ECLI:NL:RBMNE:2023:4687

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
23/909
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 september 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om herziening van de beslissing van 2 augustus 2016 beoordeeld. Eiseres had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres heeft op 25 maart 2022 een verzoek om herziening ingediend, waarin zij stelde dat er sprake was van toegenomen klachten en beperkingen. De rechtbank oordeelt dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die de eerdere beslissing kunnen onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts van verweerder terecht heeft vastgesteld dat er geen nieuwe medische informatie is die de eerdere beoordeling kan weerleggen. Eiseres heeft geen nieuwe feiten aangedragen die haar standpunt ondersteunen, en de rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de eerdere beoordeling onjuist was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/909

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: Y. Saritas),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van het verzoek om herziening van de beslissing van 2 augustus 2016. In die beslissing was haar verzoek om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen. Verweerder komt niet terug op deze beslissing omdat geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. Eiseres is het hier niet mee eens.

Feiten en procesverloop

1.1.
Eiseres is werkzaam geweest als schoonmaakster voor 35,65 uur per week. Op 17 augustus 2009 heeft eiseres zich ziekgemeld.
Eerdere aanvragen
1.2.
Bij besluit van 15 augustus 2011 heeft verweerder eiseres een WIA-uitkering geweigerd omdat zij minder dan 35 % arbeidsongeschikt is.
1.3.
Op 13 juni 2016 heeft eiseres melding gemaakt van een verslechterde gezondheidssituatie. Bij besluit van 2 augustus 2016 heeft verweerder wederom geweigerd een WIA-uitkering toe te kennen, omdat geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt en na de beslissing op bezwaar (hoger) beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft bij uitspraak van 2 september 2021 geoordeeld dat de verzekeringsartsen van verweerder voldoende hebben gemotiveerd dat geen sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak. [1]
Huidige verzoek om herziening
1.4.
Eiseres heeft op 25 maart 2022 een verzoek om herziening van het besluit van 2 augustus 2016 ingediend. In de aanvraag staat dat sprake is van een toename van klachten en beperkingen binnen de periode van 5 jaar na 15 augustus 2011, voortkomend uit dezelfde ziekteoorzaak. Toentertijd was het ziektebeeld van eiseres nog onduidelijk, maar inmiddels wordt zij voor een deel van haar klachten intensief behandeld.
1.5.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 2 juni 2022 (primaire besluit) afgewezen omdat de huidige klachten anders zijn dan bij de eerdere WIA-uitkering. Verweerder verwijst naar het rapport van de verzekeringsarts van 1 juni 2022 waarin staat dat geen sprake is van nieuwe medische informatie waaruit volgt dat sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid uit dezelfde ziekteoorzaak.
1.6.
Met het bestreden besluit van 30 december 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.7.
Tegen dit bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld en aanvullende gronden ingediend. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.8.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juni 2023 op een zitting behandeld. Op de zitting waren aanwezig: eiseres met haar echtgenoot en de gemachtigde van eiseres. De gemachtigde van verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Wat moet de rechtbank beoordelen?
2. In deze kwestie speelt een verzoek om herziening van het besluit van 2 augustus 2016 ten aanzien van de vraag of sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid uit dezelfde ziekteoorzaak. [2] De bestuursrechter beoordeelt of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuwe medische informatie is waaruit volgt dat de eerdere beoordeling niet juist is. Het is aan eiseres om aan de hand van nieuwe feiten of omstandigheden te laten zien dat zij op 15 augustus 2011 en de vijf jaar daarna meer beperkt was dan verweerder bij de eerdere beoordeling heeft aangenomen. En dat deze beperkingen voortvloeiden uit dezelfde ziekteoorzaak als die waarvoor beperkingen zijn aangenomen bij de beoordeling in 2011.
Wat vindt eiseres?
3. Eiseres stelt dat haar buik en psychische klachten wel al aanwezig waren bij de ziekmelding en dat daarom de eerdere beoordeling van verweerder niet juist is. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij met name een verzoek om herziening heeft gedaan omdat zij denkt dat het bij haar ziekmelding al is misgegaan. Zij heeft zich toen niet goed kunnen uitdrukken omdat zij de Nederlandse taal niet goed beheerst. Eiseres is ervan overtuigd dat indien zij toen wel goed begrepen was, ook haar buik en psychische klachten bij haar ziekmelding waren betrokken en bij toename van deze klachten verweerder tot een andere conclusie was gekomen.
Wat vindt de rechtbank?
4. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk. In het verzoek om herziening van eiseres staan geen nieuwe feiten vermeld. Eiseres heeft ook geen andere medische informatie in de procedure gebracht dan de informatie die al eerder in (hoger) beroep is ingebracht. De verzekeringsarts van verweerder heeft hierdoor terecht geconcludeerd dat geen sprake is van nieuwe medische informatie en verwezen naar de eerdere beoordeling.
4.1.
Hoewel de rechtbank het betreurt dat eiseres de overtuiging heeft dat zij bij haar ziekmelding niet goed is begrepen en dat dit volgens haar verschil had gemaakt in de uitkomst, helpt dit haar niet. De rechtbank heeft deze overtuiging namelijk niet. De rechtbank heeft in het dossier gezien dat eiseres bij de eerdere besluitvorming uitgebreid is onderzocht en dat er veel informatie uit de behandelend sector is meegenomen in de beoordeling. Daarnaast werd eiseres in de eerdere procedures bijgestaan door professionele rechtsbijstandsverleners en heeft zij tot aan de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken geprocedeerd. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat de uitkomst van de WIA-beoordeling anders was geweest indien eiseres zich wel goed had kunnen uitdrukken in de Nederlandse taal. Dit maakt ook dat de rechtbank oordeelt dat het niet terug komen op de eerdere besluitvorming niet evident onredelijk is.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Witten, rechter, in aanwezigheid van J. Fagel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 september 2023.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie ECLI:NL:CRVB:2020:2572 en ECLI:NLCRVB:2021:2250.
2.Op grond van artikel 54, tweede lid, Wet WIA.