ECLI:NL:RBMNE:2023:4560

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
16.095390.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot 16 maanden gevangenisstraf voor mensenhandel in vereniging met seksuele uitbuiting en illegale tewerkstelling van kwetsbare vrouwen

Op 5 september 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel uitbuiten van kwetsbare vrouwen en het illegaal tewerkstellen van deze vrouwen. De feiten vonden plaats tussen 1 september 2017 en 2 maart 2021 in verschillende steden in Nederland, waaronder Utrecht, Amsterdam en Amstelveen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden. Tijdens de rechtszaak zijn meerdere zittingen gehouden, waarbij de verdachte aanwezig was en zijn advocaat, mr. J.J. Weldam, en de officier van justitie, mr. D.M.A. van der Zwan, hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, waarbij gebruik is gemaakt van dwangmiddelen zoals misbruik van een kwetsbare positie. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich bezighield met deze strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar de bewezenverklaring van de belangrijkste feiten leidde tot de opgelegde straf. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de tijd die verstreken is sinds de feiten plaatsvonden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.095390.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats] (Roemenië),
verblijvende aan het adres: [adres] , [woonplaats] in Italië,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zittingen van 16 juni 2021, 26 oktober 2021, 27 januari 2022, 31 mei 2022, 30 augustus 2022, 6 februari 2023, 7 februari 2023, 9 februari 2023, 10 februari 2023, 13 februari 2023, 21 maart 2023 en 22 augustus 2023. Op 6, 7, 9, 10, 13 februari 2023 en 22 augustus 2023 is de zaak inhoudelijk behandeld. Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling in februari aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte, zijn advocaat mr. J.J. Weldam en de officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte van betrokkenheid bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die op de zittingen van 27 januari 2022 en 22 augustus 2023 is gewijzigd. De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage gehecht aan dit vonnis.
in de periode van 1 september 2017 tot en met 2 maart 2021 in Utrecht, Lelystad, Hilversum, Amstelveen, Amsterdam en/of ergens anders in Nederland samen met anderen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] seksueel heeft uitgebuit;
in de periode van 18 november 2020 tot en met 2 maart 2021 in Utrecht, Lelystad, Hilversum, Amstelveen, Amsterdam en/of ergens anders in Nederland samen met anderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werk heeft verschaft terwijl hij wist of moest weten dat zij illegaal in Nederland verbleven;
zich op 11 november 2020 in Amsterdam, en/of ergens anders in Nederland, in België en/of in Frankrijk samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel van (iemand die zich voordeed als) [slachtoffer 4] ;
in de periode van 1 september 2017 tot en met 2 maart 2021 in Utrecht, Lelystad, Hilversum, Amstelveen, Amsterdam en/of ergens anders in Nederland heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot doel had het plegen van mensenhandel, mensensmokkel en witwassen.

3.VOORVRAGEN

3.1
Het standpunt van de verdediging
De advocaat vindt dat de officier van justitie verdachte niet mag vervolgen voor het onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde. Verdachte is op verzoek van de Nederlandse autoriteiten door de Roemeense autoriteiten aangehouden in Roemenië en vervolgens overgebracht naar Nederland. De Nederlandse autoriteiten hebben verzocht om verdachte aan te houden voor het in georganiseerd verband plegen van mensenhandel in de periode oktober 2017 tot en met 2 maart 2021 ten aanzien van meerdere kwetsbare vrouwen, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Volgens de advocaat had de officier van justitie toestemming aan de Roemeense autoriteiten moeten vragen om verdachte ook voor het onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde te vervolgen. Nu de officier van justitie dat niet heeft gedaan, moet zij nietontvankelijk worden verklaard in de vervolging van deze feiten, aldus de advocaat.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op de zitting aangegeven dat – naar aanleiding van de opmerking van de advocaat – alsnog toestemming is gevraagd aan de Roemeense autoriteiten om verdachte te vervolgen voor het onder feit 3 tenlastegelegde. Als die toestemming vóór de sluiting van het onderzoek niet is ontvangen, vindt de officier van justitie ook dat zij nietontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte voor dit feit. Voor feit 2 geldt dat in het Europees Aanhoudingsbevel duidelijk staat omschreven welke feitelijke handelingen verdachte worden verweten. Die feitelijke handelingen kunnen juridisch worden geïnterpreteerd als het illegaal tewerkstellen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zoals onder feit 2 ten laste is gelegd. De officier van justitie vindt dat voor de vervolging van verdachte voor dat feit daarom geen nadere toestemming hoeft te worden gevraagd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Het specialiteitsbeginsel
In artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit EAB is het specialiteitsbeginsel opgenomen. Dit specialiteitsbeginsel houdt in dat een verdachte niet mag worden vervolgd, berecht of van zijn vrijheid mag worden beroofd voor enig ander vóór de overlevering begaan strafbaar feit dan dat welke de reden voor de overlevering is geweest.
