ECLI:NL:RBMNE:2023:4621

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
22/5850
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en de onderbouwing daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning. Eiser, de eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 682.000,- voor het belastingjaar 2022, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van maximaal € 578.000,-. De heffingsambtenaar handhaafde de vastgestelde waarde en voerde een taxatiematrix aan ter onderbouwing van de waarde.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een digitale zitting op 1 augustus 2023, waar zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van verweerder en een taxateur van verweerder aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar met de overgelegde taxatiematrix en de toelichting ter zitting aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De referentiewoningen die in de taxatiematrix waren opgenomen, waren voldoende vergelijkbaar en de rechtbank vond dat er adequaat rekening was gehouden met de verschillen tussen de woningen.

Eiser had verschillende beroepsgronden ingediend, waaronder dat verweerder niet voldoende inzicht had gegeven in de taxatie en de onderlinge verschillen tussen de referentiewoningen. De rechtbank verwierp deze gronden en concludeerde dat de heffingsambtenaar zijn bewijslast had voldaan. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de uitspraak op bezwaar in stand bleef en eiser het griffierecht niet terugkreeg. De rechtbank gaf ook informatie over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5850

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: P. Verdouw),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente], verweerder
(gemachtigde: W. Vos).

Procesverloop

In de beschikking van 28 februari 2022 (het primaire besluit) heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak op het adres [adres 1] in [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2022 vastgesteld op € 682.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2021. Bij deze beschikking heeft de heffingsambtenaar aan eiser als eigenaar van deze woning ook aanslagen onroerendzaakbelasting en watersysteemheffing opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
Eiser is tegen het primaire besluit in bezwaar gegaan. In de uitspraak op bezwaar van
23 november 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de WOZ-waarde van de woning gehandhaafd.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift met een taxatiematrix ingediend.
De zaak is behandeld op de digitale zitting van 1 augustus 2023. De gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder en [taxateur] (taxateur van verweerder) hebben deelgenomen aan de zitting.

