ECLI:NL:RBMNE:2023:4642

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
16.152653.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verkrachting en mishandeling van twee slachtoffers in Utrecht

Op 11 september 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 juni 2022 in Utrecht twee vrouwen heeft aangevallen. De verdachte, geboren in 1981 en gedetineerd, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot verkrachting, mishandeling, bedreiging en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank heeft de zaak behandeld na meerdere zittingen, waarbij de officier van justitie, mr. B.M. Blom, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.J. Lamers, hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op die dag twee vrouwen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], heeft aangevallen. De verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te verkrachten door haar van haar fiets te trekken en haar op de grond te duwen, terwijl hij dreigde met een mes. Bij [slachtoffer 2] heeft hij ook geprobeerd haar te verkrachten en haar gewurgd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de poging tot verkrachting en mishandeling, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 52 maanden en heeft een contactverbod en gebiedsverbod opgelegd. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan beide slachtoffers, die aanzienlijke schade hebben geleden als gevolg van de aanvallen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.152653.22 (P)
V.I.-nummer: 99-000115-25
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats] (Kenia),
gedetineerd te [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 oktober 2022, 19 december 2022, 13 maart 2023, 3 april 2023, 26 juni 2023 en 28 augustus 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. B.M. Blom en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hun raadsvrouw
mr. F.A. ten Berge, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 28 augustus 2023 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 19 juni 2022 te Utrecht
Feit 1:
heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te verkrachten;
Feit 2:
[slachtoffer 1] van haar vrijheid heeft beroofd;
Feit 3:
[slachtoffer 1] heeft bedreigd;
Feit 4:
[slachtoffer 1] heeft mishandeld;
Feit 5:
heeft geprobeerd [slachtoffer 2] te verkrachten;
Feit 6:
primair: heeft geprobeerd [slachtoffer 2] te doden,
subsidiair: heeft geprobeerd die [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
meer subsidiair: die [slachtoffer 2] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan.
Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder feit 1 en feit 5 ten laste gelegde pogingen tot verkrachting van aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie acht ook de onder de feiten 2, 3 en 4 ten laste gelegde vrijheidsberoving, bedreiging en mishandeling van [slachtoffer 1] wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van feit 6 heeft de officier van justitie vrijspraak bepleit van de primair en subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag op en poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] . De meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 2] acht de officier van justitie (wel) wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder feit 1 en feit 5 ten laste gelegde pogingen tot verkrachting. Verdachtes handelingen ten tijde van het ten laste gelegde en in de periode daaraan voorafgaand geven geen blijk van een seksuele intentie. Verdachte ontkent dit ook en het strafdossier bevat hiervoor zelfs contra-indicaties. Van een begin van uitvoering van verkrachting is dan ook geen sprake.
De raadsman heeft ook vrijspraak bepleit van feit 2 omdat de worsteling tussen verdachte en [slachtoffer 1] niet van zodanige aard en duur was dat gesproken kan worden van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verder heeft hij vrijspraak bepleit van feit 3 omdat het handelen van verdachte ten aanzien van [slachtoffer 1] geen bedreiging oplevert en het opzet van verdachte hierop ontbrak. De raadsman heeft zich ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer 1] , ten laste gelegd onder feit 4, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft, tot slot, vrijspraak bepleit van de onder feit 6 primair ten laste gelegde poging tot doodslag en subsidiair ten laste gelegde poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit de bekende feiten en omstandigheden kan niet worden afgeleid dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van [slachtoffer 2] . Verdachte heeft [slachtoffer 2] ook niet zodanig lang en krachtig bij de keel beetgepakt dat er een aanmerkelijke kans was dat de dood in zou treden of zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan. Ten aanzien van de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De hieronder weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten. De bewijsmiddelen worden in chronologische volgorde weergegeven.
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft op de terechtzitting van 28 augustus 2023 het volgende verklaard:
Ik herken mijzelf op de beelden op pagina 198, 199 en 205 van het strafdossier. Ik ben de confrontatie aangegaan met een blonde vrouw (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ). Ik heb haar vastgepakt. Ik kwam bovenop haar zitten zodat zij haar benen niet meer kon bewegen. Zij gilde en schreeuwde om hulp. Misschien heb ik mijn hand bij haar keel gezet. Ik was later die ochtend in het Beatrixpark in Utrecht Ik heb aan een vrouw op een fiets (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) getrokken en ze viel.
Op beelden van cameratoezicht van de politie in het centrum van Utrecht is onder meer het volgende te zien:
Om 06:00:32 uur fietst de verdachte langs Tivoli. Voor hem fietst een vrouw. [2] De verdachte rijdt in dezelfde richting als de vrouw voor hem. [3] De verdachte komt achter de vrouw
aan de Van Sijpesteintunnel uit gefietst. De vrouw slaat op het Westplein rechtsaf richting Leidseweg/Damstraat. [4] . De verdachte kijkt naar rechts waar de vrouw naar toe gereden is en slaat vervolgens ook rechtsaf in de richting van de Leidsweg/Damstraat. De vrouw rijdt de wijk Lombok in. De verdachte fietst in de zelfde richting als de vrouw waar hij sinds de Catherijnesingel achteraan fietst.. [5]
Om 06.18.56 uur fietst de verdachte over het Jaarbeursplein. [6] Er loopt een vrouw met koffer langs het Beatrixtheater op het Jaarbeursplein. Als deze vrouw uit beeld is komt de verdachte aangelopen en loopt in dezelfde richting als de vrouw. Als de verdachte halverwege het Jaarbeursplein is, begint hij te rennen in de richting waarin de vrouw met de koffer zojuist gelopen is. [7] De vrouw met koffer loopt de
stationshal binnen, kort hierop gevolgd door de verdachte. [8]
Om 06.31.24 uur komt de verdachte aan de andere kant van de stationshal naar buiten gelopen richting de trap welke toegang geeft tot een fietsenstalling. Er komt hem een vrouw tegemoet gelopen. [9] De verdachte loopt dicht langs de vrouw en steekt zijn rechterarm uit en lijkt de vrouw aan te raken. Onduidelijk waar hij de vrouw aanraakt, mogelijk het bovenbeen. De vrouw schrikt en reageert gelijk op deze aanraking van de verdachte. Er ontstaat een woordenwisseling. [10]
Om 06.37.40 uur loopt het slachtoffer welke later op de Rabostraat door de verdachte wordt aangevallen (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ), vanuit Hoog Catherijne, in de richting van de Jaarbeurs. De verdachte loopt in dezelfde richting als het slachtoffer. [11] De verdachte loopt op korte afstand achter het slachtoffer aan. Het slachtoffer loopt in de richting van het Mineursplateau. De verdachte komt ook aangelopen en kijkt waar het slachtoffer naar toegelopen is. Verdachte loopt vervolgens ook in de richting van het Mineursplateau. [12] Het slachtoffer loopt over het Mineursplateau, in de richting van de Rabostraat. De verdachte komt in beeld terwijl het slachtoffer voor hem loopt. Beiden lopen in de richting van de Rabostraat. [13]