De rechtbank moet beoordelen of het specialiteitsbeginsel in de zaak tegen verdachte geschonden is. De rechtbank zal daarbij eerst de vraag beantwoorden of de feiten 2 en 3, waarmee de tenlastelegging na de overlevering van verdachte is uitgebreid, moeten worden beschouwd als ‘andere feiten’ in de zin van artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit EAB. Als dat het geval is, moet de rechtbank vervolgens beoordelen of sprake is van één van de in artikel 27, derde lid, van het Kaderbesluit EAB genoemde uitzonderingen.
‘Ander feit’
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van feit 2 geen sprake is van een ‘ander feit’ en dus dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte voor feit 2. In het Europees Aanhoudingsbevel is namelijk duidelijk beschreven welke feitelijke handelingen verdachte werden verweten, waaronder betrokkenheid bij de tewerkstelling in de prostitutie van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Die handelingen zouden mogelijk juridisch gekwalificeerd kunnen worden als het illegaal tewerkstellen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van feit 3 wel sprake is van een ‘ander feit’. De rechtbank is dus met de advocaat eens dat de officier van justitie in beginsel toestemming had moeten vragen voor de vervolging van verdachte voor feit 3.
Uitzondering?
De rechtbank constateert dat verdachte niet in voorlopige hechtenis heeft gezeten voor feit 3. Artikel 27, derde lid, sub c, van het Kaderbesluit EAB bepaalt dat het specialiteitsbeginsel “niet van toepassing [is] in gevallen waarin de strafvervolging niet leidt tot de toepassing van een maatregel die zijn persoonlijke vrijheid beperkt.” Volgens de uitspraak van het Hof van Justitie van 1 december 2008 (Leymann en Pustovarov) moet deze uitzondering als volgt worden uitgelegd:
“Wanneer sprake is van enig ander feit dan dat welk de reden tot de overlevering is geweest, moet overeenkomstig artikel 27, lid 4, van het kaderbesluit toestemming worden gevraagd en verkregen indien een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel moet worden ten uitvoer gelegd. De overgeleverde persoon kan voor dat strafbare feit worden vervolgd en berecht alvorens die toestemming is verkregen, op voorwaarde dat geen vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd tijdens de vervolging of de berechting van dat feit. De uitzondering van artikel 27, lid 3, sub c, staat er echter niet aan in de weg dat de overgeleverde persoon een vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd alvorens de toestemming wordt verkregen, op voorwaarde dat die maatregel wettelijk gerechtvaardigd is door andere tenlasteleggingen in het Europees aanhoudingsbevel.”
De uitzondering van artikel 27, derde lid, sub c, van het Kaderbesluit EAB brengt dus met zich dat de betrokken persoon zonder toestemming van de uitvoerende justitiële autoriteit kan worden vervolgd en berecht voor een ander feit dan waarvoor hij is overgeleverd, voor zover voor dat feit geen voorlopige hechtenis is toegepast.
Toegepast op de zaak tegen verdachte betekent dit dat het specialiteitsbeginsel niet van toepassing is op feit 3. Verdachte mag dus voor dit feit worden vervolgd en berecht. Wanneer voor dit feit aan verdachte een vrijheidsbenemende straf zal worden opgelegd, kan die pas ten uitvoer worden gelegd nadat door de officier van justitie alsnog aanvullende toestemming van de Roemeense autoriteiten wordt verkregen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte voor feit 3.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt overeenkomstig haar ter terechtzitting overgelegde requisitoir dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Voor zover relevant gaat de rechtbank onder ‘het oordeel van de rechtbank’ verder in op het standpunt van de officier van justitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat vindt overeenkomstig zijn ter terechtzitting overgelegde pleitnota dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
Voor zover relevant gaat de rechtbank onder ‘het oordeel van de rechtbank’ verder in op het standpunt van de advocaat.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Feit 3 Mensensmokkel [slachtoffer 4]
De rechtbank vindt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder feit 3 tenlastegelegde heeft gepleegd, omdat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte wist dat [slachtoffer 4] illegaal in Nederland verbleef. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het derde ten laste gelegde feit.
Partiële vrijspraak feit 1 Seksuele uitbuiting [slachtoffer 3]
De rechtbank vindt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer 3] seksueel heeft uitgebuit. Uit het dossier blijkt weliswaar dat verdachte [slachtoffer 3] in 2017 heeft bedreigd met geweld wanneer zij het over de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 3] hadden, maar die bedreigingen vonden plaats vóór de tenlastegelegde periode. Dat verdachte [slachtoffer 3] binnen de tenlastegelegde periode seksueel heeft uitgebuit volgt naar het oordeel van de rechtbank niet uit het dossier. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van het eerste ten laste gelegde feit voor zover betrekking hebbend op [slachtoffer 3] .
Seksuele uitbuiting [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Bij de beoordeling van de vraag of verdachte en/of de medeverdachte(n) de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] seksueel hebben uitgebuit, gaat de rechtbank uit van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Alhoewel de verdediging niet expliciet heeft bepleit dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris onbetrouwbaar zijn, maakt de rechtbank uit het verweer van de verdediging wel op dat zij de betrouwbaarheid van die verklaringen betwist. De rechtbank stelt echter vast dat de inhoud van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris steun vindt in andere informatie uit het dossier. Dat zij 50% van hun opbrengsten moesten afstaan aan verdachte en de medeverdachten, wordt bijvoorbeeld bevestigd door informatie die in verschillende telefoons is gevonden waarin ook wordt gesproken over een 50/50-constructie. De rechtbank is daarom van oordeel dat verklaringen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij de rechtercommissaris hebben afgelegd betrouwbaar zijn en zij zal die verklaringen dan ook gebruiken voor het bewijs.
