ECLI:NL:RBMNE:2023:4673
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de vaststelling van een dwangsom door de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de vaststelling van een dwangsom door de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist. Eiser, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, betwistte de hoogte van de dwangsom die door verweerder was vastgesteld op € 100,00, na een eerdere uitspraak van de rechtbank van 27 augustus 2020 waarin een maximale dwangsom van € 15.000,00 was opgelegd. Verweerder stelde dat de dwangsom niet verschuldigd was omdat hij de eerdere uitspraak niet had ontvangen. De rechtbank heeft het beroep van eiser op zitting behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is en heeft het besluit van 22 juli 2021 vernietigd. Tevens heeft de rechtbank het bezwaar tegen de brief van 4 mei 2021 niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de korte overschrijding van de redelijke termijn mede aan eiser toe te rekenen was. De rechtbank heeft verweerder opgedragen het door eiser betaalde griffierecht van € 50,00 te vergoeden en verweerder is veroordeeld tot betaling van € 2.581,20 aan proceskosten aan eiser.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de brief van 4 mei 2021 geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor er geen bestuursrechtelijk bezwaar en beroep mogelijk is. Dit betekent dat eiser zich voor verdere geschillen over de dwangsom tot de burgerlijke rechter moet wenden. De rechtbank heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om tegen deze mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan.