4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feiten 1, 2, 4 en 5
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 23 april 2021 volgt dat verbalisant [verbalisant 1] onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende heeft geverbaliseerd:
Melding
Ik verbalisant [verbalisant 1] was op donderdag 22 april 2021 omstreeks 22.10 uur op het politiebureau te Naarden. Om 22.11 uur kregen wij van het Operationeel Centrum de melding om te gaan naar de Herenstraat te Bussum. Aanrijdend kregen wij te horen dat het voertuig het kenteken de [kenteken] betrof. Dit kenteken kwam mij direct bekend voor. Er was namelijk bij het begin van de dienst, om 22:00 uur aangegeven bij de briefing dat dit voertuig en de tenaamgestelde [verdachte] betrokken is geweest bij meerdere verlaten plaats ongevallen in de middag en begin avond van deze zelfde dag.
Achtervolging
Wij reden over de Brink te Bussum in de richting van de Herenstraat. Wij zagen toen voor ons bij de rotonde van de Brink/Herenstraat/Kerkstraat, een voertuig rijden. Toen wij dichter bij kwamen zag ik dat het kenteken van het voertuig de [kenteken] betrof en een Volkswagen Fox betrof. Ik zag dat de Fox linksaf op de rotonde ging de Kerkstraat op. Op de Kerkstraat zette ik het stopteken aan de voorzijde aan van onze opvallende politieauto. Ik zag dat de bestuurder direct zijn richtingaanwijzer naar rechts aan deed. Ik dacht dat de bestuurder zijn auto op de parkeervakken aan de rechterzijde wilde neerzetten. Ik zag dat hij voorbij deze vakken reed. Vervolgens sloeg de bestuurder rechts af de Kapelstraat in. Ik zag direct dat hij in de bocht vol op het gas ging en dat de Fox heel hard ging rijden. Ik deed direct de sirene en de blauwe lampen aan. Hij reed vervolgens met een hoge snelheid door de Kapelstraat heen. Aan het einde sloeg hij linksaf de Nieuwstraat op. Op de Nieuwstraat ging hij ook linksaf tegen het verkeer in. Hierna sloeg hij direct rechtsaf de [straat] op. Op de [straat] zit een knik in de bocht. Ik zag dat hij door de bocht ging met zeer hoge snelheid. Ik zag dat hij de bocht doordraaide waardoor hij vol door een voortuin reed van een woning, aan de linkerkant van de weg. Ik had het idee ook dat hij daarbij de gevel van de woning raakte. Ik zag dat hij vol gas door bleef rijden en ook meerdere voertuigen aan de rechterzijde van de weg raakte.De achtervolging ging verder door de [straat] . Aan het einde ging hij links, rechts de Singel op. Hierna sloeg hij rechts af de Huizerweg op. Vervolgens reden wij met meer dan 100 kilometer per uur over de Huizerweg richting de rotonde. Daar zag ik dat een auto snel aan de kant moest voor hem om een botsing te voorkomen. Bij de rotonde sloeg hij rechtsaf het Prinses Beatrixplantsoen op. Hierna sloeg hij linksaf de Voormeulenweg op. In deze bocht raakte hij door de snelheid weer bijna de macht over het stuur kwijt. Hij reed met meer dan 60 kilometer per uur door de dicht bewoonde/bebouwde woonwijk heen. Hij sloeg rechtsaf de J.H. van 't Hoffweg op en daarna direct weer links de F.C. Dondersstraat in. Aan het einde sloeg hij rechts, links de Godelindestraat op en reed hij vervolgens linksaf tegen het verkeer in de Adelheidstraat in. Aan het einde sloeg hij rechtsaf de Huizerweg op en reed hij tegen het verkeer in. Toen sloeg hij de eerste straat weer rechtsaf de K.P.C. de Bazelstraat op. Hij sloeg vervolgens linksaf de Godelindestraat op en daarna linksaf de Waltherlaan op. Op de Waltherlaan leek het eerst of hij linksaf de Hildegondestraat op wilde rijden en op het laatste moment zich bedacht. Hierdoor kwam hij met zijn linkerkant tegen de bosjes aan te staan van perceel [adres] . Dit is op de kruising Waltherlaan/Hildegondestraat. Ik zei direct tegen mijn collega [verbalisant 2] dat hij de voorzijde moest afblokken zodat hij niet direct weer rechtdoor kon wegrijden. Dit deed [verbalisant 2] vervolgens direct.
Aanhouding
Op het moment dat onze auto schuin voor de auto stond van de verdachte ben ik direct uitgestapt. Ik rende naar de achterzijde van onze auto en ik hoorde en zag dat de verdachte bezig was om achteruit te rijden en zo weg te komen, ik zag dat hij bezig was om de auto in zijn achteruit versnelling te krijgen. Ik hoorde dat de verdachte gas gaf. Ik schreeuwde hard naar de verdachte dat hij moest stoppen. Omdat ik zag dat hij dit niet deed kreeg ik het gevoel dat als wij hem niet tot stoppen konden dwingen dat de verdachte dodelijke slachtoffers zou maken. Hierop heb ik mijn vuurwapen gepakt. Ik zag dat het de verdachte lukte om zijn auto uit de bosjes los te krijgen en hij reed vervolgens achteruit. Ik zag dat zijn rechtervoorband op 1,5 meter voor mij langs kwam. Ik stond op dat moment achter onze politieauto haaks op de auto van de verdachte aan de rechterzijde. Ik heb toen 1 schot gericht geschoten op de rechtervoorband. Ik hoorde direct dat deze leeg liep met een sissend geluid. Ik keek de verdachte aan en zag hem nog steeds druk bezig zijn met handelingen in de auto om weg te komen. Ik zag dat hij de aan het stuur draaide en ik hoorde dat hij veel gas gaf. Ik zag dat de auto in hoge vaart ongeveer 10 meter naar achteren reed, weer terug het kruispunt op. Ik riep meerdere malen met mijn vuurwapen gericht op de auto dat de verdachte moest stoppen. Ik zag dat de verdachte weer aan het stuur begon te draaien en ik hoorde dat hij weer gas gaf. Ik stond op dat moment op 2-3 meter van de auto af. Ik schoot op dat moment een gericht schot op de linkervoorband. Ik hoorde niet dat de band leeg liep net als bij de rechtervoorband. Hierdoor dacht ik dat ik mis had geschoten. Daarom schoot ik direct nog een keer. Deze 2 schoten gebeurden binnen een seconden voor mijn gevoel. Hierna gaf ik portofonisch door aan het Operationeel Centrum dat ik 2 banden had lek geschoten.
Ik zag en hoorde dat de verdachte veel gas gaf en op mij afstuurde met zijn auto. Op dat moment dacht ik direct dat hij mij aan wilde rijden. Ik ben toen de rechterkant op gesprongen. Als ik dat niet gedaan had, had de verdachte mij 100 procent aangereden. Toen ik opzij was gesprongen kwam de auto op nog geen meter afstand langs mij gereden. Ik heb toen mijn wapen direct op de linkerachterband gericht en heb direct 2 gerichte schoten achter elkaar op de linkerachterband geschoten. Ik hoorde toen ook weer deze achterband leeglopen. Ik zag dat de verdachte in volle vaart weer rechtdoor reed en tegen een geparkeerde auto aan de rechterkant van de weg reed. Dit was een grijze Volkswagen Up. Ineens zag ik dat de verdachte met zijn auto ongeveer 10 meter voor onze auto stil bleef staan. Ik hoorde dat de voorbanden van de verdachte over het wegdek gleden en dat deze geen grip meer hadden omdat deze lek waren. Hierdoor kon de verdachte niet meer weg rijden. Ik heb mijn vuurwapen weer te hand genomen en rende richting de verdachte. Ik zag dat de verdachte met zijn handen bij zijn gezicht zat en dat zijn handen leeg waren. Ik heb toen mijn vuurwapen geborgen. Nadat ik dat gedaan had hebben [verbalisant 2] en ik de verdachte uit de auto getrokken en hem op zijn buik gelegd. Ik heb met collega [verbalisant 3] vervolgens de verdachte in onze politieauto geplaatst. Hier hoorde ik de verdachte meerdere malen zeggen dat het hem speet. Ik hoorde dat hij met dubbele tong sprak en ik rook een sterke alcohollucht bij de verdachte vandaan komen.
