ECLI:NL:RBMNE:2020:6002

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2020
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 20/1844
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag door de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist. Eiser had op 4 januari 2020 een aanvraag ingediend, waarop verweerder niet tijdig had beslist. De rechtbank constateert dat de beslistermijn van vier weken, zoals voorgeschreven in de Algemene verordening gegevensbescherming, is overschreden. Eiser heeft verweerder op 12 februari 2020 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen besluit genomen. De rechtbank legt uit dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene een dwangsom kan vorderen. In dit geval is de dwangsom vastgesteld op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat de termijn van 42 dagen is overschreden. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen en dat er een dwangsom van € 100,- per dag moet worden betaald voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, wat betekent dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten van € 262,50,- en het griffierecht van € 178,-. De uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1844

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: B. de Jong),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag.
Verweerder heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen reactie gegeven op het beroepschrift.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 4 januari 2020. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 12, derde lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming. Verweerder had dus uiterlijk op 3 februari 2020 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 12 februari 2020 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, eerste lid, van de Awb).
5. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog (artikel 8:55c van de Awb). De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 27 februari 2020. Omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is, stelt de rechtbank de dwangsom vast op het maximale bedrag, € 1.442,-.
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb).
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Het beroep is kennelijk gegrond.
9. Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 262,50,-.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 178,- aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 178,- aan eiser moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier
.Deze uitspraak is gedaan op 27 augustus 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.