Om 06.46.21 uur is de verdachte in beeld als hij wegrent vanuit de richting van de Rabostraat. [14]
Op camerabeelden van 19 juni 2022 van de Rabobank te Utrecht is onder meer het volgende te zien:
Om 06:44:32 uur komt een vrouw (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ), het beeld in lopen. [15] Om 06:44:36 uur komt een man het beeld in lopen. De man loopt met versnelde pas in de richting van de vrouw. De vrouw kijkt om in de richting van de man. De man strekt zijn linkerarm uit richting de nek van de vrouw. [16] De vrouw probeert de man af te houden met haar rechterhand. De vrouw komt ten val met haar rug op de grond. De vrouw probeert met haar voeten meerdere keren tegen de man te trappen. De vrouw probeert op te staan. [17] De man probeert haar weer vast te pakken. De man houdt beide armen gestrekt en hij springt op de vrouw in. De man pakt met beide handen de rechterarm van de vrouw vast. De vrouw komt weer ten val op haar rug en de man staat boven haar. De vrouw probeert met haar benen de man van zich af te houden en probeert de man met haar voeten te schoppen. [18] De man gaat met zijn beide knieën op de buikstreek van de vrouw zitten en probeert met beide handen de handen van de vrouw tegen het lichaam te drukken. De man en de vrouw rollen over de grond heen en weer. De man houdt de vrouw in de houdgreep op de grond. De man houdt zijn rechterarm tegen de borst/keel van de vrouw en houdt zijn linkerarm tussen de bovenbenen van de vrouw. De vrouw probeert uit de houdgreep van de man te komen. [19] De vrouw belandt op haar rug, de man zit op zijn knieën aan de rechterkant van de vrouw zit en drukt met beide armen op het bovenlichaam van de vrouw. De man komt met zijn bovenlichaam naar beneden. Zijn beide armen blijven gestrekt. Er komt een getuige aanfietsen. De man komt van de vrouw af en laat de vrouw los. [20]
In de aangifte van [slachtoffer 2] wordt onder meer het volgende vermeld:
Op 19 juni 2022, omstreeks 06:40 uur, bevond ik mij aan de Rabostraat te Utrecht. Ik liep over het fietspad, hoorde voetstappen achter mij en hoorde de voetstappen versnellen. Ik draaide mij om en zag op een afstand van minder dan een halve meter een man die in linker gebalde vuist het scherpe gedeelte van een sleutel liet uitsteken en dreigend aan mij toonde. Ik zag en voelde dat de man met zijn rechterhand stevig mijn linker onderarm vastgreep. [21] Er ontstond een stevige worsteling tussen mij en de verdachte. Ik probeerde verdachte van mij af te slaan maar verdachte had mijn linker onderarm stevig vast ik kon deze niet los draaien. Ineens lag ik op de grond. De verdachte heeft de aanzet gegeven waardoor ik ten val ben geraakt. Toen ik op mijn rug op de grond lag, voelde ik dat de verdachte bovenop mij kwam zitten. Ik kon mijn beide benen niet meer bewegen. Ik ben heel hard gaan gillen en om hulp gaan schreeuwen. Ik hoorde de verdachte zeggen: "Stoppen met gillen". Inmiddels had de verdachte mijn onderarm losgelaten. Ik zag en voelde dat de verdachte één hand om mijn nek legde en begon te knijpen en drukken tegelijk. Ik voelde dat ik geen lucht meer kreeg en voelde pijn aan mijn luchtpijp. Ineens hoorde ik een man roepen: "Hey!!" Er kwam een mij onbekende man op een fiets al roepend in onze richting. Ineens stond de verdachte op afstand van mij [22] en stond de onbekende man met zijn fiets tussen ons in. De verdachte draaide zich om en liep terug in de richting waar hij vandaan gekomen was. [23]
Op beelden van cameratoezicht van de politie in het centrum van Utrecht en beelden van Hotel Moxy is onder meer het volgende te zien:
Om 06.59.34 uur fietst de verdachte over de Catherijnesingel, in de richting van het
Moreelsepark. Als de verdachte langs de Hollandse Toren is gefietst, steekt de
aangeefster (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) vanaf de Hollandse Toren over de Catherijnesingel op en rijdt richting het Moreelsepark. [24] Om 7.01.35
fietsen de verdachte en aangeefster ter hoogte van het Moreelsepark. Aangeefster fietst kort achter de verdachte en haalt de verdachte kort hierna in. Om 07.14.03 uur komt aangeefster aangefietst bij hotel Moxy vanuit de richting Bleekstraat. [25] De verdachte fietst ongeveer 15 seconden achter de aangeefster. De aangeefster fietst langs het hotel in de richting van het Houtensepad. De verdachte fietst ook langs het hotel en in de richting van het Houtensepad. [26]
In de aangifte van [slachtoffer 1] wordt onder meer het volgende vermeld:
Op 19 juni 2022 omstreeks 06:50 uur stapte ik op mijn fiets. Ik zag een man die mij opviel. Iets triggerde mij in zijn gedrag. Ik nam zijn signalement in mij op en zag dat hij een rugzak droeg van de basicfit. Ik fietste naar Vaartsche Rijn en ter hoogte van "Moxie" ging ik richting Lunetten. In het Beatrixpark zag ik ineens dat een man naast mij kwam fietsen die ik gelijk herkende als de persoon die ik eerder had geobserveerd op het Vredenburg en die mij triggerde. Ik zag dat de man vlak naast mij kwam fietsen en zijn snelheid aan mijn snelheid aanpaste. Ik zag dat hij mij aankeek. Ik fietste hard rechtdoor en negeerde de man. [27] Hij greep mij bij mijn haar en rukte eraan. Toen vielen we, hij ook. Ik ben heel snel opgestaan, ben gaan rennen en gaan roepen en schreeuwen "Brand, Brand". Ik zag hem en plotseling werd ik besprongen en ik viel voorover. Mijn armen lagen onder mij en mijn benen kon ik niet meer bewegen. Hij zei “stil ik heb een mes”. Zijn hoofd zat ter hoogte van mijn nek. Maar toen kwam er iemand aan [28] die riep "he". lk zag dat de man wegrende. [29] Ik heb last van mijn schouder, mijn duim, mijn hand, mijn knie [30] en mijn nek. [31]
Getuige [getuige] heeft bij de politie het volgende verklaard:
Ik zat op zondag 19 juni, tussen 07:00 en 07:15 uur op mijn fiets. Toen ik ter hoogte van de Texelstraat in Utrecht de hoek om kwam fietsen zag ik een man en een vrouw op de grond liggen. De man lag boven op de rug van de vrouw. Hij lag met zijn volle gewicht op haar. De vrouw zat op haar knieën of op haar buik. Ik zag dat ze aan het worstelen was, ik zag haar angst ogen. Hij had haar vast, ze probeerde los te komen. Hun hoofden waren niet ver van elkaar af. De vrouw keek mij met grote verschrikte ogen aan. [32] De man sprong overeind en verdween om de hoek. [33]
Bewijsoverwegingen
Inleiding
Deze strafzaak gaat over twee incidenten die hebben plaatsgevonden in de vroege ochtend van 19 juni 2022 in Utrecht, waarvan aangeefsters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (na elkaar) het slachtoffer zijn geworden. Op de tenlastelegging staat een aantal handelingen dat verdachte, als betrokkene bij die incidenten, verweten wordt. Steeds dezelfde handelingen zijn als verschillende feiten ten laste gelegd. Ten aanzien van [slachtoffer 2] gaat het om poging tot verkrachting (feit 5) en poging tot doodslag, subsidiair poging tot het toebrengen van zware lichamelijk letsel en meer subsidiair mishandeling (feit 6). Ten aanzien van [slachtoffer 1] gaat het om poging tot verkrachting (feit 1), bedreiging (feit 2), wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 3) en mishandeling (feit 4).
De rechtbank ziet in de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewijs voor de volgende feitelijke handelingen. Verdachte heeft [slachtoffer 2] zijn sleutel getoond, haar met kracht beetgepakt en haar, terwijl zij wegrende, naar de grond gewerkt. Verdachte is vervolgens op [slachtoffer 2] gaan zitten en heeft tegen haar gezegd dat zij moest stoppen met gillen. Verdachte heeft [slachtoffer 2] bij haar nek gepakt en haar keel dichtgeknepen. Op een later moment heeft verdachte [slachtoffer 1] van haar fiets op de grond getrokken. Terwijl [slachtoffer 1] “brand” riep en weg probeerde te rennen heeft verdachte haar opnieuw op de grond geduwd. Verdachte is bovenop [slachtoffer 1] gaan liggen en heeft tegen haar gezegd dat zij stil moest zijn omdat hij een mes bij zich had. De rechtbank beoordeelt hierna tot welke bewezenverklaringen dit leidt.
Poging tot verkrachting [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (feit 1 en feit 5)
De rechtbank stelt voorop dat van een strafbare poging tot verkrachting sprake is wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de maatstaf of de bewezenverklaarde feitelijke handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van een verkrachting. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Verdachte heeft bekend betrokken te zijn geweest bij de incidenten met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , maar van een seksuele intentie daarbij was volgens hem geen sprake. Verdachte dacht [slachtoffer 2] te herkennen als iemand die eerder die nacht tijdens een feestje geld van hem had gestolen en bij [slachtoffer 1] ging het hem om haar fiets en was hij boos omdat hij was gevallen. De rechtbank vindt verdachtes verklaring ongeloofwaardig. Niet is gebleken dat verdachte [slachtoffer 2] heeft geconfronteerd met zijn vermoeden dat zij geld van hem had weggenomen toen hij haar benaderde. In plaats daarvan greep verdachte haar, zonder iets te zeggen, vast en bracht hij haar meermalen naar de grond. Verdachte was hierbij, in de ogen van de rechtbank, overduidelijk bezig met het overmeesteren Van [slachtoffer 2] . Dat verdachte inspanningen verrichtte om te overmeesteren ziet de rechtbank ook terug in het incident met [slachtoffer 1] . Verdachte trok [slachtoffer 1] van haar fiets en bracht haar opnieuw naar de grond toen zij opstond en probeerde weg te rennen. [slachtoffer 1] was toen al van haar fiets af en als het verdachte daadwerkelijk te doen was om die fiets, dan had hij die zo kunnen pakken en was er geen enkele reden voor verdachte om bovenop [slachtoffer 1] te gaan liggen.
Aan beide incidenten is een einde gekomen toen verdachte wegvluchtte nadat voorbijgangers iets riepen en ter plaatse kwamen. Dat door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] tot dan toe geen gedragingen van verdachte waren waargenomen waaruit een onmiskenbaar seksueel motief bleek, zoals het trekken aan kleding of vastpakken bij borsten of billen, is volgens de verdediging een belangrijke contra-indicatie voor een seksueel motief. De rechtbank ziet dit anders.
Aan de hand van een beschrijving van camerabeelden (inclusief screenshots) is zicht verkregen op wat verdachte heeft gedaan en waar hij is geweest op 19 juni 2022 tussen 06.00 uur en 07.15 uur. Daaruit volgt dat verdachte rond 06.00 uur minutenlang een vrouw op een fiets volgde terwijl zij richting en door de Utrechtse wijk Lombok reed. De rechtbank is niet gebleken dat verdachte op dat moment in die wijk moest zijn. Dat hij daar verder niets te zoeken had, blijkt wel uit het feit dat verdachte terugfietste naar het centrum nadat op de beelden werd gezien dat verdachte de vrouw niet meer volgde. Op het Jaarbeursplein rende verdachte achter een andere vrouw aan die de stationshal inliep. Gezien is dat verdachte enkele minuten later aan de andere zijde van het station opzettelijk dicht langs weer een andere vrouw liep en haar onverhoeds aanraakte. Dat het om een aanraking ging, leidt de rechtbank af uit de schrikreactie van de vrouw en de woordenwisseling die volgde. Na deze gebeurtenis achtervolgde verdachte [slachtoffer 2] naar de plek waar omstreeks 06.45 uur het incident met haar plaatsvond. Hierna ging verdachte met de taxi terug naar de Tivoli in Utrecht en tussen omstreeks 07.01 uur en 07.14 uur fietste verdachte achter [slachtoffer 1] aan. Kort hierna vond in het Beatrixpark, buiten het zicht van camera’s, het incident met [slachtoffer 1] plaats.
Verdachte is in een tijdsbestek van nog geen anderhalf uur achter vijf vrouwen aangegaan. Eén van die vrouwen heeft hij onverhoeds aangeraakt en twee vrouwen heeft hij, na een achtervolging, van achteren aangevallen en geprobeerd te overmeesteren door op hen te gaan zitten en liggen. Dit alles vond plaats vroeg in de ochtend op plekken waar (nagenoeg) niemand was. Tegen deze achtergrond beschouwt de rechtbank de gedragingen van verdachte ten aanzien van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] naar hun uiterlijke verschijningsvorm (steeds) als te zijn gericht op de voltooiing van een verkrachting. Het voornemen van verdachte om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te verkrachten heeft zich door een begin van uitvoering geopenbaard, zodat geoordeeld wordt dat sprake is van poging tot verkrachting.
Poging tot doodslag dan wel poging tot toebrengen zwaar lichamelijk letsel dan wel mishandeling [slachtoffer 2] (feit 6)
De rechtbank is met de raadsman en officier van justitie van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Niet bewezen kan worden dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het doden van dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] . Uit het strafdossier blijkt niet dat verdachte [slachtoffer 2] op een zodanige wijze bij de keel heeft beetgepakt en die dusdanig lang heeft dichtgeknepen dat er een aanmerkelijke kans bestond dat zij daardoor zou komen te overlijden of ernstig lichamelijk letsel zou oplopen. Ook de overige in de tenlastelegging beschreven feitelijke handelingen hebben niet tot zo’n aanmerkelijke kans geleid. Zodoende kan ook niet worden geoordeeld dat verdachte die kans daarop willens en wetens heeft aanvaard. De rechtbank ziet in de bewezen geachte handelingen en de fysieke gevolgen daarvan voor [slachtoffer 2] wel wettig en overtuigend bewijs voor mishandeling.
Wederrechtelijke vrijheidsberoving [slachtoffer 1] (feit 2)
Er is sprake van wederrechtelijke vrijheidsberoving als het slachtoffer gedurende enige tijd daadwerkelijk zodanig in haar bewegingsvrijheid is beperkt dat zij zich niet op elk gewenst ogenblik van de plaats waar zij zich bevond kon verwijderen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte [slachtoffer 1] met kracht op de grond heeft geduwd en bovenop haar is gaan liggen. Daardoor kon [slachtoffer 1] zich niet op elk gewenst moment van de plaats van waar zij was verwijderen. Door te zeggen hij een mes bij zich had, smoorde verdachte bovendien een ontsnappingspoging in de kiem. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is een voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het feit dat de vrijheidsberoving van korte duur is geweest doet hier niet aan af. Vaste rechtspraak is immers dat zelfs een zeer korte periode waarin men niet zelf mag bepalen waar men gaat, voldoende is om een voltooide vrijheidsberoving aan te nemen.
Bedreiging [slachtoffer 1] (feit 3)
Voor een bewezenverklaring van bedreiging is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook zou worden gepleegd en dat het opzet van verdachte daarop gericht was.
De hiervoor reeds beschreven gedragingen van verdachte ten aanzien van [slachtoffer 1] onder de eveneens beschreven omstandigheden leiden tot het oordeel van de rechtbank dat bij [slachtoffer 1] de redelijke vrees kon ontstaan dat zij in haar eerbaarheid zou worden aangerand, dat zij verkracht zou worden, dat haar zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht dan wel dat zij het leven zou kunnen verliezen. Deze wijze van handelen geeft naar het oordeel van de rechtbank blijk dat verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet had op de bedreiging van [slachtoffer 1] . Verdachte heeft met zijn gedragingen bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat een situatie zou ontstaan waarin [slachtoffer 1] redelijkerwijs kon vrezen slachtoffer te worden van de hierboven genoemde misdrijven. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van een bedreiging
Partiële vrijspraak feit 3
De rechtbank acht bedreiging met gijzeling niet wettig en overtuigend bewezen. Het dossier bevat onvoldoende aanwijzingen daarvoor. De rechtbank zal verdachte daarom van dat gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.