Toen ik wegliep bij de verdachte hoorde ik van een collega dat de verdachte [verdachte] betrof.
Extra beeldvorming:
De straten waar de verdachte doorheen reed in de woonwijken zijn erg smal. Overal stonden geparkeerde auto's langs de weg. Door de meeste straten past net aan 1 auto. Omdat de verdachte ook veel tegen het verkeer in reed is het een wonder dat er niemand aangereden is door de verdachte.
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 24 april 2021 volgt dat verbalisant [verbalisant 2] onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende heeft geverbaliseerd:
Ik, verbalisant [verbalisant 2] was op donderdag, 22 april 2021, omstreeks 22.10 uur, in dienst. Alle straten die in dit proces-verbaal zullen worden genoemd, bevinden zich in de plaats Bussum. Op diezelfde dag, datum en tijdstip, kregen wij van het Operationeel Centrum, middels portofonisch contact, het verzoek om te gaan naar de Herenstraat. Op diezelfde dag en datum, omstreeks 22.17 uur, reden wij op de Brinklaan ter hoogte van perceelnummer [nummer] . Ik, verbalisant [verbalisant 2] , hoorde dat verbalisant [verbalisant 1] zei, dat het kenteken van het voertuig dat voor ons reed, overeenkwam met het kenteken, dat thuishoorde bij het voertuig dat eerder op de dag een verlaten plaats na verkeersongeval had veroorzaakt. Direct hierna, zag ik dat verbalisant [verbalisant 1] , het betrokken voertuig, een stopteken gaf, middels het daktransparant van ons dienstvoertuig. Ik zag dat het betrokken voertuig circa tien meter door reed, zonder snelheid te verminderen. Ik zag vervolgens dat de remlichten van het betrokken voertuig begonnen te branden en direct hierna zag ik dat het betrokken voertuig, rechtsaf de Kapelstraat in reed. Bij het afslaan zag ik dat het betrokken voertuig de bocht ruimer nam dan gebruikelijk. Ik zag namelijk dat het betrokken voertuig bijna destoep op reed. Vanaf het begin van de Kapelstraat, zag ik dat het betrokken voertuig sneller begon te rijden. Ik zag dat dit gepaard ging met het feit dat het betrokken voertuig slingerde op de weg. Vanaf dat moment zag ik dat verbalisant [verbalisant 1] de optische -en geluidssignalen van ons dienstvoertuig aanzette. Ik hoorde en zag dat deze daadwerkelijk aan gingen. Aan het einde van de Kapelstraat zag ik dat het betrokken voertuig linksaf sloeg en de Sint Vitusstraat in reed en aan het einde van deze straat wederom linksaf sloeg en de Nieuwstraat in reed. Hierna zag ik dat het betrokken voertuig de tweede afslag naar rechts nam en de [straat] in reed. Op het moment dat het voertuig de [straat] in reed, zag ik dat hij dit deed met circa 60 kilometer per uur. Ik moest namelijk eenzelfde snelheid aanhouden om het betrokken voertuig niet uit mijn zicht te raken. Ik zag dat het voertuig slingerde, waardoor ik het gevoel had dat de bestuurder van het voertuig moeite had met het onder controle houden van zijn voertuig. Ik zag dat het voertuig vervolgens linksaf ging om de [straat] te volgen. Ik zag dat het betrokken voertuig tegen in ieder geval het hekwerk van een aldaar op de hoek gelegen woning aan reed. Ik zag dat een groot deel van het hekwerk van deze woning omver werd gereden. Ik zag dat het betrokken voertuig doorreed en ook de voor de eerder omschreven woning