ECLI:NL:RBMNE:2023:4688

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
23/814
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig bekendmaken van omgevingsvergunning niet-ontvankelijk verklaard

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 september 2023, in de zaak tussen [eiseres] B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente], wordt het beroep van eiseres behandeld. Eiseres heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor een aanvullende nevenfunctie zorg op een perceel in [plaats]. Verweerder heeft echter gesteld dat er geen vergunning van rechtswege is ontstaan, omdat hij tijdig een besluit heeft genomen. De rechtbank oordeelt dat de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is, waardoor er geen omgevingsvergunning van rechtswege kan zijn verleend. Dit betekent dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk wordt verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 9 september 2022 een aanvraag voor een omgevingsvergunning heeft ingediend. Verweerder heeft om aanvullende gegevens gevraagd en de beslistermijn opgeschort. Uiteindelijk is de omgevingsvergunning op 12 januari 2023 geweigerd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld op 17 februari 2023, omdat zij meende dat er een vergunning van rechtswege was verleend. De rechtbank heeft de relevante wet- en regelgeving beoordeeld en geconcludeerd dat de aanvraag van eiseres niet binnen de reguliere voorbereidingsprocedure valt, maar onder de uitgebreide procedure. Hierdoor kan er geen omgevingsvergunning van rechtswege zijn verleend.

De rechtbank heeft ook de argumenten van beide partijen overwogen. Eiseres stelde dat de reguliere procedure van toepassing was, terwijl verweerder dit betwistte. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat er sprake is van een grondgebonden veehouderij, wat essentieel is voor de aanvraag. Aangezien de uitgebreide procedure van toepassing is, heeft de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen rechtsgrond was voor het beroep tegen het niet tijdig bekendmaken van een vergunning.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/814

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: R. Visser),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente], verweerder
(gemachtigde: S. Wiss).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres wegens het niet tijdig bekend maken van een (volgens eiseres) van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen vergunning van rechtswege is ontstaan omdat hij tijdig een besluit heeft genomen.