Artikel 273f lid 1, sub 1 van het Wetboek van Strafrecht
Bij de beoordeling van de vraag of kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) mensenhandel in de zin van artikel 273f, lid 1, sub 1 van het Wetboek van Strafrecht moet – gelet op wat ten laste is gelegd – worden vastgesteld of sprake was van een handeling (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen), van een middel (dwang, (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of van een kwetsbare positie), en van het oogmerk van uitbuiting.
De dwangmiddelen
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat gebruik is gemaakt van de dwangmiddelen ‘misbruik van een kwetsbare positie’ en ‘misbruik van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’. De rechtbank legt dat hieronder uit.
Met een kwetsbare positie wordt (onder andere) een situatie bedoeld waarin de betrokkene geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan. Zo’n situatie kan zich voordoen bij personen die uit het buitenland komen, voornamelijk wanneer zij illegaal of ongedocumenteerd in Nederland verblijven. Het gaat om situaties waarin een slachtoffer niet vrijwillig een keuze kan maken of waarin een slachtoffer niet, of verminderd, de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken.
Bij het misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht is er sprake van een relationele ongelijkheid of van het brengen in zo’n situatie van ongelijkheid, waardoor de keuzevrijheid wordt beperkt. Hiervan is volgens de wetgever sprake als een prostituee zich in een situatie bevindt die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland zich bevindt. Volgens de wetgever bepaalt een mondige prostituee in ieder geval zelf waar, wanneer, met wie, onder welke omstandigheden en tegen welke opbrengst zij werkt.
De hiervoor genoemde dwangmiddelen overlappen elkaar grotendeels omdat het steeds gaat om een beperking van keuzevrijheid. Uit jurisprudentie volgt dat aan beide dwangmiddelen een ruime betekenis wordt gegeven, waarmee wordt beoogd een ruime bescherming te bieden aan slachtoffers.
Dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich in een kwetsbare situatie bevonden en niet kunnen worden aangemerkt als mondige prostituees blijkt uit de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen. Zij kwamen uit de economisch zwakke landen Venezuela en Colombia, waren illegaal in Nederland, spraken de Nederlandse taal niet en de Engelse taal slechts in zeer beperkte mate, waren niet op de hoogte van de in Nederland geldende wet- en regelgeving en daaruit voortvloeiende rechten en plichten, hadden geen geld, moesten hun gezin in het thuisland onderhouden, waren voor hun huisvesting volledig afhankelijk van verdachte en zijn medeverdachten, moesten hun werkzaamheden verrichten in hetzelfde bed als waarin zij sliepen, wisten niet hoe zij zelfstandig moesten werken, hadden geen Nederlandse bankrekening en in Nederland geen sociale contacten. Verdachte en zijn medeverdachten waren van deze omstandigheden op de hoogte en voor zover zij dat niet wisten hadden zij uit de wijze waarop [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren gehuisvest en de omstandigheden waaronder zij werkten moeten begrijpen dat zij zich in een kwetsbare positie bevonden.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] konden door de hiervoor geschetste kwetsbare situatie niet zelf bepalen waar, wanneer en onder welke omstandigheden zij hun prostitutiewerkzaamheden verrichtten. Zij waren immers niet in staat zelfstandig werk te zoeken, zelfstandig onderdak te regelen en zelfstandig contact te leggen met klanten en met hen afspraken te maken. De rechtbank ziet bevestiging van de conclusie dat [slachtoffer 1] geen werkelijke andere keuze had dan het misbruik te ondergaan in haar verklaring bij de rechtercommissaris:
“Was u vrij om een klant te weigeren?
Nee. Ik had die vrijheid niet. Ik moest werken.
Is er een situatie geweest dat u een klant wilde weigeren?
Die waren er heel veel maar ik moest werken en want ik had geld nodig.”
Vanwege deze omstandigheden waren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] genoodzaakt zich ermee in te laten dat verdachte en zijn medeverdachten hen onderbrachten in verschillende woningen, de seksadvertenties voor hen maakten en betaalden en hen naar verschillende klanten brachten, waarna verdachte en zijn medeverdachten de opbrengst verdeelden en zelf de helft daarvan hielden. Daarmee hebben verdachte en zijn medeverdachten misbruik gemaakt van de omstandigheden waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verkeerden.
De verdediging betwist deels ook niet dat verdachte en/of de medeverdachten deze feitelijke handelingen hebben verricht. De verdediging stelt echter dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] volledig vrijwillig als prostituee werkten en volledige zeggenschap hadden over hun doen en laten. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit enkele appgesprekken kan worden opgemaakt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tot op bepaalde hoogte konden bepalen welke werkzaamheden zij verrichtten. Dat zij enige inspraak hadden in de feitelijke gang van zaken maakt echter niet dat sprake was van een situatie waarin zij volledige autonomie hadden over waar zij verbleven, welke klanten zij wilden ontvangen en wanneer en hoeveel zij van hun verdiende geld afstonden aan verdachte(n). Juist de hiervoor geschetste omstandigheden maakten dat zij deze autonomie niet hadden en zich moesten inlaten met de door verdachten gecreëerde omstandigheden. Veelzeggend is dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de woningen genoegen namen met een kamer waar zij in hetzelfde bed waarin zij sliepen, ook prostitutiewerkzaamheden verrichtten. Een situatie die op geen enkele wijze te vergelijken is met de situatie waarin een mondige prostituee in Nederland verkeert.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben dus met hun handelen misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van en van de uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht over [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De handelingen
Uit de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank geconcludeerd worden dat sprake is geweest van het vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Oogmerk van uitbuiting
De handelingen zoals neergelegd in artikel 273f lid 1, sub 1 van het Wetboek van Strafrecht zijn alleen strafbaar als deze zijn gefaciliteerd door een dwangmiddel en als zij zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Ook in sub 4 en in sub 9 moet dit oogmerk (op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad) worden ingelezen. De vraag of – en zo ja, wanneer – sprake is van ‘oogmerk van uitbuiting’ in de zin van dit artikel, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. De Hoge Raad heeft geoordeeld – voor zover in de onderhavige zaak relevant – dat bij de beantwoording van die vraag onder meer betekenis toekomt aan de aard en duur van de tewerkstelling of de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. Daarbij gaat het om een alomvattende weging van de hiervoor genoemde en eventuele andere relevante factoren.
Een oogmerk veronderstelt een noodzakelijkheidsbewustzijn en kan vaak worden afgeleid uit de omstandigheden. Het uitgangspunt is dat de eventuele vrijwilligheid van het slachtoffer om in de prostitutie te gaan werken niet meer ter zake doet zodra er van een dwangmiddel sprake is. Of een slachtoffer zich uitgebuit voelt, is dus niet bepalend. Dit laatste geldt in het bijzonder als sprake is van prostitutie onder invloed van een dwangmiddel, omdat bij prostitutie sprake is van een forse inbreuk op de lichamelijke integriteit.
In dit geval is, zoals reeds hiervoor is weergegeven, misbruik gemaakt van de situatie waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden. Onder de hiervoor geschetste omstandigheden waren zij zo afhankelijk van verdachte en de medeverdachten dat zij niet wisten hoe zij zich buiten deze situatie moesten redden. Zij zijn door de verdachten aan het werk gezet en gehouden, met het enige oogmerk om voor verdachte en de medeverdachten zo veel mogelijk financieel voordeel te behalen. Verdachte en de medeverdachten wisten dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich niet zonder hun hulp konden redden in Nederland en hebben van die situatie misbruik gemaakt. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moesten daarbij de helft van hun inkomsten afstaan. Met dit alles is het oogmerk van uitbuiting ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gegeven. Dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] een relatie hadden met één van de slachtoffers, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.
Artikel 273f lid 1 sub 4 van het Wetboek van Strafrecht
Gelet op wat hiervoor is overwogen, hebben verdachte en de medeverdachten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door middel van de hierboven genoemde middelen bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden.
Artikel 273f lid 1 sub 9 van het Wetboek van Strafrecht
Uit de bewijsmiddelen en wat hierboven omtrent de dwangmiddelen en (het oogmerk van) uitbuiting is overwogen blijkt verder dat verdachte en zijn medeverdachten opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en ook dat zij hen hebben bewogen tot het afstaan van de helft van hun verdiende opbrengsten uit hun prostitutiewerkzaamheden.
Artikel 273f lid 1 sub 6 van het Wetboek van Strafrecht
Tot slot blijkt dat uit de bewijsmiddelen dat verdachte en zijn medeverdachten financieel voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verbleven bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Medeverdachte [medeverdachte 2] was degene die de seksadvertenties maakte en online zette. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] verdeelden het geld. Alle verdachten controleerden [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wanneer zij seksafspraken hadden, door tijdens die afspraken contact met hen te houden. Uit de opgenomen gesprekken blijkt bovendien dat de verdachten uitvoerig overlegden over ‘hun’ prostituees, de werkzaamheden die zij uitvoerden en wat zij bij politiecontroles mochten zeggen, bijvoorbeeld tijdens de omgekeerde politiecontrole van [slachtoffer 1] op 23 november 2020.
Gelet op wat hierboven is besproken, heeft verdachte tijdens het seksueel uitbuiten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] nauw en bewust samengewerkt met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat – voor zover niet anders is overwogen onder ‘vrijspraken’ – wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft gepleegd.
Criminele organisatie
Voor een bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie is ten eerste vereist dat sprake is van een ‘organisatie’. Volgens vaste jurisprudentie betekent een organisatie: een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat de verdachte heeft samengewerkt met alle andere personen van de organisatie, dat hij die kende of dat er steeds in dezelfde samenstelling werd samengewerkt (vgl. HR 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134).
