In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, hebben eisers, bestaande uit een makelaars- en assurantiekantoor en enkele betrokkenen, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die ook een eigenaar is van een onroerende zaak. De kern van het geschil betreft de vraag of er een koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen de partijen en of deze overeenkomst vernietigbaar is op grond van misbruik van omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 3:44 lid 4 BW. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 24 februari 2023 hebben de partijen een opdracht tot dienstverlening ondertekend voor de verkoop van een winkelpand. Op 26 juni 2023 heeft de makelaar een bieding van € 300.000,- gedaan, die door de verkopers is aanvaard. Echter, gedaagde heeft later een beroep gedaan op vernietiging van de koopovereenkomst, stellende dat hij onder druk en zonder voldoende informatie heeft gehandeld. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er sprake is van een vertrouwensrelatie tussen de makelaar en gedaagde, en dat gedaagde door deze relatie en zijn onervarenheid in de vastgoedmarkt mogelijk is misleid. De rechter concludeert dat het beroep op misbruik van omstandigheden voorshands aannemelijk is, en wijst de vorderingen van eisers af, waarbij zij worden veroordeeld in de proceskosten.