Procesverloop

1.1.
Eiseres heeft op 9 september 2022 bij verweerder een omgevingsvergunning ingevolge de wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aangevraagd voor de aanvullende nevenfunctie zorg op het perceel [adres] in [plaats] (het perceel).
1.2.
Bij brief van 26 oktober 2022 (verzonden op 2 november 2022) heeft verweerder om aanvullende gegevens gevraagd. In deze brief wordt aangegeven dat de beslistermijn van acht weken wordt opgeschort vanaf de verzenddatum van die brief tot de datum waarop de ontbrekende gegevens zijn ingediend.
1.3.
Op 4 november 2022 heeft verweerder in het gemeenteblad de beslistermijn aanvraag omgevingsvergunning verlengd.
1.4.
Op 29 november 2022 zijn de gevraagde aanvullende gegevens door eiseres ingediend.
1.5.
Bij besluit van 12 januari 2023 is de omgevingsvergunning geweigerd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.6.
Op 17 februari 2023 heeft eiseres op grond van artikel 8:55f van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning.
1.7.
Verweerder heeft op dit beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.8.
Op 27 juni 2023 heeft verweerder het advies van de bezwarencommissie in de lopende bezwaarprocedure in het geding gebracht.
1.9.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Beoordelingskader
2. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2.1.
De rechtbank zal eerst moeten beoordelen welke voorbereidingsprocedure van toepassing is en vervolgens, of er een vergunning van rechtswege is verleend. Welke procedure van toepassing is, wordt door de wet voorgeschreven. [1] De beantwoording van de vraag, of op een aanvraag om omgevingsvergunning de reguliere dan wel de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is, is afhankelijk van de activiteit die is aangevraagd. Uit rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna Afdeling) volgt dat dient te worden beoordeeld of de activiteit die is aangevraagd binnen de ‘reikwijdte’ van de in het bestemmingsplan gegeven afwijkingsbevoegdheid valt. [2] Als dat zo is, dan is de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing. Zo niet, dan is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing.
2.2.
Indien de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is en er wordt niet binnen de geldende beslistermijn een besluit op de aanvraag genomen, is er van rechtswege een omgevingsvergunning verleend. [3] Indien de uitgebreide voorbereidingsprocedure op de aanvraag van toepassing is kan van een omgevingsvergunning van rechtswege geen sprake zijn. [4]
Welke voorbereidingsprocedure is van toepassing?
2.3.
De aanvraag van eiseres heeft betrekking op een omgevingsvergunning voor de aanvullende nevenfunctie zorg. Niet in geschil is dat het aangevraagde in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Wel in geschil is of ter plaatse sprake is van een ‘grondgebonden veehouderij.’ Deze kwalificatie is van belang om te beoordelen of de aanvraag van eiseres binnen de ‘reikwijdte’ van de in het bestemmingsplan gegeven afwijkingsbevoegdheid valt. Als vaststaat dat geen sprake is van een ‘grondgebonden veehouderij,’ kan eiseres ook niet om een nevenfunctie ‘zorgboerderij’ vragen. Dan valt de aanvraag namelijk niet binnen de ‘reikwijdte’ waarvoor de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid is opgenomen.
Standpunten partijen
2.4.
Ter zitting heeft eiseres het standpunt ingenomen dat de reguliere procedure van toepassing is. Ten eerste omdat het college zelf heeft gekozen voor een reguliere voorbereidingsprocedure en daar nu niet meer van kan terugkomen. Ten tweede moet voor de beoordeling welke procedure geldt worden gekeken naar hoe de aanvraag is ingestoken en de aanvraag ziet nu eenmaal op een afwijkingsbevoegdheid voor de nevenfunctie zorgboerderij. Verder valt de aanvraag wat eiseres betreft ook binnen de reikwijdte van de afwijkingsbevoegdheid omdat sprake is van een agrarisch bedrijf. Dat dit zo is, volgt uit het feit dat verweerder al eerder vergunningen heeft verleend die zien op de bouw van het agrarische bedrijf en een machinestalling. Dit was eerder geen punt van discussie. Daarnaast is 4,5 hectare van het perceel gepacht door een ander agrarisch bedrijf en ook daarom wordt voldaan aan het bestemmingsplan.
2.5.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat verweerder naar aanleiding van het advies van de bezwarencommissie nog geen standpunt heeft ingenomen over de vraag welke procedure geldt. Wel blijkt uit de weigering van de omgevingsvergunning van 12 januari 2023 dat verweerder stelt dat geen sprake is van een grondgebonden veehouderij. Het houden van kleinvee, kippen, en het hebben van een boomgaard en groentetuin kan niet bestempeld worden als grondgebonden veehouderij. Dat er vergunningen zijn verleend voor de bouw van een agrarisch bedrijf of voor machines is niet relevant omdat daarvoor niet vereist is dat ter plaatse sprake is van een grondgebonden veehouderij.
Is sprake van een grondgebonden veehouderij?
2.6.
In het bestemmingsplan Landelijk gebied Maarssen 2013 (hierna: het bestemmingsplan) is aan het perceel de bestemming "Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden" toegekend. Op grond van artikel 5.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn deze gronden bestemd voor het uitoefenen van ‘grondgebonden veehouderijbedrijven.’ In artikel 1.9 van de regels is een agrarisch bedrijf gedefinieerd als "een ter plaatse functionerend bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in de volgende productietakken:
  • akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  • grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder tevens een paardenfokkerij wordt verstaan;”
2.7.
De rechtbank geeft eiseres geen gelijk. De rechtbank oordeelt dat uit de aanvraag omgevingsvergunning en de later ingediende aanvulling niet blijkt dat ter plaatse sprake is van een grondgebonden veehouderij. In de aanvulling is door eiseres aangegeven: “
Met het oog op de ligging binnen een kwetsbaar gebied en het terugdringen van de stikstof belasting door intensieve veehouderij kiezen we voor de kleinschalige en niet-intensieve agrarische invulling” en “
er is altijd wel wat te beleven op de boerderij; het kleinvee, kippen moeten worden verzorgd, de boomgaard en de groentetuin moet bewerkt worden.” Verweerder trekt op basis van deze toelichting de terechte conclusie dat ter plaatse geen sprake is van een ‘grondgebonden veehouderij.’ Uit deze toelichting blijkt namelijk niet dat het bedrijf dat is (of wordt) gevestigd op het perceel gericht is op het voorbrengen van producten door middel van het houden van dieren. Het bedrijf lijkt daarentegen gericht op het verlenen van zorg.
2.8.
Ook uit het ter zitting ingenomen standpunt volgt niet dat sprake is van een grondgebonden veehouderij. Het verpachten van de grond aan een ander agrarisch bedrijf is hiervoor niet voldoende. Uit het bestemmingsplan volgt immers dat het moet gaan om een ‘ter plaatse functionerend bedrijf.’ Het betoog van eiseres dat aan haar al eerder omgevingsvergunningen voor de bouw van opstallen/machinestalling zijn verleend en dat zij daar eerder nooit discussie over heeft gehad helpt haar ook niet. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat voor het verkrijgen van deze vergunningen het niet vereist was dat sprake is van een ‘grondgebonden veehouderij’ en voor de aanvraag van de nevenfunctie zorgboerderij nu eenmaal wel. De rechtbank volgt verweerder in deze toelichting.
2.9.
Nu onvoldoende vaststaat dat sprake is van een grondgebonden veehouderij, volgt dat verlening van de gevraagde omgevingsvergunning naar het oordeel van de rechtbank slechts mogelijk is als het college gebruikmaakt van zijn buitenplanse afwijkingsbevoegdheid. [5] Dit brengt met zich dat de uitgebreide voorbereidingsprocedure op de aanvraag van eiseres van toepassing is. [6] Dat verweerder de aanvraag in eerste instantie wel heeft geïnterpreteerd als een aanvraag waarop de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is, maakt het voorgaande niet anders. Dit gegeven kan immers niet afdoen aan het dwingendrechtelijke voorschrift van artikel 3.10, eerste lid, van de Wabo. Deze conclusie heeft wel gevolgen voor de beslissing op de aanvraag van 12 januari 2023, maar omdat dit besluit niet bij de rechtbank voorligt zal de rechtbank hieraan geen gevolgen verbinden.
Is er een omgevingsvergunning van rechtswege verleend?
2.10.
Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing. Dat betekent dat er geen omgevingsvergunning van rechtswege kan zijn verleend. De rechtbank laat dan ook in het midden of verweerder tijdig op de aanvraag van eiseres heeft beslist, dan wel op een juiste wijze de termijn heeft verlengd.