Een organisatie is ‘crimineel’ als die organisatie het plegen van misdrijven als doel heeft. Voor het bewijs van dat doel kan van belang zijn of er misdrijven in het kader van de organisatie zijn gepleegd, of de samenwerking duurzaam en gestructureerd was en of de activiteiten van deelnemers die gericht waren op de verwezenlijking van het doel van de organisatie planmatig of stelselmatig waren (onder meer HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502). Een ‘structuur’ hoeft geen hiërarchische structuur te zijn, maar kan ook bestaan uit een crimineel netwerk met diverse cellen die flexibel met elkaar samenwerken. Tot slot is voor een bewezenverklaring volgens de Hoge Raad vereist dat de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en bijdraagt aan het realiseren van het doel van de organisatie. De verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie een misdadig doel heeft, maar hoeft niet te weten welke concrete misdrijven er zijn of worden gepleegd (HR 10 februari 2015, ECLI:NL:2015:264 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413).
In het kader van het voorgaande overweegt de rechtbank over het bestaan van een criminele organisatie, de structuur daarvan en de bijdrage daaraan van verdachte het volgende. Verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn familie van elkaar en hadden onderling veel contact. Uit wat hiervóór in dit vonnis is overwogen blijkt daarnaast dat verdachte en de medeverdachten zich binnen de tenlastegelegde periode meerdere keren hebben schuldig gemaakt aan het plegen van mensenhandel. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en zijn medeverdachten allemaal in één of meerdere gevallen betrokken zijn geweest bij het vervoer, de huisvesting, de tewerkstelling, de controle en het overbrengen van kwetsbare vrouwen met het doel hen te laten werken in de prostitutie op verschillende plaatsen in Nederland, voornamelijk in Amsterdam en Amstelveen, en daaraan geld te verdienen. Zoals eerder in dit vonnis al is overwogen gaat het om kwetsbare vrouwen die uit economisch zwakke landen komen, in financiële problemen leefden en door hun kwetsbaarheid besloten om bij verdachte en/of zijn medeverdachten in de prostitutie te gaan werken. Uit één van de afgeluisterde gesprekken maakt de rechtbank op dat de verdachten juist wilden dat de vrouwen schulden hadden, want dan bleven ze voor hen werken in de prostitutie. De verdachten leefden grotendeels van het geld dat door de door hen tewerkgestelde vrouwen werd verdiend, zonder dat daar een reële tegenprestatie tegenover stond. Uit de bewijsmiddelen blijkt ook dat verdachte en zijn medeverdachten onderling prostituees uitwisselden. Zo heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij zowel bij [medeverdachte 2] en verdachte als bij [medeverdachte 1] heeft gewoond en gewerkt. Bovendien volgt uit de bewijsmiddelen dat de betalingen voor de seksadvertenties door verschillende verdachten werden verricht. Zo blijkt uit het dossier dat een seksadvertentie van een vrouw genaamd [naam] door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] is betaald. Ook [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard dat deze twee verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] de seksadvertenties regelden en betaalden. Uit onderzoek in verschillende telefoons blijkt daarnaast dat aan de prostituees betaalverzoeken door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] werden verstuurd, die zij door konden sturen naar een klant. Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat de drie verdachten onderling bespraken waar ze prostituees zouden onderbrengen. Ook bespraken zij onderling wat een prostituee tegen de politie moest zeggen bij een controle en gaven ze instructies aan [slachtoffer 1] toen zij met de politie in gesprek was. Uit een chatgesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] van 22 februari 2021 maakt de rechtbank op dat zij elkaar waarnamen wanneer iemand naar het buitenland ging.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat sprake was van een gestructureerd samenwerkingsverband met een crimineel doel, namelijk het seksueel uitbuiten van kwetsbare vrouwen.
Over de duurzaamheid van de criminele organisatie overweegt de rechtbank het volgende. Juist de familieband werkt als cement voor de organisatie en bestendigt het voortbestaan van de organisatie. De duurzaamheid van de organisatie blijkt bijvoorbeeld ook uit het feit dat de organisatie meerdere locaties gebruikte, zodat een prostituee van locatie kon worden gewisseld zodra de interesse op een locatie minder werd. Maar ook uit het feit dat verdachte en zijn medeverdachten zich de gehele periode intensief met seksuele uitbuiting hebben beziggehouden leidt de rechtbank het duurzame karakter van de organisatie af.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich hebben schuldig gemaakt aan de deelname van een criminele organisatie die de seksuele uitbuiting van vrouwen tot doel had.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. in de periode van 18 november 2020 tot en met 2 maart 2021 te Amstelveen, Amsterdam en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
A) een vrouw genaamd [slachtoffer 1] en
een vrouw genaamd [slachtoffer 2]
telkens door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
- heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] en van die [slachtoffer 2]
(sub 1°)
en
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard
(sub 4°)
en die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2]
heeft bewogen verdachte en verdachtes mededaders te bevoordelen uit de opbrengst van hun, seksuele handelingen met een derde
(sub 9°)
en
B) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van
die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2]
(sub 6°),
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededaders die voormelde vrouwen ondergebracht in woningen om te leven/wonen en
werkplekken voor die voormelde vrouwen geregeld en
advertenties over die voormelde vrouwen op sites als [website] aangemaakt en onderhouden en
bepaald wat de prijs was voor de seksuele handelingen en
die voormelde vrouwen naar klanten gebracht en later weer opgehaald en
een groot deel van het met prostitutiewerkzaamheden verdiende geld van die voormelde vrouwen afgepakt en/of aan hem, verdachte, en/of aan zijn mededader(s) laten afgeven;
2. in de periode van 18 november 2020 tot en met 2 maart 2021 te Amstelveen, Amsterdam en/of elders in Nederland in vereniging met anderen,
[slachtoffer 1] (geboren [1998] te [geboorteplaats] in Venezuela)
en [slachtoffer 2] (geboren [1989] te [geboorteplaats] in Colombia)
die zich telkens wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland hadden verschaft, telkens krachtens mondelinge overeenkomst of aanstelling arbeid heeft doen verrichten, terwijl zij, verdachte en zijn mededaders, wisten dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk was;
4. in de periode van 1 juli 2020 tot en met 2 maart 2021 te Amstelveen, Amsterdam en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van mensenhandel zoals bedoeld in artikel 273f Wetboek van Strafrecht.