Mishandeling [slachtoffer 1] (feit 4)
De rechtbank ziet in de bewezen geachte handelingen en de fysieke gevolgen daarvan voor [slachtoffer 1] wel wettig en overtuigend bewijs voor mishandeling.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 19 juni 2022 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van die [slachtoffer 1] ,
- die [slachtoffer 1] aan haar haren van haar fiets heeft getrokken en op de grond heeft
getrokken/gegooid en
- die [slachtoffer 1] , terwijl zij "brand" riep en wegrende, met kracht op de grond heeft geduwd en
- bovenop het lichaam van die [slachtoffer 1] is gaan liggen en vervolgens bovenop het lichaam van die [slachtoffer 1] is blijven liggen en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij stil moest zijn omdat hij, verdachte, een mes
bij zich had, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op 19 juni 2022 te Utrecht, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer 1] , terwijl zij "brand" riep en wegrende, met kracht op de grond te duwen en
- bovenop het lichaam van die [slachtoffer 1] te gaan liggen en vervolgens bovenop het lichaam van die [slachtoffer 1] te blijven liggen en
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij stil moest zijn omdat hij, verdachte, een mes bij
zich had;
Feit 3
op 19 juni 2022 te Utrecht, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met verkrachting, en/of feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en/of enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, door
- die [slachtoffer 1] aan haar haren van haar fiets te trekken en/of op de grond te trekken/gooien en
- die [slachtoffer 1] , terwijl zij "brand" riep en/of wegrende, met kracht op de grond te duwen en/
- bovenop het lichaam van die [slachtoffer 1] te gaan liggen en vervolgens bovenop het lichaam van die [slachtoffer 1] te blijven liggen en
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij stil moest zijn omdat hij, verdachte, een mes bij
zich had;
Feit 4
op 19 juni 2022 te Utrecht, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 1] aan haar haren van haar fiets te trekken en op de grond te trekken/gooien en
- die [slachtoffer 1] , terwijl zij "brand" riep en wegrende, met kracht op de grond te duwen en
- bovenop het lichaam van die [slachtoffer 1] te gaan liggen en
vervolgens bovenop het lichaam van die [slachtoffer 1] te blijven liggen;
Feit 5
op 19 juni 2022 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2]
- dreigend zijn, verdachtes, gebalde vuist, met een sleutel daartussen geklemd, heeft getoond en
- die [slachtoffer 2] met kracht beet heeft gepakt en
- die [slachtoffer 2] , meermalen, met kracht op de grond heeft geduwd/gegooid
- bovenop het lichaam van die [slachtoffer 2] te gaan zitten en vervolgens bovenop het lichaam van die [slachtoffer 2] te blijven zitten en
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat zij moest stoppen met gillen en
- zijn, verdachtes, arm/hand om de nek van die [slachtoffer 2] heeft gelegd en in de nek van die [slachtoffer 2] heeft geknepen en de keel van die [slachtoffer 2] heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 6 meer subsidiair
op 19 juni 2022 te Utrecht, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 2] met kracht beet te pakken en
- die [slachtoffer 2] , meermalen, met kracht op de grond te duwen/gooien en
- bovenop het lichaam van die [slachtoffer 2] te gaan zitten en vervolgens bovenop het lichaam van die [slachtoffer 2] te blijven zitten en/of
- zijn, verdachtes, arm/hand om de nek van die [slachtoffer 2] te leggen en in de nek van die [slachtoffer 2] te knijpen en de keel van die [slachtoffer 2] dicht te knijpen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Beide incidenten bestaan (ieder voor zich) uit één feitencomplex, waarbij de feiten zodanig met elkaar zijn verweven en zozeer in elkaar opgaan dat moet worden geoordeeld dat daar één wilsbesluit aan ten grondslag ligt. De strekking van de betreffende strafbepalingen loopt ook niet zo ver uiteen dat niet zou kunnen worden geoordeeld dat verdachte één verwijt zou kunnen worden gemaakt (vgl. HR 29 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:1028). De rechtbank constateert daarom dat ten aanzien van beide incidenten sprake is van eendaadse samenloop.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Eendaadse samenloop van
Feit 1
Poging tot verkrachting;
Feit 2
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
Feit 3
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, bedreiging met zware mishandeling, bedreiging met verkrachting en bedreiging met feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Feit 4
Mishandeling;
Eendaadse samenloop van
Feit 5
Poging tot verkrachting;
Feit 6 meer subsidiair
mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van zeven jaren, met aftrek van het voorarrest;
- een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), inhoudende een contactverbod met beide slachtoffers en een gebiedsverbod voor het Beatrixpark en Vlieland (de straat) te Utrecht, met een vervangende hechtenis van 1 maand per overtreding en een proeftijd van 5 jaar;
- een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr (hierna: GVM).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de eendaadse samenloop van de feiten. Onder verwijzing naar een straf die is opgelegd door deze rechtbank in een andere strafzaak, vindt de raadsman een gevangenisstraf van maximaal 30 maanden passend. Tegen oplegging van een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod voor het Beatrixpark bestond geen bezwaar, maar de verdediging heeft zich wel verzet tegen het opleggen van een locatieverbod voor station Utrecht Centraal en het gebied daaromheen zoals verzocht door aangeefster [slachtoffer 2] . Ten slotte heeft de raadsman erop gewezen dat de reclassering niet heeft geadviseerd om aan verdachte een GVM op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft in de vroege morgen van 19 juni 2022 tweemaal geprobeerd een jonge vrouw te verkrachten. Dit deed verdachte nadat hij eerder op die ochtend achter andere vrouwen was aangefietst- en gerend en hij een andere vrouw onverhoeds had aangeraakt. Het gedrag dat verdachte die ochtend liet zien doet de rechtbank denken aan een jager die op zoek was naar een geschikte prooi. Die vond verdachte, na een achtervolging, eerst in [slachtoffer 2] , die in de buurt van Utrecht Centraal een straat inliep waar op dat moment geen andere personen waren. Verdachte viel haar onverhoeds van achteren aan en probeerde haar te overmeesteren door haar tegen de grond te werken en bovenop haar te gaan zitten. Ongeveer een kwartier later zette verdachte de achtervolging in van [slachtoffer 1] , die vanuit het centrum naar Lunetten fietste. In het Beatrixpark trok hij haar van haar fiets en werkte hij ook haar tegen de grond waarna hij bovenop haar ging liggen. In beide gevallen is het aan toevallige oplettende passanten te danken geweest dat er een einde aan verdachtes aanval kwam.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van zeer ernstige feiten. Omdat de strafbare feiten in de openbare ruimte en op klaarlichte dag zijn gepleegd en verdachte zijn slachtoffers willekeurig lijkt te hebben uitgekozen zijn deze feiten niet alleen zeer ingrijpend voor de slachtoffers maar veroorzaken deze ook onrust en gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving.