Conclusie en gevolgen

3. Het voorgaande brengt mee dat geen sprake is van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Dit betekent dat aan eiseres géén rechtstreeks beroep openstond tegen het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende vergunning, zoals bedoeld in artikel 8:55f, eerste lid, van de Awb, in samenhang met artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres daarom niet‑ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep van eiseres tegen het niet tijdig bekend maken van een van rechtswege verleende vergunning niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Witten, rechter, in aanwezigheid van J. Fagel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 september 2023.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
BIJLAGE WET EN REGELGEVING:

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Paragraaf 2.1 Verbodsbepalingen, bevoegd gezag, gefaseerde vergunning, deelvergunning en revisievergunning
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
[…]
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, […],
[…].
Paragraaf 2.3 De behandeling van de aanvraag
Artikel 2.10
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
[…]
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan […];
[…].
2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan […]:
1˚ met toepassing van de in het bestemmingsplan […] opgenomen regels inzake afwijking,
2˚ in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3˚ in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Paragraaf 3.2 De reguliere voorbereidingsprocedure
Artikel 3.7
1. Deze paragraaf is van toepassing op de voorbereiding van besluiten, tenzij paragraaf 3.3 daarop van toepassing is.
Artikel 3.9
1. Het bevoegd gezag beslist op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. […]
2. Het bevoegd gezag kan de in het eerste lid bedoelde termijn eenmaal met ten hoogste zes weken verlengen. Het maakt zijn besluit daartoe bekend binnen de eerstbedoelde termijn. […]
3. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is, met uitzondering van de artikelen 4:20b, derde lid, en 4:20f, van toepassing op de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag. […]
Paragraaf 3.3 De uitgebreide voorbereidingsprocedure
Artikel 3.10
1. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning, indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op:
a. een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, voor zover er strijd is met het bestemmingsplan […] en slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3˚.
[…]

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:20b
1. Indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van een beschikking is beslist, is de gevraagde beschikking van rechtswege gegeven.

Bestemmingsplan “Landelijk gebied Maarssen”

Begrippen:
1.9
agrarisch bedrijf
een ter plaatse functionerend bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in de volgende productietakken:
  • akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  • grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder tevens een paardenfokkerij wordt verstaan;
1.59
grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel.
Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden
(...)
5.1
Bestemmingsomschrijving
a. De voor ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
1. grondgebonden veehouderijbedrijven;
(...)
5.5.3
Ten behoeve van nevenfuncties
a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en 5.4
ten behoeve van een of meer van de nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 5.1, met dien verstande
dat:
1. de activiteiten binnen het bouwvlak plaatsvinden;
(...)
4. de nevenfuncties een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsvoering uit dienen te maken
en mogen in geen geval een grotere bebouwd oppervlakte beslaan dan 300 m2;
5. nevenfuncties milieuhygiënisch inpasbaar zijn;
6. omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden
beperkt;
7. de bestaande natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder a
sub 4 niet onevenredig worden aangetast;
8. de beoogde natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig
worden aangetast;
9. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties in verhouding staan tot de capaciteit van de betrokken wegen;
10. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
11. het geen activiteiten betreffen uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit
milieueffectrapportage 1994 alsmede in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de
desbetreffende bijlage;
Tabel 5.1 Niet-agrarische nevenfuncties waarvoor het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken nevenactiviteiten
(. .)
zorgboerderij

Voetnoten

1.Zie artikel 3.10, eerste lid, van de Wabo.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 1 november 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2941) r.o. 6.1.
3.Zie artikel 3.9, derde lid, van de Wabo, gelezen in verbinding met 4:20b, eerste lid, van de Awb.
4.Zie artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder 1, onder 3o, van de Wabo gelezen in verbinding met artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo.
5.Met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3º, van de Wabo.
6.Artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo.