven voor het salaris van de advocaat (liquidatietarief). De voorzieningenrechter stelt het percentage van dit geschil dat gaat over de grondslag onrechtmatige daad op nihil. Ook bij deze grondslag is namelijk het voornaamste argument dat [gedaagden c.s.] verwarring zaait door de keuze van haar handelsnaam. [gedaagden c.s.] heeft een bedrag van € 7.457,50 aan salaris gevorderd. Dat salaris blijft onder het indicatietarief en wordt daarom toegewezen. [gedaagden c.s.] heeft ook recht op vergoeding van het griffierecht en de verschotten (bureau- en reiskosten). De totale proceskosten worden begroot op:
7.457,50