Uit de slachtofferverklaringen blijkt hoe ernstig de gevolgen zijn van de grove inbreuk die verdachte heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Verdachte heeft bij hen pijn en lichamelijk letsel veroorzaakt en ook psychisch leed in de zin van angstgevoelens en gevoelens van onrust en onveiligheid opgeroepen. Die psychische klachten hebben voor beide slachtoffers geresulteerd in een posttraumatische stressstoornis waarvoor zij tot op de dag van dit vonnis behandeld worden. [slachtoffer 1] heeft studievertraging opgelopen en [slachtoffer 2] is op het werk niet volledig inzetbaar. Er is een knik in het bestaan gekomen, aldus de raadsvrouw van beide slachtoffers.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte van 29 mei 2023. Hierop staat dat verdachte op 22 april 2010 is veroordeeld voor moord. Uit het strafdossier blijkt dat dit gaat om een moord op verdachtes ex-vriendin. Verdachte heeft dus eerder (excessief) geweld gebruikt tegen een vrouw. Verdachte is na het uitzitten van de opgelegde gevangenisstraf voorwaardelijk in vrijheid gesteld. De proeftijd is nog niet afgelopen.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van een Pro Justitia rapport opgemaakt door het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) van 27 maart 2023. Hierin staat dat verdachte gedurende zes weken is geobserveerd. Verdachte heeft niet meegewerkt aan gesprekken met de psycholoog en de psychiater. De rapporteurs zagen geen aanwijzingen voor een pathologische weigering; verdachte weigerde mee te werken op basis van zijn procespositie. Het rapport vermeldt dat vanuit het milieuonderzoek aanwijzingen naar voren komen voor het bestaan van gedragsproblemen in verdachtes intieme relaties. Naast verdachtes veroordeling voor moord op zijn ex-partner zijn er aangiftes tegen hem gedaan door verschillende partners in verband met mishandeling en/of vernieling van spullen. In relaties met anderen, zoals werkgevers, personeel in detentie, groepsgenoten of collega’s komt een ander beeld naar voren. Zij zien een man die vriendelijk is, zich correct gedraagt en behulpzaam is naar anderen. Daarnaast laat het milieuonderzoek zien dat verdachte op verschillende levensterreinen, zoals werk en financiën, ook voor langere perioden goed kan functioneren. Gedurende zijn verblijf in het PBC zijn geen aanwijzingen gezien voor gedrag passend bij een persoonlijkheidsstoornis. Het is echter door de weigering van verdachte niet mogelijk geweest om zicht te krijgen op de gedachten en gevoelens van verdachte over verschillende belangrijke levensthema’s. Het is daarmee niet mogelijk geweest voor rapporteurs om een persoonlijkheidsstoornis volledig uit te sluiten, al zijn er vanuit het huidige onderzoek onvoldoende aanwijzingen om een persoonlijkheidsstoornis nu te kunnen stellen. Omdat niet kon worden vastgesteld dat verdachte op psychopathologische gronden is overgegaan tot het bewezen verklaarde hebben rapporteurs zich onthouden van een advies over de mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte, een inschatting van het recidiverisico en een advies over recidivebeperkende maatregelen.
Gelet op het rapport van het PBC komt de rechtbank niet tot de vaststelling dat bij verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
De reclassering heeft in een rapport van 8 augustus 2023 opgeschreven dat geen zicht is verkregen op de beweegredenen van verdachte en zijn bejegening van vrouwen. De reclassering heeft gelet op het gewelddadige delictverleden van verdachte, de ernst van de tenlastegelegde feiten en de discrepantie in het gedrag dat verdachte laat zien, haar zorgen maar vanwege de beperkt beschikbare informatie kan zij niet inschatten of een plan van aanpak met een ambulant begeleidings- of behandelkader afdoende is om de ingeschatte risico's in te perken en nieuwe geweldpleging te voorkomen.
De straf
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze gaan voor verkrachting uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden voor verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang. Nu verdachte de slachtoffers met geweld heeft geprobeerd te overmeesteren vindt de rechtbank dit een passend uitgangspunt.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat sprake is van pogingen en geen voltooide delicten. Wel gaat het om twee pogingen hetgeen strafverzwarend is. De bewezenverklaring van de mishandelingen, wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging leggen geen gewicht in de schaal, nu de rechtbank heeft geoordeeld dat sprake is van eendaadse samenloop. Verdachtes eerdere veroordeling voor moord op zijn ex-vriendin en het feit dat hij in de proeftijd van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling opnieuw ernstige strafbare feiten heeft gepleegd wegen voor de rechtbank strafverzwarend. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 52 maanden passend en geboden is. Deze straf is lager dan de straf die is gevorderd door de officier van justitie, maar de rechtbank vindt die vordering, gelet op straffen die doorgaans voor dit soort feiten worden opgelegd, te hoog.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De vrijheidsbeperkende maatregel
Op grond van artikel 38v Sr kan een locatie- en contactverbod worden opgelegd bij een veroordeling voor een strafbaar feit ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank is gelet op het hiervoor overwogene van oordeel dat er aanleiding is de door de officier van justitie gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod met de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en een locatieverbod voor het Beatrixpark, op te leggen. Het verzoek van [slachtoffer 2] om een gebiedsverbod voor het station Utrecht Centraal en het gebied daaromheen vindt de rechtbank te verstrekkend gezien het feit dat verdachte woont in Utrecht en Utrecht Centraal een knooppunt is voor openbaar vervoer.
De maatregel zal worden opgelegd voor de duur van 5 jaren, waarbij de vervangende hechtenis wordt bepaald op 1 maand voor iedere keer dat de verdachte zich niet aan de maatregel houdt, met een maximum van 6 maanden.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Op grond van artikel 38z Sr kan de rechter, ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen aan verdachte een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (GVM) opleggen onder meer indien die verdachte bij die rechterlijke uitspraak wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr is voldaan. Verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van de lichamen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ook is van belang dat verdachte eerder is veroordeeld voor moord op zijn ex-partner. Net als de reclassering maakt de rechtbank zich zorgen om het gedrag van verdachte. Nu verdachte geen inzicht heeft willen geven in zijn gedachten, beweegredenen en drijfveren en daardoor geen passend kader kan worden bedacht op grond waarvan de recidivekans, die de rechtbank groot acht gelet op verdachtes voorgeschiedenis, vindt de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte na detentie wordt begeleid en, zo nodig, behandeld in het kader van een GVM. Dat de reclassering niet heeft geadviseerd om verdachte de GVM op te leggen staat niet in de weg aan het opleggen daarvan.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 30.397,16. Dit bedrag bestaat uit € 25.397,16 materiële schade en € 5.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 30.839,45. Dit bedrag bestaat uit € 25.839,45 materiële schade en € 5.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 5 en 6 bewezen verklaarde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het verzoek om schadevergoeding van beide benadeelde partijen komt voor toewijzing in aanmerking, met uitzondering van de gestelde toekomstige kosten in 2024 en 2025.
9.2
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1] heeft wat de kosten van inkomstenderving betreft onvoldoende onderbouwd dat zij in de maanden juli en augustus 2022 niet heeft kunnen werken. Verder komen de kosten van de contributie voor hockey niet voor vergoeding in aanmerking omdat in het dossier staat vermeld ‘volgend jaar met hockey beginnen?’ Wat de vergoeding van de studievertraging betreft wordt de rechtbank verzocht het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren omdat [slachtoffer 1] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij daadwerkelijk studievertraging heeft opgelopen. De vergoeding van de immateriële schade dient lager te worden vastgesteld.
[slachtoffer 2] heeft wat de inkomstenderving betreft niet duidelijk gemaakt wat wordt gevorderd en in welke relatie dat staat tot de bewezenverklaarde feiten. [slachtoffer 2] heeft de kosten van het gemiste examen niet onderbouwd. De kosten van een parkeerplaats staan in een te ver verwijderd verband van de feiten, in ieder geval is geen sprake van rechtstreekse schade. De concertkaartjes staan niet op naam van [slachtoffer 2] en de kosten van de schoenen komen evenmin voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van de immateriële schade dient lager te worden vastgesteld.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade overweegt de rechtbank dat de gevorderde kosten die betrekking hebben op de
inkomstendervingin de maanden juli en augustus 2022 van in totaal € 1.783,62 voldoende zijn onderbouwd en voor vergoeding in aanmerking komen. Met een brief van haar werkgever heeft zij onderbouwd dat zij vanaf 2 juni 2022 in dienst was bij Tivoli en zij in de maanden juli en augustus 2022 zou hebben gewerkt maar daartoe niet in staat was. Dat zij daartoe niet in staat was door de bewezen verklaarde feiten die zich op 19 juni 2022 behoeft, gezien de overige negatieve gevolgen daarvan (PTSS, studievertraging, zie hierna), geen nadere onderbouwing.