Verdachte wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten uit de tenlastelegging in de bewezenverklaring verbeterd. Dat is niet nadelig voor verdachte.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. De door verdachte gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door verdachte gepleegde feiten:
mensenhandel, terwijl de in artikel 273f, eerste lid onder 1º, 4º, 6º en 9º van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
een ander, die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland heeft verschaft, krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid doen verrichten, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
4. deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat verdachte een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat bij de feiten die verdachte heeft gepleegd alleen een gevangenisstraf van meerdere jaren past. De officier van justitie eist dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Als de rechtbank een straf aan verdachte oplegt, verzoekt de raadsvrouw om rekening te houden met een aantal factoren:
  • de forse overschrijding van de redelijke termijn
  • het lege strafblad van verdachte;
  • het leven en het werk van verdachte in Duitsland.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf van 16 maanden op. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte maakte deel uit van een criminele organisatie die het seksueel uitbuiten van kwetsbare vrouwen tot doel had gesteld en hij heeft zich ook zelf schuldig gemaakt aan die seksuele uitbuiting. De vrouwen, afkomstig uit Zuid-Amerika, belandden in de prostitutie uit financiële noodzaak. Verdachte en zijn medeverdachten hielden de vrouwen voor dat zij bij hen op een makkelijke manier geld konden verdienen, waarbij het niet meer dan redelijk was dat zij de helft van hun opbrengsten – of soms zelfs meer – moesten afstaan. Daarmee maakte verdachte misbruik van de armoedige omstandigheden van de vrouwen. De vrouwen raakten volledig afhankelijk van verdachte en de medeverdachten. Zij spraken de Nederlandse en Engelste taal niet of nauwelijks, hadden geen sociale contacten en wisten niet hoe zij zelfstandig als prostituee konden werken. Doordat de verdachten gingen over de verdeling van het verdiende geld, raakten zij nog afhankelijker van hen.
Het motief van verdachte om zo te handelen was puur winstbejag. Verdachte heeft hierdoor een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers en heeft daarmee grove inbreuk gemaakt op hun fundamentele rechten. Daarmee heeft verdachte laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor de slachtoffers. Dat verdachte opereerde vanuit een criminele organisatie vindt de rechtbank nog kwalijker.
De rechtbank vindt dat enkel een gevangenisstraf van meerdere maanden rechtdoet aan de ernst van de feiten. Dat neemt de rechtbank dan ook als uitgangspunt bij het bepalen van de straf.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad (de ‘justitiële documentatie’) van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten in Nederland. Dat heeft geen invloed op het bepalen van de straf.
8.3.3
Tijdsverloop
Bij het bepalen van de straf betrekt de rechtbank dat de strafbare feiten die verdachte heeft gepleegd al enige tijd geleden hebben plaatsgevonden. Verdachte is op 7 april 2021 voor het eerst verhoord over de bewezenverklaarde feiten en vanaf dat moment kon verdachte verwachten dat er een strafzaak zou volgen. Op het moment dat de rechtbank uitspraak doet is bijna 2,5 jaar verstreken. De rechtbank houdt daar in strafverminderende zin rekening mee.
8.3.4
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend is. Die straf is langer dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Om die reden heft de rechtbank het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis op.
De straf die de rechtbank oplegt is lager dan de officier van justitie heeft geëist. Dat heeft allereerst te maken met het feit dat de rechtbank minder tenlastegelegde feiten bewezen verklaart dan de officier van justitie heeft geëist. Daarnaast schrijven de oriëntatiepunten die rechters gebruiken bij het bepalen van de straf een lagere straf voor dan de straf die de officier van justitie heeft geëist.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de in beslag genomen Samsung verbeurd wordt verklaard. De Huawei kan aan verdachte worden teruggegeven volgens de officier van justitie. De kleding is van [B] en moet aan haar worden teruggegeven.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat verzoekt de onder verdachte in beslag genomen goederen aan hem terug te geven.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de volgende in beslag genomen goederen verbeurd verklaren, omdat verdachte de strafbare feiten met behulp van die goederen heeft gepleegd:
  • een laptop, merk Sony Vaio;
  • een telefoon, merk Samsung.
