Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL
9.BENADEELDE PARTIJEN
inkomstendervingin de maanden juli en augustus 2022 van in totaal € 1.783,62 voldoende zijn onderbouwd en voor vergoeding in aanmerking komen. Met een brief van haar werkgever heeft zij onderbouwd dat zij vanaf 2 juni 2022 in dienst was bij Tivoli en zij in de maanden juli en augustus 2022 zou hebben gewerkt maar daartoe niet in staat was. Dat zij daartoe niet in staat was door de bewezen verklaarde feiten die zich op 19 juni 2022 behoeft, gezien de overige negatieve gevolgen daarvan (PTSS, studievertraging, zie hierna), geen nadere onderbouwing.
eigen bijdragevoor behandeling door de
fysiotherapeutvan in totaal € 195,- en de
psycholoogvan in totaal € 262,24 komen als onbetwiste schadeposten ook voor vergoeding in aanmerking.
contributie voor zaalhockeyin 2022-2023 van € 46,30 heeft voldaan, terwijl zij daarvan geen gebruik heeft kunnen maken, zodat die kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
studievertragingheeft opgelopen is voldoende onderbouwd met de brief van 17 augustus 2023 van de studieadviseur van de Universiteit Utrecht. Hierin staat dat zij in zowel het studiejaar 2021-2022 als 2022-2023 studievertraging van 22,5 studiepunten heeft opgelopen. In combinatie met de brief van de Universiteit van 29 maart 2023 leidt dit tot de conclusie dat daarmee haar studie één jaar is vertraagd. De schade in verband met de studievertraging worden conform de Letselschade Richtlijn Studievertraging begroot op in totaal € 22.725,- en komt voor vergoeding in aanmerking.
toekomstige kostenvan behandeling door een fysiotherapeut en psycholoog in 2024 begroot op in totaal € 385,- vanwege de onzekerheid of die schade zal ontstaan.
immateriële schadeoverweegt de rechtbank dat [slachtoffer 1] door de bewezenverklaarde feiten letsel heeft opgelopen en zij dus op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek recht heeft op vergoeding van nadeel dat niet in vermogensschade bestaat (immateriële schade).
inkomstendervingin de periode tot en met 31 december 2023 van in totaal € 6.403,- voldoende zijn onderbouwd en voor vergoeding in aanmerking komen. [slachtoffer 2] heeft in de bijlage bij haar vordering uitgelegd dat zij vóór de bewezenverklaarde feiten onregelmatige diensten draaide (waaronder nacht- en weekenddiensten) en daarvoor een onregelmatigheidstoeslag ontving. Zij heeft voldoende onderbouwd, mede in het licht van de overige negatieve gevolgen voor haar van de bewezenverklaarde feiten (PTSS), dat zij in 2022 en 2023 niet in staat was/is om onregelmatige diensten te werken. De rechtbank is van oordeel dat voor de overige gevorderde inkomstenderving, te weten voor de toekomstige schade in 2024 en 2025, geldt dat onvoldoende vaststaat dat deze schade daadwerkelijk zal lijden. De rechtbank zal [slachtoffer 2] daarom in dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren.
reiskostenvoor vergoeding in aanmerking komen voor zover het betreft de reiskosten voor bezoek aan een
psycholoogin de periode tot en met 31 december 2024, te weten in totaal € 887,40 (€ 300,- + € 587,40). Met de brief van de behandelend psycholoog heeft [slachtoffer 2] voldoende onderbouwd dat zij ook in 2024 nog behandelsessies nodig zal hebben. De rechtbank overweegt dat voor de overige gevorderde reiskosten voor bezoek aan een psycholoog, te weten voor de toekomstige schade in 2025, geldt dat op dit moment onvoldoende vaststaat dat deze kosten daadwerkelijk gemaakt zullen worden. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij heeft ook vergoeding van € 30 voor reiskosten voor het ophalen van haar werk op 19 juni 2022 gevorderd; dit komt eveneens voor toewijzing in aanmerking.
kosten van een eigen parkeerplaatsvan in totaal € 3.258,- niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat deze in een te ver verwijderd verband staan met de bewezenverklaarde feiten. Het verzoek wordt in zoverre afgewezen.
ziektekosten in verband met behandelingen door de psycholoogin de periode tot en met 31 december 2024 van € 2.885,27 (€ 1.528,17 + € 542,84 + € 814,26) voldoende zijn onderbouwd en voor vergoeding in aanmerking komen. Voor de overige gevorderde toekomstige schade in 2025 geldt dat onvoldoende vaststaat dat deze kosten daadwerkelijk gemaakt zullen worden. De rechtbank zal benadeelde partij in dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren.
kosten van gemiste examensen/of het afbreken van de studie een onevenredige belasting van het strafproces betekent. [slachtoffer 2] heeft niet toegelicht waarom zij haar studie heeft afgebroken en ook ontbreekt een onderbouwing van het gevorderde bedrag van € 1.000,-. De rechtbank zal benadeelde partij in dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
concertkaartenvoor 23 juni 2022, kort na de bewezenverklaarde feiten. Nu uit de schriftelijke onderbouwing (een parkeerkaart voor 1 persoon) onvoldoende blijkt dat [slachtoffer 2] de gestelde kosten (€ 160,-) heeft gemaakt stelt de rechtbank de vergoeding hiervoor schattenderwijs vast op € 50,- en verklaart de benadeelde partij in het overige (in totaal € 110,-) niet-ontvankelijk.
kledingdie [slachtoffer 2] droeg ten tijde van de bewezenverklaarde feiten voor vergoeding in aanmerking komt. Met de onderbouwing van [slachtoffer 2] is voldoende komen vast te staan dat van haar redelijkerwijs niet gevergd kan worden die kleding (inclusief schoenen) weer te dragen nu deze in haar herinnering zijn verbonden aan de bewezenverklaarde feiten. Ook de kosten van het
opvragen van medische informatievan € 91,78 dienen te worden vergoed, nu die voor rekening van [slachtoffer 2] zijn gekomen.
10.VORDERING HERROEPING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING
11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
12.BESLISSING
een gevangenisstraf van 52 maanden;
Vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van vijf jaren;
- beveelt dat verdachte
- zich niet ophoudt in het Beatrixpark te Utrecht;
- zich onthoudt van direct en indirect contact met [slachtoffer 2] , geboren op [1998] en [slachtoffer 1] , geboren op [2002] ;
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
- wijstde vordering
toetot een bedrag van in totaal € 28.012,16; - veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente
- verklaart[slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde
niet-ontvankelijkin de vordering; - veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 28.012,16 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente
- wijstde vordering
toetot een bedrag van in totaal € 13.347,45; - veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente
- wijstde vordering van [slachtoffer 2] voor zover het betreft de kosten van een eigen parkeerplaats, de reiskosten van en naar de advocaat, officier van justitie en zitting
af; - verklaart[slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde
niet-ontvankelijkin de vordering en bepaalt dat de vordering voor het deel dat ziet op het gemiste examen kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter; - veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 13.347,45 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente
- wijstde vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
toe; - gelastdat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel moet worden ondergaan, te weten
voor de duur van 1825 dagen;