geparkeerd staande auto's raakte. Ik zag dat het voertuig in ieder geval twee geparkeerd staande auto's raakte. Ik zag dat het betrokken voertuig zelf ook beschadigde. In mijn optiek verloor het voertuig namelijk onderdelen. Ik zag dat het betrokken voertuig vervolgens de [straat] uit reed en linksaf sloeg en de Sint Janslaan in reed. Terwijl ik achter het betrokken voertuig reed, moest ik circa 90 kilometer per uur rijden om het betrokken voertuig niet uit het zicht te verliezen.Aan het einde van de Adelheidstraat zag ik dat het betrokken voertuig rechtsaf sloeg en de Huizerweg in reed. Ik zag dat het betrokken voertuig terechtkwam op de weghelft van de tegenliggers. Op de [straat] kwam het betrokken voertuig tegen de heg van perceelnummer [nummer] tot stilstand. Hierop zette ik mijn voertuig schuin tegen het betrokken voertuig aan, echter raakte ik het voertuig niet. Ik zag dat het betrokken voertuig niet meer vooruit reed. Ik zag dat verbalisant [verbalisant 1] uit ons dienstvoertuig stapte. Een ogenblik later, op het moment dat ik ons dienstvoertuig uit wilde stappen, en in de deuropening van ons dienstvoertuig stond, zag ik dat het betrokken voertuig naar achter reed. Ik zag dat de bestuurder van het betrokken voertuig, nader te noemen verdachte, erg druk was met allerlei handelingen in de auto. Ik zag dat de verdachte achteruit reed en met het betrokken voertuig tot stilstand kwam, op de Waltherlaan met de kruising Hildegondestraat. Ik zag dat het voertuig even stil stond. Ik zag dat de neus van het betrokken voertuig nog gericht was naar de Waltherlaan. Nadat het voertuig naar achteren was gereden en tot stilstand was gekomen, stapte ik uit ons dienstvoertuig. Bij het uitstappen hoorde ik een knal. Ik herkende deze knal als een geluid als gevolg van een schot met een vuurwapen. Ik zag dat collega [verbalisant 1] met zijn beide handen zijn vuurwapen vasthield en deze richtte op de banden van het betrokken voertuig. Hierna hoorde ik voor mijn gevoel nog twee schoten afkomstig uit de vuurwapen van collega [verbalisant 1] . Ik zag dat collega [verbalisant 1] continue zijn dienstwapen met zijn beide handen vasthield en deze richtte op de banden van het betrokken voertuig. Ik zag dat de verdachte druk was met allerlei handelingen in het betrokken voertuig. Ik zag dat de verdachte nagenoeg niet reageerde op de schoten en gefocust bleef op het betrokken voertuig. Enkele seconden later, zag ik dat het betrokken voertuig begon te rijden. Op dat moment was ik bang dat het betrokken voertuig, collega [verbalisant 1] aan zou rijden. Dit omdat collega [verbalisant 1] dichterbij het betrokken voertuig stond. Ik zag namelijk dat collega [verbalisant 1] aan de zijde van het bestuurdersportier van het betrokken voertuig stond. Ik zag dat collega [verbalisant 1] opzij stapte op het moment dat het betrokken voertuig begon te rijden. Op dat moment hoorde ik nog één of twee schoten. Ik zag vervolgens dat het betrokken voertuig tot stilstand kwam. Hierna liep ik naar het betrokken voertuig. Ik zag dat de verdachte zijn handen op zijn hoofd plaatse. Hierna deden wij de portier van het betrokken voertuig open en begeleidden wij de bestuurder verdachte naar de grond, waarna ik de verdachte boeide met mijn handboeien.