De rechtbank bepaalt dat de volgende goederen aan de rechthebbenden moeten worden teruggegeven:
  • een telefoon, merk Huawei (aan verdachte);
  • kleding (aan [B] ).

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 140, 197b en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, 2 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
16 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • een telefoon, merk Samsung (goednummer PL0900-2017310218-G2056295);
  • een laptop, merk Sony Vaio (goednummer PL0900-2017310218-G2056344);
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 een telefoon, merk Huawei (goednummer PL0900-MDRCC19003_663999);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
 kleding aan [B] (goednummers PL0900-2017310218-G2056288 en PL0900-2017310218-G2056351).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mrs. L.C. Michon en L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 september 2023.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van ongeveer 01 september 2017 tot en met 02 maart 2021 te Utrecht en/of Lelystad en/of Hilversum en/of Amstelveen en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten,
een vrouw genaamd [slachtoffer 1] en/of
een vrouw genaamd [slachtoffer 2] en/of
een vrouw genaamd [slachtoffer 3]
(telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting
van die [slachtoffer 1] en/of
van die [slachtoffer 2] en/of
van die [slachtoffer 3]
(sub 1°)
en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat
die [slachtoffer 1] en/of
die [slachtoffer 2] en/of
die [slachtoffer 3]
zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard
(sub 4°)
en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachte(s) mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van hun/haar,
die [slachtoffer 1] ’s en/of
die [slachtoffer 2] ’s en/of
die [slachtoffer 3] ’s
seksuele handelingen met en/of voor een derde
(sub 9°)
en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten
van die [slachtoffer 1] en/of
van die [slachtoffer 2] en/of
van die [slachtoffer 3]
(sub 6°),
hebbende en/of zijnde hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 3] op meerdere tijdstippen mishandeld en/of
de reis naar Nederland voor die voormelde vrouw(en) geregeld en/of
die voormelde vrouw(en) ondergebracht in een of meer woning(en) om te leven/wonen en/of
een of meer werkplek(ken) voor die voormelde vrouw(en) geregeld en/of
advertenties over die voormelde vrouw(en) op sites als [website] aangemaakt en/of onderhouden en/of
contacten met klanten onderhouden en/of
bepaald hoeveel klanten er per dag door die voormelde vrouw(en) moesten worden ontvangen en/of
bepaald met welke klanten er welke sexuele handelingen verricht moesten worden door die voormelde vrouw(en) en/of
bepaald wat de prijs was voor de sexuele handelingen en/of
bepaald hoeveel die voormelde vrouw(en) per dag moesten verdienen en/of
die voormelde vrouw(en) naar klanten gebracht en/of later weer opgehaald en/of
alle, althans een groot deel van het, met prostitutiewerkzaamheden verdiende geld van die voormelde vrouw(en) afgepakt en/of aan hem, verdachte, en/of aan zijn mededader(s) laten afgeven;
(
art. 273f Sr)
2. hij in of omstreeks de periode van ongeveer 18 november 2020 tot en met ongeveer 02 maart 2021 te Utrecht en/of Lelystad en/of Hilversum en/of Amstelveen en/of Amsterdam en/of elders in Nederland in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, te weten [slachtoffer 1] (geboren [1998] te [geboorteplaats] in Venezuela)
en/of een ander, te weten [slachtoffer 2] (geboren [1989] te [geboorteplaats] in Colombia)
die zich telkens wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland had(den) verschaft, (telkens) krachtens (mondelinge) overeenkomst of aanstelling arbeid heeft doen verrichten, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk was;
(
art. 197b Sr)
3. hij op of omstreeks 11 november 2020 te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in België en/of in Frankrijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
een ander of anderen, te weten [slachtoffer 4] , geboren [1980] te [geboorteplaats] in Colombia, althans een NN-vrouw, zich voordoend als deze [slachtoffer 4]
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Frankrijk en/of België en/of Nederland of haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door met die mevrouw [slachtoffer 4] af te spreken dat zij opgehaald zou worden op een afgesproken locatie in Frankrijk en/of door die mevrouw [slachtoffer 4] in Frankrijk daadwerkelijk met de auto op te halen en/of vervolgens per auto met zich mee te voeren van Frankrijk naar België en uiteindelijk naar Nederland, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
(
art. 197a Sr)
4. hij in of omstreeks de periode van 01 september 2017 t/m 02 maart 2021 te Utrecht en/of Lelystad en/of Hilversum en/of Amstelveen en/of Amsterdam en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere)
[medeverdachte 1] en/of
[medeverdachte 2] en/of
[medeverdachte 3] en/of
[medeverdachte 4] en/of
[medeverdachte 5]
welke organisatie tot oogmerk had (telkens) het plegen van misdrijven te weten (telkens) mensenhandel zoals bedoeld in artikel 273f Wetboek van Strafrecht en/of mensensmokkel zoals bedoeld in artikel 197a Wetboek van Strafrecht en/of witwassen zoals bedoeld in artikel 420bis Wetboek van Strafrecht;
(
art. 140 Sr)
Bijlage II: de bewijsmiddelen [1]
Algemeen
Op de zitting heeft verdachte – zakelijk weergegeven – verklaard:
“Ik word wel eens [bijnaam verdachte] genoemd” [2] .