De kosten die betrekking hebben op de
eigen bijdragevoor behandeling door de
fysiotherapeutvan in totaal € 195,- en de
psycholoogvan in totaal € 262,24 komen als onbetwiste schadeposten ook voor vergoeding in aanmerking.
Verder is met bijlage 8 (factuur contributie zaalhockey) voldoende onderbouwd dat [slachtoffer 1] de
contributie voor zaalhockeyin 2022-2023 van € 46,30 heeft voldaan, terwijl zij daarvan geen gebruik heeft kunnen maken, zodat die kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
Dat [slachtoffer 1] door de bewezenverklaarde feiten
studievertragingheeft opgelopen is voldoende onderbouwd met de brief van 17 augustus 2023 van de studieadviseur van de Universiteit Utrecht. Hierin staat dat zij in zowel het studiejaar 2021-2022 als 2022-2023 studievertraging van 22,5 studiepunten heeft opgelopen. In combinatie met de brief van de Universiteit van 29 maart 2023 leidt dit tot de conclusie dat daarmee haar studie één jaar is vertraagd. De schade in verband met de studievertraging worden conform de Letselschade Richtlijn Studievertraging begroot op in totaal € 22.725,- en komt voor vergoeding in aanmerking.
Op grond van het voorgaande wordt in totaal € 25.012,16 van de gevorderde materiële schade toegekend.
Ten aanzien van de volgende materiële schade overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] nietontvankelijk is: de
toekomstige kostenvan behandeling door een fysiotherapeut en psycholoog in 2024 begroot op in totaal € 385,- vanwege de onzekerheid of die schade zal ontstaan.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor
immateriële schadeoverweegt de rechtbank dat [slachtoffer 1] door de bewezenverklaarde feiten letsel heeft opgelopen en zij dus op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek recht heeft op vergoeding van nadeel dat niet in vermogensschade bestaat (immateriële schade).
Op basis van de door [slachtoffer 1] ingebrachte stukken en gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, is voldoende aannemelijk dat bij [slachtoffer 1] sprake is van immateriële schade. . [slachtoffer 1] heeft letsel opgelopen aan haar schouders, elleboog, duim, hand en knie. Voor haar schouderklachten heeft zij zich vijftien keer moeten laten behandelen door een fysiotherapeut. Ook is zij sinds 21 juni 2022 onder behandeling van een psycholoog, die de diagnose Post Traumatische Stress Stoornis heeft gesteld; deze behandeling is nog steeds gaande. Daarnaast heeft zij een jaar studievertraging opgelopen. De rechtbank begroot de schade, mede gelet op de vergoedingen die in vergelijkbare zaken worden toegekend, naar maatstaven van billijkheid op een bedrag van € 3.000,-.
De rechtbank verklaart [slachtoffer 1] ten aanzien van het meer aan immateriële schade gevorderde niet-ontvankelijk in haar vordering.
De wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De aanvangsdatum van verschuldigdheid van wettelijke rente wordt voor de inkomstenderving (€ 1.783,62) bepaald op het midden van de periode waarin de schade is ontstaan, te weten 1 augustus 2022.;
Deze wordt voor de kosten van de eigen bijdrage voor behandeling door de fysiotherapeut (€ 195,-) bepaald aan de hand van de datum van de betalingsherinnering, te weten 4 april 2023.;
Deze wordt voor de kosten van de eigen bijdrage voor behandeling door de psycholoog (€ 262,24) bepaald op de datum van het declaratieoverzicht, te weten 26 juli 2023.;
Deze wordt voor de kosten zaalhockey (€ 46,30) bepaald op de datum van de factuur, te weten 4 april 2023.
Deze wordt voor de kosten van de studievertraging (€ 22.725,-) bepaald op het midden van de periode van het ontstaan van de schade, te weten 1 januari 2023.Deze wordt voor de immateriële kosten bepaald op 19 juni 2022 (€ 3.000,-).
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van in totaal € 28.012,16, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 175 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade overweegt de rechtbank dat de gevorderde kosten die betrekking hebben op de
inkomstendervingin de periode tot en met 31 december 2023 van in totaal € 6.403,- voldoende zijn onderbouwd en voor vergoeding in aanmerking komen. [slachtoffer 2] heeft in de bijlage bij haar vordering uitgelegd dat zij vóór de bewezenverklaarde feiten onregelmatige diensten draaide (waaronder nacht- en weekenddiensten) en daarvoor een onregelmatigheidstoeslag ontving. Zij heeft voldoende onderbouwd, mede in het licht van de overige negatieve gevolgen voor haar van de bewezenverklaarde feiten (PTSS), dat zij in 2022 en 2023 niet in staat was/is om onregelmatige diensten te werken. De rechtbank is van oordeel dat voor de overige gevorderde inkomstenderving, te weten voor de toekomstige schade in 2024 en 2025, geldt dat onvoldoende vaststaat dat deze schade daadwerkelijk zal lijden. De rechtbank zal [slachtoffer 2] daarom in dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat de
reiskostenvoor vergoeding in aanmerking komen voor zover het betreft de reiskosten voor bezoek aan een
psycholoogin de periode tot en met 31 december 2024, te weten in totaal € 887,40 (€ 300,- + € 587,40). Met de brief van de behandelend psycholoog heeft [slachtoffer 2] voldoende onderbouwd dat zij ook in 2024 nog behandelsessies nodig zal hebben. De rechtbank overweegt dat voor de overige gevorderde reiskosten voor bezoek aan een psycholoog, te weten voor de toekomstige schade in 2025, geldt dat op dit moment onvoldoende vaststaat dat deze kosten daadwerkelijk gemaakt zullen worden. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij heeft ook vergoeding van € 30 voor reiskosten voor het ophalen van haar werk op 19 juni 2022 gevorderd; dit komt eveneens voor toewijzing in aanmerking.
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt naar haar advocaat en de officier van justitie niet zijn aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. De vordering tot vergoeding van dit deel van de reiskosten zal worden afgewezen. Deze kosten kunnen ook niet worden beschouwd als toewijsbare proceskosten gelet op de beoordeling van vergelijkbare kosten in civiele zaken, bezien in het licht van het bepaalde in artikelen 237 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat een redelijke uitleg van artikel 532 Sv meebrengt dat bij de begroting van toewijsbare proceskosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. Ook de kosten voor het reizen van en naar het politiebureau komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu niet is gesteld of gebleken dat deze kosten gemaakt zijn voor het vaststellen van aansprakelijkheid of schade, zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b BW. De benadeelde partij zal in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank is verder van oordeel dat de
kosten van een eigen parkeerplaatsvan in totaal € 3.258,- niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat deze in een te ver verwijderd verband staan met de bewezenverklaarde feiten. Het verzoek wordt in zoverre afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde
ziektekosten in verband met behandelingen door de psycholoogin de periode tot en met 31 december 2024 van € 2.885,27 (€ 1.528,17 + € 542,84 + € 814,26) voldoende zijn onderbouwd en voor vergoeding in aanmerking komen. Voor de overige gevorderde toekomstige schade in 2025 geldt dat onvoldoende vaststaat dat deze kosten daadwerkelijk gemaakt zullen worden. De rechtbank zal benadeelde partij in dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat beoordeling van de vordering voor zover het betreft de
kosten van gemiste examensen/of het afbreken van de studie een onevenredige belasting van het strafproces betekent. [slachtoffer 2] heeft niet toegelicht waarom zij haar studie heeft afgebroken en ook ontbreekt een onderbouwing van het gevorderde bedrag van € 1.000,-. De rechtbank zal benadeelde partij in dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft voldoende onderbouwd dat zij door de bewezen verklaarde feiten geen gebruik heeft kunnen maken van de
concertkaartenvoor 23 juni 2022, kort na de bewezenverklaarde feiten. Nu uit de schriftelijke onderbouwing (een parkeerkaart voor 1 persoon) onvoldoende blijkt dat [slachtoffer 2] de gestelde kosten (€ 160,-) heeft gemaakt stelt de rechtbank de vergoeding hiervoor schattenderwijs vast op € 50,- en verklaart de benadeelde partij in het overige (in totaal € 110,-) niet-ontvankelijk.