Overwegingen

Inleiding
1. De woning is een in 1932 gebouwde tussenwoning. De woning heeft een gebruiksoppervlakte van 120 m2. De woning is gelegen op een perceel van 87 m2.
2. In geschil is de WOZ-waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2021. Eiser bepleit een lagere waarde, namelijk maximaal € 578.000,-. Verweerder handhaaft in beroep de vastgestelde waarde van € 682.000,-.
Beoordelingskader
3. De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor die woning zou zijn betaald. De waarde wordt bepaald door middel van de vergelijkingsmethode. Dit houdt in dat de waarde van de woning wordt vastgesteld aan de hand van een vergelijking met de verkoopopbrengst van woningen die rondom de waardepeildatum zijn verkocht en voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. De referentiewoningen hoeven dus niet identiek te zijn aan de woning. Wel moet verweerder inzichtelijk maken op welke manier hij met de onderlinge verschillen rekening heeft gehouden.
4. Op verweerder rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde van de woning op de waardepeildatum (1 januari 2021) niet te hoog is vastgesteld. Bij de beoordeling of dit het geval is, zal de rechtbank wat eiser ter betwisting van de vastgestelde waarde heeft aangevoerd, meewegen.
5. Om de waarde van de woning te onderbouwen heeft verweerder een taxatiematrix overlegd, waarin de woning wordt vergeleken met vier verkopen in [woonplaats] , te weten:
- [adres 2] , verkocht op 7 mei 2021 voor € 681.000,-.
- [adres 3] , verkocht op 3 augustus 2020 voor € 640.000,-.
- [adres 4] , verkocht op 12 maart 2021 voor € 697.500,-.
- [adres 5] , verkocht op 21 september 2020 voor € 675.000,-.
Beoordeling van het geschil
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de taxatiematrix en de toelichting die daarop ter zitting is gegeven aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de in de taxatiematrix genoemde referentiewoningen goed bruikbaar zijn, omdat zij in dezelfde wijk ( [wijk] ) zijn gelegen, niet te ver van de waardepeildatum zijn verkocht en wat bouwjaar en uitstraling betreft voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. Met de taxatiematrix maakt verweerder aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning. Met de taxatiematrix heeft verweerder de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt.
7. Wat eiser in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Ingetrokken beroepsgronden
8. Op de zitting heeft eiser zijn beroepsgronden over de in het taxatieverslag gebruikte referentiewoningen [adres 6] en [adres 7] en in de uitspraak op bezwaar gebruikte referentiewoningen ingetrokken. De rechtbank zal deze gronden daarom niet meer bespreken in haar uitspraak.
Artikel 40 Wet WOZ
9.1
Eiser stelt dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn verplichting uit artikel 40 van de Wet WOZ. Eiser heeft de taxatiekaart met daarop vermeld de KOUDV- en liggingsfactoren van de woning en de referentiewoningen in de bezwaarfase opgevraagd en niet ontvangen. Volgens eiser geeft verweerder in het taxatieverslag enkel inzicht in de staat van onderhoud en voorzieningen van de woning. Verweerder is het niet met eiser eens. Eiser heeft het ‘Taxatieverslag woningen’ met daarop de woningen die aan het primaire besluit ten grondslag lagen, ontvangen. Verweerder heeft bij aangetekende brief van 28 oktober 2022 en op de zitting toegelicht dat in het taxatieverslag de staat van onderhoud en het voorzieningenniveau van de woning en de referentiewoningen zijn weergegeven. De uitstraling is waar te nemen op de foto’s en is zoveel als mogelijk vergelijkbaar. Daarnaast valt de kwaliteit van de woning onder de staat van onderhoud en is de ligging in de regel verdisconteerd in de verkoopprijs van de referentiewoningen. De rechtbank kan verweerder hierin volgen. In dit geval is het taxatieverslag de uitkomst van de modelmatige waardebepaling door verweerder. Verweerder hoeft echter niet méér stukken (zoals een taxatiematrix/taxatiekaart) te verstrekken dan waar hij op dat moment zelf over beschikt. Naar aanleiding van het taxatieverslag en de toelichting in de brief van 28 oktober 2022 kan eiser gerichte vragen stellen over en gemotiveerde betwistingen aanvoeren tegen de door verweerder vastgestelde waarde. De beroepsgrond slaagt niet.
9.2
Eiser stelt verder dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe de onderlinge verschillen tussen de KOUDV- en liggingsfactoren zijn gecorrigeerd. Eiser heeft hierover op de zitting toegelicht dat verweerder de KOUDV- en liggingsfactoren getalsmatig of met vaste percentages dient te corrigeren. Verweerder is het niet met eiser eens. Verweerder heeft bij aangetekende brief op 28 oktober 2022 een tabel met de waardecorrecties voor de KOUDV-factoren aan de gemachtigde van eiser toegestuurd. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat deze getalsmatige waardecorrecties bij de modelmatige waardebepaling zijn gehanteerd. De rechtbank kan verweerder hierin volgen. Eiser heeft dit niet betwist. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat de KOUDV- en liggingsfactoren in de taxatiematrix in beroep daarentegen niet getalsmatig zijn uitgewerkt. Verweerder gebruikt ook geen vaste percentages voor de correctie van de KOUDV- en liggingsfactoren. De rechtbank kan verweerder hierin ook volgen. Er bestaat namelijk geen verplichting voor verweerder om eventuele verschillen te corrigeren met vaste percentages. Wel is het aan verweerder om (in bezwaar) aan de hand van het taxatieverslag en (vervolgens in beroep) aan de hand van de taxatiematrix de waarde van de woning aannemelijk te maken, waarbij eiser de onderliggende gegevens op zijn beurt kan betwisten. Dat eiser graag ziet dat verweerder de KOUDV- en liggingsfactoren verder uitwerkt en met een vast percentage corrigeert voor de verschillen, maakt de werkwijze van verweerder niet in strijd met artikel 40 van de Wet WOZ. De beroepsgrond slaagt niet.