Uit het
proces-verbaal van aangiftevan 23 april 2022 volgt dat aangeefster [slachtoffer 2] , blijkens dit proces-verbaal woonachtig aan de [adres] in [woonplaats] , onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard :
Ik doe aangifte van verlaten plaats ongeval. Door het verlaten van de plaats van het ongeval is er schade ontstaan aan onze auto en aan onze voortuin. Onze auto betreft een rode Mazda 3 met kenteken [kenteken] . Ik kwam op donderdag 22 april 2021 rond 22.10 uur mijn woning binnen na het wandelen met onze hond. Ik zag een hoop blauwlicht en hoorde een hoop kabaal voor onze woning op straat. Het kabaal klonk alsof er een aanhangwagen over de stoep reedt. Ik deed de gordijnen open en zag een hoop rotzooi. Ik zag dat onze voortuin geheel vernietigd was. Er was gewoon overheen gereden. Er stond niks meer in onze voortuin en het hekje wat er stond lag op straat. Ik zag dat er schade op de volgende plekken aan onze auto zat: rechter achterzijde, gat in de rechterdeur, rechter wielkast gedeukt en dat de velg kapot was en dat er rubber van de band af was. Ik zag dat er een kentekenplaat van een auto in onze voortuin lag. Deze was vermoedelijk van de persoon die deze ravage had aangericht.
Uit het
proces-verbaal van aangiftevan 23 april 2022 volgt dat aangever [benadeelde 1] , blijkens dit proces-verbaal woonachtig aan de [adres] in [woonplaats] , onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard :
Ik ben in dienst bij [bedrijf] . Vanuit mijn werk krijg ik een werkbus tot mijn beschikking. Deze werkbus is voorzien van het kenteken: [kenteken] . Dit is een witte Peugeot Expert. Op donderdag 22 april 2021, omstreeks 17.00 uur, heb ik mijn werkbus geparkeerd op de [straat] ter hoogte van nummer [nummer] en [nummer] te [woonplaats] . Mijn werkbus was geheel onbeschadigd. Op donderdag 22 april 2021, omstreeks 22.15 uur, wilde ik mijn hond uitlaten. Ik zag een ravage op straat. Ik liep naar mijn werkbus en zag dat er aan de linker achterzijde schade zat.
Uit het
proces-verbaal van verhoor verdachtevan 23 april 2022 volgt dat verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard (onder A):
A: Ja ik heb gedronken en ik ben gaan rijden. Ik had mijn auto niet onder controle en ik heb meerdere auto's beschadigd met mijn auto.
V: Hoeveel had jij ongeveer gedronken?
A: Ik heb anderhalf a twee flessen zware drank / liquer op. Ik heb dat gedronken vanaf ongeveer 17:00 uur. Ik had trouwens ook niets gegeten.
Uit het
formulier ademanalysevan 22 april 2021 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Startdatum: 22.04.2021 / 23:03
Achternaam verdachte: [verdachte]
Voornaam verdachte: [voornaam]
Geboortedatum verdachte: [1986]
Ademonderzoek-resultaat: 740 ug/l
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
Uit het
proces-verbaal van aangiftevan 22 april 2022 volgt dat aangeefster [slachtoffer 1] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op donderdag 22 april 2021 fietste ik aan de rechterzijde van de weg over de Nieuwe Hilversumseweg in de richting van de Lepenlaan. Ter hoogte van de [adres] hoorde ik linksachters mij dat er een auto kwam aangereden. Ik voelde dat de auto tegen de linkerzijde van de fiets aan reed en dat de auto mij op mijn linkerbovenbeen en linkerbil aan de buitenzijde geraakt had. Ik schok heel erg en schreeuwde het uit van paniek. Door de klap ging mijn stuur heftig van links naar rechts heen en weer. Ik keek recht voor mij uit en ik zag een kleine zwarte auto. Ik was zo hard aangereden dat ik naar mijn rechterkant toe viel. Ik keek nog recht vooruit en ik zag dat de kleine zwarte auto voorbij de Majellakapel kerk gereden was en ik zag dat hij rechtsaf ging. Ik was met zo een harde klap geraakt dat ik volledig op de grond was gevallen.Ik voelde echt een serieuze pijn in mijn linkerbovenbeen/bil en elleboog. Ik keek om mij heen waar ik zat en ik zag verschillende auto onderdelen om mij heen liggen. Ik zag een wieldop en een spiegel liggen.