De rechtbank is van oordeel dat een vergoeding van € 250,- voor de kosten van de
kledingdie [slachtoffer 2] droeg ten tijde van de bewezenverklaarde feiten voor vergoeding in aanmerking komt. Met de onderbouwing van [slachtoffer 2] is voldoende komen vast te staan dat van haar redelijkerwijs niet gevergd kan worden die kleding (inclusief schoenen) weer te dragen nu deze in haar herinnering zijn verbonden aan de bewezenverklaarde feiten. Ook de kosten van het
opvragen van medische informatievan € 91,78 dienen te worden vergoed, nu die voor rekening van [slachtoffer 2] zijn gekomen.
Kort samengevat is de vergoeding van de materiële kosten als volgt:
In totaal wordt € 10.597,45 van de gevorderde materiële kosten toegekend.
De vordering tot vergoeding van kosten van een eigen parkeerplaats van in totaal € 3.258,- wordt afgewezen en dat geldt ook voor een deel van de reiskosten. Benadeelde partij wordt ten aanzien van de gevorderde vergoeding van de concertkaarten (in totaal € 110,-)en een deel van de reiskosten niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Dit geldt ook voor
de resterende materiële schade.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor immateriële schade overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 2] door de bewezenverklaarde feiten letsel heeft opgelopen en zij dus op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek recht heeft op vergoeding van nadeel dat niet in vermogensschade bestaat (immateriële schade).
[slachtoffer 2] heeft letsel opgelopen in de zin van blauwe plekken op haar keel en armen en daarnaast schaafwanden. Sinds 7 juli 2022 staat zij onder behandeling van een psycholoog, die de diagnose Post Traumatische Stress Stoornis heeft gesteld; deze behandeling is nog steeds gaande en zal naar verwachting nog geruime tijd duren. Daarnaast is zij tot heden niet meer in staat om onregelmatige diensten te draaien op haar werk. De rechtbank begroot de schade, mede gelet op de vergoedingen die in vergelijkbare zaken worden toegekend, naar maatstaven van billijkheid op een bedrag van € 2.750,-.
De rechtbank verklaart [slachtoffer 2] ten aanzien van het meer aan immateriële schade gevorderde niet-ontvankelijk in haar vordering.
De wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De aanvangsdatum van verschuldigdheid wettelijke rente wordt voor de inkomstenderving (€ 6.403,-) bepaald op het midden van de periode waarin de schade is ontstaan, te weten 1 maart 2023.
Deze wordt voor de reiskosten (€ 917,40) bepaald op het midden van de periode waarin de schade is ontstaan, te weten 1 september 2023.
Deze wordt voor de ziektekosten van de psycholoog (€ 2.885,27) bepaald op het midden in de periode waarin de schade is ontstaan, te weten 1 september 2023.
Deze wordt voor de kosten van de kleding van [slachtoffer 2] (€ 250,-) en de kosten van de concertkaarten (€ 50,-) bepaald op 19 juni 2022.
Deze wordt voor de kosten van het opvragen van medische informatie (€ 91,78) bepaald op de factuurdatum, te weten 23 maart 2023.;
Deze wordt voor de immateriële kosten (€ 2.750,-) bepaald op 19 juni 2022.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van in totaal € 13.347,45, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 101 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING HERROEPING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING

De officier van justitie heeft de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gevorderd (parketnummer 99-000115-25). Verdachte is op 22 april 2010 bij arrest van het Gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaar.
Ten aanzien van deze straf is op 6 december 2017 besloten voorwaardelijke invrijheidstelling te verlenen. Deze beslissing is op 4 januari 2018 aan verdachte betekend en op 5 januari 2018 is verdachte feitelijk in vrijheid gesteld. De duur van de voorwaardelijke invrijheidstelling (het strafrestant) bedraagt 1825 dagen.
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering (deels) dient te worden afgewezen, omdat
ten tijde van het opleggen en onherroepelijk worden van de straf (nog) sprake was van
‘vervroegde invrijheidstelling’ en het niet zo kan zijn dat verdachte door gewijzigde
wetgeving een andere en langere straf krijgt dan eerder is opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat er geen formeel beletsel is om de vordering tot herroeping
van de voorwaardelijke invrijheidstelling te gelasten nu verdachte zich opnieuw
heeft schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten tijdens de proeftijd.
De rechtbank zal de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
toewijzen, omdat de algemene voorwaarde is overtreden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de vordering niet of slechts gedeeltelijk te herroepen en gelast de tenuitvoerlegging van het strafrestant van 1825 dagen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 38w, 38z, 45, 55, 57, 242, 282, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 6 primair en onder 6 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 meer subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
Gevangenisstraf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 52 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

Vrijheidsbeperkende maatregel

  • legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van vijf jaren;
  • beveelt dat verdachte
  • zich niet ophoudt in het Beatrixpark te Utrecht;
  • zich onthoudt van direct en indirect contact met [slachtoffer 2] , geboren op [1998] en [slachtoffer 1] , geboren op [2002] ;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door 1 maand hechtenis, met een maximum van 6 maanden;

Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel

- legt aan verdachte op de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
Benadeelde partijen
Ten aanzien van [slachtoffer 1]
  • wijstde vordering
    toetot een bedrag van in totaal € 28.012,16;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente
vanaf 1 augustus 2022 over het bedrag van € 1.783,62,
vanaf 4 april 2023 over het bedrag van € 195,-,
vanaf 26 juli 2023 over het bedrag van € 262,24,
vanaf 4 april 2023 over het bedrag van € 46,30,
vanaf 1 januari 2023 over het bedrag van € 22.725,-,
vanaf 19 juni 2022 over het bedrag van € 3.000,-,
tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart[slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde
    niet-ontvankelijkin de vordering;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 28.012,16 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente
vanaf 1 augustus 2022 over het bedrag van € 1.783,62,
vanaf 4 april 2023 over het bedrag van € 195,-,
vanaf 26 juli 2023 over het bedrag van € 262,24,
vanaf 4 april 2023 over het bedrag van € 46,30,
vanaf 1 januari 2023 over het bedrag van € 22.725,-,
vanaf 19 juni 2022 over het bedrag van € 3.000,-
tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 175 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
  • wijstde vordering
    toetot een bedrag van in totaal € 13.347,45;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente
vanaf 1 maart 2023 over een bedrag van in totaal € 6.403,-;
vanaf 1 september 2023 over een bedrag van € 917,40;
vanaf 1 september 2023 over een bedrag van in totaal € 2.885,27;
vanaf 19 juni 2022 over een bedrag van € 250,-;
vanaf 19 juni 2022 over een bedrag van € 50,-
vanaf 23 maart 2023 over een bedrag van € 91,78;
vanaf 19 juni 2022 voor een bedrag van € 2.750,-,
tot de dag van volledige betaling,
  • wijstde vordering van [slachtoffer 2] voor zover het betreft de kosten van een eigen parkeerplaats, de reiskosten van en naar de advocaat, officier van justitie en zitting
    af;
  • verklaart[slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde
    niet-ontvankelijkin de vordering en bepaalt dat de vordering voor het deel dat ziet op het gemiste examen kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 13.347,45 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente
vanaf 1 maart 2023 over een bedrag van in totaal € 6.403,-;
vanaf 1 september 2023 over een bedrag van € 917,40;
vanaf 1 september 2023 over een bedrag van in totaal € 2.885,27;
vanaf 19 juni 2022 over een bedrag van € 250,-
vanaf 19 juni 2022 over een bedrag van € 50,-;
vanaf 23 maart 2023 over een bedrag van € 91,78;