9.3
Eiser stelt daarnaast dat verweerder geen inzicht heeft gegeven in alle objectonderdelen van de gehanteerde referentieobjecten en de woning. Verweerder heeft echter bij aangetekende brief op 28 oktober 2022 de waarde van de verschillende objectonderdelen verstrekt. Eiser heeft dit niet betwist. De beroepsgrond treft daarom in zoverre geen doel.
9.4
Eiser stelt bovendien dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt of en hoe de indexering van de verkoopcijfers wordt toegepast. Verweerder is het niet met eiser eens. Op 16 mei 2022 heeft verweerder namelijk een e-mail met het gehanteerde indexeringspercentage naar de gemachtigde van eiser toegestuurd. Daarnaast staat het indexeringspercentage weergegeven in de taxatiematrix. De rechtbank stelt voorop dat het indexeringspercentage slechts een hulpmiddel is om de waarde van de woning als geheel inzichtelijk te maken. Bij gebruikmaking van indexeringspercentages dient verweerder zorg te dragen voor de inzichtelijkheid en controleerbaarheid van die gegevens. Zonder die inzichtelijkheid en controleerbaarheid dreigt een ongelijkwaardige procespositie van partijen te ontstaan. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat het indexeringspercentages volgt uit de permanente marktanalyse. Hierbij wordt gebruik gemaakt van openbare gegevens, zoals het kadaster. Eiser heeft het nagelaten eigen berekeningen tegenover de indexering van verweerder te stellen. [1] De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser niet is geschaad in zijn procespositie. De beroepsgrond slaagt niet.
De voorzieningen van de woning
10. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de gedateerde voorzieningen van de woning. Verweerder heeft hierover in het verweerschrift toegelicht dat het voorzieningenniveau als ‘normaal’ wordt gewaardeerd. Dit blijkt ook uit de taxatiematrix. Verweerder stelt verder dat uit het ingebrachte fotomateriaal niet blijkt dat de voorzieningen er erg gedateerd uitzien. Eiser heeft dit niet betwist. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de gedateerde voorzieningen van de woning. De beroepsgrond slaagt niet.
De isolatie van de woning
11. Eiser stelt verder dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de isolatie van de woning. Volgens eiser beschikt de woning over een slecht energielabel en heeft de woning enkel glas. Uit de taxatiematrix blijkt dat de kwaliteit van de woning en de staat van de woning als ‘voldoende’ zijn gewaardeerd. Dit betekent dat het niet op peil is, maar onderhoud niet op korte termijn noodzakelijk zal zijn. Verweerder heeft hierover in het verweerschrift toegelicht dat de referentiewoningen min of meer gelijke energielabels hebben. Uit de taxatiematrix blijkt dat van de woning geen energielabel bekend is, maar volgens verweerder is dit vermoedelijk energielabel F. Ook blijkt uit de taxatiematrix dat [adres 2] , energielabel E, [adres 3] , energielabel F, [adres 4] , energielabel F en [adres 5] , energielabel E heeft. De rechtbank is van oordeel dat de referentiewoningen, met energielabels E en F, ook geen goede isolatie hebben en dat het waardedrukkend effect in verband met de slechte isolatie is verdisconteerd in de verkoopcijfers van de referentiewoningen. Bovendien heeft de taxateur van verweerder op de zitting toegelicht dat [adres 2] in een mindere staat is verkocht, zodat een eventueel waardedrukkend effect is verdisconteerd in het verkoopcijfer van deze referentiewoning. Eiser heeft dit niet onderbouwd weersproken. De beroepsgrond slaagt niet.
De objectonderdelen van de referentiewoningen
12. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de bergingen van de referentiewoningen. Bovendien heeft [adres 5] volgens eiser een dakterras dat niet in de waardering is betrokken. Op de zitting heeft verweerder hierover toegelicht dat in het geval dat een woning een tuin heeft, het dakterras niet apart wordt gewaardeerd. Het dakterras heeft dan namelijk geen toegevoegde waarde. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt wat de waarde van het dakterras wel zou moeten zijn. Bovendien stelt verweerder dat op de luchtfoto’s niet is te zien dat de referentiewoningen een berging hebben. De rechtbank kan dit standpunt van verweerder volgen. Eiser heeft dit ook niet gemotiveerd weersproken. De beroepsgrond slaagt niet.
De door eiser aangedragen woning
13. Eiser stelt dat verweerder ook [adres 2] en [adres 8] als onderbouwing had moeten hanteren. Uit de taxatiematrix blijkt dat [adres 2] door verweerder als onderbouwing is gehanteerd. Op de zitting heeft de taxateur van verweerder toegelicht dat de gehanteerde referentiewoningen goed bruikbare onderbouwingen zijn, omdat de referentiewoningen nabij de woning zijn gelegen en uit dezelfde bouwstroom komen. Er is daarom volgens verweerder geen reden om ook [adres 8] toe te voegen aan de taxatiematrix. Eiser heeft dit niet weersproken. De rechtbank kan het standpunt van verweerder volgen. Zoals hiervoor is overwogen heeft verweerder vier goede referentiewoningen gebruikt en heeft hij daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Burggraaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 september 2023.
de rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 juli 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:5900.