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 22 april 2021 volgt dat verbalisant [verbalisant 4] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft bevonden:
Omstreeks 20:25 uur, kreeg ik van het operationeel centrum de melding van een verkeersongeval. Mij werd gevraagd om te gaan naar de [adres] te [woonplaats] . Omstreeks 20:35 uur kwam ik ter plaatse. Ik zag dat er een vrouw langs de weg op een stoel zat. Later werd het mij bekend dat het ging om mevrouw de Groot, V.W.E. Ik zag dat er naast haar op de grond auto-onderdelen lagen. Ik hoorde [slachtoffer 1] het volgende verklaren:
- ik reed op de fiets van mijn vriendje en was onderweg naar hem toe;
- ter hoogte van de [adres] werd ik van achter aangereden;
- het ging allemaal zo snel, dat ik het kenteken van het voertuig niet kon zien;
- ik denk dat het voertuig mijn stuur heeft aangetikt en dat ik daardoor ten val kwam;
- later kreeg ik van een omstander te horen dat het ging om een zwarte Volkswagen Lupo.
Ik zag dat [slachtoffer 1] in pijn verkeerde. Ik hoorde haar zeggen dat zij last begon te krijgen van haar elleboog en haar dijbeen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feiten 1 en 5
De feiten
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat op 22 april 2021 in Bussum een achtervolging heeft plaatsgevonden, waarbij verdachte de door de politie achtervolgde zwarte personenauto met kenteken [kenteken] bestuurde. Verdachte heeft geen gehoor gegeven aan een stopteken van de politie. In plaats van te stoppen, heeft verdachte na het gegeven stopteken zijn snelheid verhoogd en is hij weggereden. Verdachte is ook niet gestopt nadat de politie de sirene en blauwe lampen had aangedaan. Verder kan worden vastgesteld dat verdachte tijdens de achtervolging heeft gereden met hogere snelheden dan ter plaatse was toegestaan. Blijkens de processen-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] gaat het om snelheden van 90 km/u tot 100 km/u binnen de bebouwde kom van Bussum (waar maximaal 50 km/u is toegestaan). Verder kan worden vastgesteld dat verdachte tijdens die achtervolging meerdere keren tegen de richting in heeft gereden (op de Nieuwstraat, Adelheidstraat en Huizerweg), dat hij op de [straat] aan de linkerkant van de weg door de voortuin van een woning is gereden en vervolgens meerdere voertuigen aan de rechterkant van de weg raakte. Ook moest op de Huizerweg een auto aan de kant om een botsing met het voertuig van verdachte te voorkomen. Verdachte is vervolgens met zijn voertuig tegen de bosjes van de [adres] aangereden, op de kruising Waltherlaan/Hildegondestraat. Daarop hebben verbalisanten hun voertuig schuin voor het voertuig van verdachte gezet, zodat verdachte niet rechtdoor kon wegrijden. Verbalisant [verbalisant 1] is uitgestapt en heeft tegen verdachte geschreeuwd dat hij moest stoppen. Verdachte gaf vervolgens gas en reed naar achteren, waarbij hij met zijn de rechtervoorband op 1,5 meter afstand langs verbalisant [verbalisant 1] reed. Verbalisant [verbalisant 1] heeft daarop de rechtervoorband van het voertuig van verdachte lek geschoten. Verdachte gaf vervolgens weer gas en reed ongeveer 10 meter naar achteren, het kruispunt op. Verbalisant [verbalisant 1] heeft nog een keer naar verdachte geroepen dat hij moest stoppen. Verdachte gaf weer gas, waarop verbalisant [verbalisant 1] op de linkervoorband van het voertuig van verdacht schoot. Verdachte reed vervolgens in de richting van verbalisant [verbalisant 1] , die opzij sprong. Nadat verbalisant [verbalisant 1] ook de achterbanden van het voertuig van verdachte had lek geschoten, is het voertuig tot stilstand gekomen en is verdachte aangehouden. Na de aanhouding is een ademanalyse afgenomen bij verdachte, waarbij verdachte 740 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht heeft geblazen.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1Uit het feitencomplex, zoals hiervoor beschreven, maakt de rechtbank op dat verdachte heel goed wist dat de politie hem wilde stoppen. Bij het eerste stopteken heeft verdachte zijn snelheid verhoogd en is hij ervandoor gegaan. Hieruit maakt de rechtbank op dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de politie. Verdachte is vervolgens ook niet gestopt toen de politie was overgegaan tot het gebruik van sirene en blauw licht. Ook nadat de politie verdachte heeft klemgereden, heeft verdachte geprobeerd te ontkomen door naar achteren te rijden. Zelfs nadat verbalisant [verbalisant 1] de rechtervoorband van het voertuig had lekgeschoten, heeft verdachte geprobeerd te ontkomen door achteruit weg te rijden, waarbij hij vlak langs verbalisant [verbalisant 1] is gereden. Nadat verbalisant [verbalisant 1] vervolgens ook de linkervoorband van het voertuig van verdachte lek heeft proberen te schieten, heeft verdachte nogmaals geprobeerd weg te komen. Daarbij is hij in de richting van verbalisant [verbalisant 1] gereden, die opzij heeft moeten springen om een aanrijding te voorkomen.