vanaf 19 juni 2022 voor een bedrag van € 2.750,-,
tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 101 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
  • wijstde vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
    toe;
  • gelastdat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel moet worden ondergaan, te weten
    voor de duur van 1825 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.M. Heppe, voorzitter, mrs. H.A. Brouwer en J.C. Hooker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen-van der Hoek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 september 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 19 juni 2022 te Utrecht, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een
andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid
[slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [slachtoffer 1] ,
- die [slachtoffer 1] aan haar haren van haar fiets heeft getrokken en/of op de grond heeft
getrokken/gegooid en/of
- die [slachtoffer 1] , terwijl zij "brand" riep en/of wegrende, althans weg probeerde te
rennen, (met kracht) op de grond heeft geduwd en/of
- bovenop het lichaam van die [slachtoffer 1] is gaan zitten en/of is gaan liggen en/of
(vervolgens) bovenop het lichaam van die [slachtoffer 1] is blijven zitten en/of is blijven
liggen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij stil moest zijn omdat hij, verdachte, een mes
bij zich had, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 242 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 19 juni 2022 te Utrecht, althans in Nederland,
opzettelijk
[slachtoffer 1]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
door
- die [slachtoffer 1] aan haar haren van haar fiets te trekken en/of op de grond te
trekken/gooien en/of
- die [slachtoffer 1] , terwijl zij "brand" riep en/of wegrende, althans weg probeerde te
rennen, (met kracht) op de grond te duwen en/of
- bovenop het lichaam van die [slachtoffer 1] te gaan zitten en/of te gaan liggen en/of
(vervolgens) bovenop het lichaam van die [slachtoffer 1] te blijven zitten en/of te blijven
liggen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij stil moest zijn omdat hij, verdachte, een mes bij
zich had, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 19 juni 2022 te Utrecht, althans in Nederland,
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met
verkrachting, en/of feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en/of
enig misdrijf tegen het leven gericht en/of gijzeling en/of zware mishandeling,
door
- die [slachtoffer 1] aan haar haren van haar fiets te trekken en/of op de grond te
trekken/gooien en/of
- die [slachtoffer 1] , terwijl zij "brand" riep en/of wegrende, althans weg probeerde te
rennen, (met kracht) op de grond te duwen en/of
- bovenop het lichaam van die [slachtoffer 1] te gaan zitten en/of te gaan liggen en/of
(vervolgens) bovenop het lichaam van die [slachtoffer 1] te blijven zitten en/of te blijven
liggen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij stil moest zijn omdat hij, verdachte, een mes bij
zich had, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 19 juni 2022 te Utrecht, althans in Nederland,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 1] aan haar haren van haar fiets te trekken en/of op de grond te
trekken/gooien en/of
- die [slachtoffer 1] , terwijl zij "brand" riep en/of wegrende, althans weg probeerde te
rennen, (met kracht) op de grond te duwen en/of
- bovenop het lichaam van die [slachtoffer 1] te gaan zitten en/of te gaan liggen en/of
(vervolgens) bovenop het lichaam van die [slachtoffer 1] te blijven zitten en/of te blijven
liggen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij stil moest zijn omdat hij, verdachte, een mes bij
zich had, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 19 juni 2022 te Utrecht, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door
geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid
[slachtoffer 2] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen
die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
- ( dreigend) zijn, verdachtes, gebalde vuist, met een sleutel daartussen
geklemd, heeft getoond en/of
- die [slachtoffer 2] (van achteren) met kracht beet heeft gepakt en/of
- die [slachtoffer 2] , terwijl zij wegrende, meermalen, althans eenmaal, (met
kracht) op de grond heeft geduwd/getrokken/gegooid
- - bovenop het lichaam van die [slachtoffer 2] te gaan zitten en/of te gaan
liggen en/of (vervolgens) bovenop het lichaam van die [slachtoffer 2] te blijven
zitten en/of te blijven liggen en/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat zij moest stoppen met gillen en/of
- zijn, verdachtes, arm/hand om de nek van die [slachtoffer 2] heeft gelegd
en/of (met kracht) in de nek van die [slachtoffer 2] heeft geknepen en/of de
keel van die [slachtoffer 2] heeft dichtgeknepen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 242 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
6
hij op of omstreeks 19 juni 2022 te Utrecht, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2]
opzettelijk
van het leven te beroven
- ( dreigend) zijn, verdachtes, gebalde vuist, met een sleutel daartussen
geklemd, heeft getoond en/of
- die [slachtoffer 2] (van achteren) met kracht beet heeft gepakt en/of
- die [slachtoffer 2] , terwijl zij wegrende, meermalen, althans eenmaal, (met
kracht) op de grond heeft geduwd/getrokken/gegooid
- - bovenop het lichaam van die [slachtoffer 2] te gaan zitten en/of te gaan
liggen en/of (vervolgens) bovenop het lichaam van die [slachtoffer 2] te blijven
zitten en/of te blijven liggen en/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat zij moest stoppen met gillen en/of
- zijn, verdachtes, arm/hand om de nek van die [slachtoffer 2] heeft gelegd
en/of (met kracht) in de nek van die [slachtoffer 2] heeft geknepen en/of de
keel van die [slachtoffer 2] heeft dichtgeknepen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juni 2022 te Utrecht, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- ( dreigend) zijn, verdachtes, gebalde vuist, met een sleutel daartussen
geklemd, heeft getoond en/of
- die [slachtoffer 2] (van achteren) met kracht beet heeft gepakt en/of
- die [slachtoffer 2] , terwijl zij wegrende, meermalen, althans eenmaal, (met
kracht) op de grond heeft geduwd/getrokken/gegooid
- - bovenop het lichaam van die [slachtoffer 2] te gaan zitten en/of te gaan
liggen en/of (vervolgens) bovenop het lichaam van die [slachtoffer 2] te blijven
zitten en/of te blijven liggen en/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat zij moest stoppen met gillen en/of
- zijn, verdachtes, arm/hand om de nek van die [slachtoffer 2] heeft gelegd
en/of (met kracht) in de nek van die [slachtoffer 2] heeft geknepen en/of de
keel van die [slachtoffer 2] heeft dichtgeknepen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juni 2022 te Utrecht, althans in Nederland,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- ( dreigend) zijn, verdachtes, gebalde vuist, met een sleutel daartussen
geklemd, te tonen en/of
- die [slachtoffer 2] (van achteren) met kracht beet te pakken en/of
- die [slachtoffer 2] , terwijl zij wegrende, meermalen, althans eenmaal, (met
kracht) op de grond te duwen/trekken/gooien en/of
- bovenop het lichaam van die [slachtoffer 2] te gaan zitten en/of te gaan
liggen en/of (vervolgens) bovenop het lichaam van die [slachtoffer 2] te blijven
zitten en/of te blijven liggen en/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat zij moest stoppen met gillen en/of
- zijn, verdachtes, arm/hand om de nek van die [slachtoffer 2] te leggen
en/of (met kracht) in de nek van die [slachtoffer 2] te knijpen en/of de
keel van die [slachtoffer 2] dicht te knijpen;
(art 300 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, opgemaakt door politie Midden-Nederland,
2.Pagina 198.
3.Pagina 199.
4.Pagina 200.
5.Pagina 201.
6.Pagina 203.
7.Pagina 203.
8.Pagina 204.
9.Pagina 204.
10.Pagina 205.
11.Pagina 206.
12.Pagina 207.
13.Pagina 208.
14.Pagina 209.
15.Pagina 144.
16.Pagina 145.
17.Pagina 146.
18.Pagina 147.
19.Pagina 148.
20.Pagina 149.
21.Pagina 132.
22.Pagina 133.
23.Pagina 134.
24.Pagina 58.
25.Pagina 60.
26.Pagina 61.
27.Pagina 71.
28.Pagina 82.
29.Pagina 83.
30.Pagina 80.
31.Pagina 82.
32.Pagina 93.
33.Pagina 94.