Gelet op het negeren van het stopteken, de achtervolging en het feit dat het politievoertuig uiteindelijk schuin voor het voertuig van verdachte stond en zo de doorgang van het voertuig van verdachte blokkeerde, moet het verdachte op dat moment duidelijk zijn geweest dat de politie rond zijn auto aanwezig was. Daarbij komt dat verdachte heeft verklaard dat hij schoten heeft gehoord, zodat de aanwezigheid van de politie hem ook om die reden duidelijk moet zijn geweest. Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij op dat moment tegen de verdachte heeft geschreeuwd dat hij moest stoppen. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte heeft verklaard had hij tijdens de achtervolging zijn voertuig niet onder controle had en onder invloed van alcohol was. Door onder deze omstandigheden hard weg te rijden, heeft verdachte de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat verbalisant [verbalisant 1] door hem zou worden aangereden en daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dat de politie rekening hield met dit scenario, doet aan de aanmerkelijke kans niet af. De rechtbank is van oordeel dat de aard van de gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, naar uiterlijke verschijningsvorm zozeer waren gericht op het mogelijke gevolg van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Van contra-indicaties is niet gebleken. Volgens verdachte verkeerde hij in shock, maar dat is niet aannemelijk geworden gelet op zijn reactie vlak na zijn aanhouding.
De rechtbank acht daarom het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 5Het onder 5 primair ten laste gelegde feit is toegesneden op artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De rechtbank moet in dat verband beoordelen of verdachte (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. De verkeersregelsVerdachte wordt verweten dat hij de verkeersregels heeft geschonden, zoals bedoeld in artikel 5a WVW. In dat artikel zijn twaalf gedragingen uitdrukkelijk, maar niet limitatief, benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. Het overschrijden van de maximumsnelheid en het niet opvolgen van verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van deze wet bevoegde personen, worden uitdrukkelijk in het eerste lid onder g en l van het artikel genoemd. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte deze verkeersregels op 22 april 2021 in Bussum meerdere keren en gedurende enige tijd heeft overtreden. Verschillende overige door verdachte begane verkeersovertredingen, te weten het inrijden op verbalisant [verbalisant 1] , het rijden onder invloed van alcohol, het op de [straat] van de weg geraken en door een voortuin en tegen twee geparkeerde auto’s aanrijden, kunnen worden aangemerkt als het overtreden van andere verkeersregels van soortgelijk belang, zoals bedoeld in het eerste lid onder m.
b. In ernstige mateArtikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Volgens de wetgever gaat het dan bijvoorbeeld om het meerdere keren of gedurende langere tijd schenden van een verkeersregel, of het schenden van meerdere verkeersregels.
Verdachte heeft meerdere verkeersregels overtreden. Hij heeft de stoptekens van de politie stelselmatig genegeerd. Hij heeft de maximumsnelheid in zeer ernstige mate overschreden. Daarnaast is hij van de weg geraakt en aan de linkerkant van de weg door een voortuin gereden, waardoor het hekwerk van de tuin op straat is komen te liggen en het voertuig van verdachte een kentekenplaat heeft verloren. Ook is verdachte tegen twee geparkeerde auto’s gereden. Als klap op de vuurpijl is verdachte ingereden op verbalisant [verbalisant 1] . Verdachte deed dit terwijl hij onder invloed was van alcohol. Gelet op de aard en aaneenschakeling van deze verkeersovertredingen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c. OpzettelijkVoor een overtreding van artikel 5a WVW moet het opzet van verdachte zowel zijn gericht op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aard en het samenstel van de hiervoor al omschreven gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder hij deze gedragingen heeft verricht, kan worden afgeleid dat hij opzet had op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Verdachte had een flinke hoeveelheid alcohol gedronken en is vervolgens in zijn voertuig gestapt, naar eigen zeggen omdat hij naar zijn (voormalige) partner en hun minderjarige dochter wilde. Hij is dus opzettelijk in beschonken toestand achter het stuur gaan zitten. Verdachte heeft meerdere stoptekens genegeerd en heeft uit alle macht en welbewust geprobeerd te ontkomen aan de politie. Verdachte heeft daartoe meerdere keren te hard gereden en is onder meer door een voortuin en tegen twee auto’s gereden. Uit deze handelwijze blijkt dat verdachte koste wat kost wilde ontsnappen aan de politie en zich daarom niets gelegen liet liggen aan de verkeersregels. Verdachte moet zich er daarbij bewust van zijn geweest dat hij de verkeersregels in ernstige mate schond. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de verkeersregels opzettelijk in ernstige mate heeft overtreden.
d. Gevaar te duchtenOm vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest.
Het is naar het oordeel van de rechtbank voorzienbaar dat (levens)gevaarlijke situaties kunnen ontstaan als gevolg van het rijgedrag van verdachte. Dat in dit geval ook daadwerkelijk gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van een ander te duchten is geweest, blijkt wel uit de bewijsmiddelen. Verdachte is ingereden op verbalisant [verbalisant 1] , wat duidt op een (levens)gevaarlijke situatie. Zo is dat ook door verbalisant [verbalisant 1] ervaren. Verdachte heeft met grote snelheid in smalle straten binnen de bebouwde kom gereden. Daar is de aanwezigheid van kwetsbare verkeersdeelnemers reëel, zoals fietsers en voetgangers, ook tijdens de avondklok. Ook moest een auto snel uitwijken voor het voertuig van verdachte om een aanrijding te voorkomen. Verder is verdachte van de weg geraakt en door de voortuin gereden van een woning, waarvan de bewoner kort daarvoor thuis was gekomen van het uitlaten van de hond. Dit rechtvaardigt de reële vrees dat een aanrijding had kunnen plaatsvinden en daarbij personen zwaar lichamelijk letsel hadden kunnen oplopen of zelfs hadden kunnen overlijden. De rechtbank acht dan ook bewezen dat er – als gevolg van de verkeersgedragingen van verdachte – gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was.
ConclusieDe rechtbank is op basis van het geheel van de gedragingen van verdachte van oordeel dat hij met opzet en met groot gevaar voor anderen in ernstige mate verkeersgedragsregels heeft overtreden. Dit betekent dat het onder 5 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte met zijn auto tegen aangeefster en haar fiets is gereden, waardoor zij is gevallen. Ook volgt uit de bewijsmiddelen dat aangeefster op het moment van de aanrijding hard heeft geschreeuwd en dat van de auto van verdachte een wieldop en een spiegel zijn losgekomen. Gelet daarop, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij het ongeval niet heeft opgemerkt, ongeloofwaardig. Gelet op het schreeuwen van aangeefster, de klap die de aanrijding moet hebben gegeven en het feit dat de auto van verdachte daarna een spiegel miste, kan het niet anders dan dat verdachte de aanrijding heeft opgemerkt en dat hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij schade of letsel aan een ander had toegebracht. Uit de aangifte blijkt dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten. De rechtbank acht daarom het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.