In een proces-verbaal over de afgeluisterde gesprekken in de BMW van verdachte [medeverdachte 2] staat het volgende:
“De tolk- […] verklaarde dat zij in alle gesprekken welke werden vertaald vanaf 1610-2020 tot en met 28-10-2020 de mannenstem van NNm1 (of NN1) herkende. NNm1 (of NN1) wordt in deze gesprekken vaak “ [bijnaam medeverdachte 2] ” genoemd. Uit het onderzoek 03Flora is gebleken dat “ [bijnaam medeverdachte 2] ” de bijnaam van [medeverdachte 2] is.
Tevens verklaarde de tolk […] dat zij de stem van NNm2 op 28-10-2020 herkende. NNm2 wordt in de gesprekken vaak [verdachte] genoemd en een enkele keer [bijnaam verdachte] . Uit onderzoek is gebleken dat “ [voornaam] ” de voornaam van [verdachte] is en dat [bijnaam verdachte] de bijnaam is van [verdachte] .” [3]
In een proces-verbaal over de afgeluisterde gesprekken in de BMW van verdachte [medeverdachte 2] staat het volgende:
“Deze personenauto, een BMW 1 serie met het kenteken [kenteken] , staat volgens de bevraging bij het RDW op naam van [medeverdachte 2] , geboren [1992] te [geboorteplaats] (Roemenië). De gevoerde communicatie in de personenauto is opgenomen.” [4]
De seksuele uitbuiting en illegale tewerkstelling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
In een proces-verbaal over de verklaring van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris staat het volgende:
“Klopt dat u als sekswerker heeft gewerkt?
Ja, ik heb met hun gewerkt.
Heeft mijn cliënt, [verdachte] iets te maken met deze beslissing?
Ja, ik gaf hem de helft van mijn opbrengsten van mijn werk.
Heeft u zelf kosten gemaakt voor dat werk?
Nee. Zij zorgden voor alles.
Waar zorgden zij voor?
Huis, webpage en verplaatsen, dus het naar een andere plek brengen van de vrouwen. [5]
Eerder heeft u verklaart met “hen’ te hebben gewerkt als sekswerker in Nederland. Klopt het dat het ging om meerdere personen?
[medeverdachte 2] , [verdachte] en een familielid waarde naam begint met een M. Alle drie zijn ze volgens mij familie. Hij was klein van structuur en was een oom of een neef van hun.
Ik was in Frankrijk toen [verdachte] en [medeverdachte 2] ons lieten ophalen door een auto met een chauffeur.
Kon u de werkzaamheden alleen, zelfstandig, verrichten?
Nee, op dat moment sprak in geen Engels. Ik kon ook niet een website beheren en ik wist niet hoe ik aan een huis moest komen.
Moet ik het zo begrepen dat als zij er niet waren jullie je werk niet konden doen?
Dan hadden wij zeker niet kunnen werken. Wij hadden niet de huizen, die hadden zij. En wij wisten niet hoe we zelfstandig moeten werken.
Ja, zij werken altijd op die grond, 50-50, met vrouwen. [6]
Vanaf het eerste begin heb ik gewerkt voor [medeverdachte 1] en [verdachte] . Ik heb gewerkt zowel voor [medeverdachte 1] en [verdachte] . Daarna ben ik naar een ander huis gebracht met een mijnheer van laag statuur. [7]
Wij hadden in Nederland verder niemand en wij waren bang voor hun netwerk en hun entourage.
Wie bedoelde u met “ze”?
De drie, [verdachte] , [medeverdachte 2] en die andere van wie ik de naam mij niet kan herinneren.
Wie betaalde de huur?
[medeverdachte 2] en [verdachte] betaalden die.
[medeverdachte 2] [medeverdachte 1] was degene die zorgde voor de advertentie. Ik had geen applicatie daarvoor op mijn telefoon. Ik had ook geen email om met “ [website] ” te communiceren.
Kunt u uitleggen waarom u bij de politie in Nederland niet heeft verteld over de 50-50 regeling?
Omdat we bang waren dat die [medeverdachte 2] en [verdachte] iemand mogelijk konden bellen en dat represailles zouden volgen. [8]
In hoeverre kent u de naam [medeverdachte 1] ?
Dat is de naam van de andere man waar ik de naam niet van herinnerde.
U heeft zojuist verteld dat u bij [verdachte] en [medeverdachte 2] hebt verbleven/gewoond en bij een derde persoon met een lager statuur heeft gezeten. Is dat de derde persoon, dat familielid?
Ja, die kleine. Dat was inderdaad de derde persoon. [bijnaam medeverdachte 1] . Ik had gezegd met een [letter] .
U heeft met de politie gesproken dat u illegaal in Nederland was. Heeft u daarover gesproken met [medeverdachte 2] , [verdachte] en [bijnaam medeverdachte 1] ?
Ja, ik heb hun verteld dat ik illegaal in Nederland verbleef. Ze hadden daar geen probleem mee. Zij normaal. [9]
Van wie kreeg u geld aan het einde van de dag?
Ik kreeg geld van degene die thuis was. [verdachte] of [medeverdachte 2] .
Kunt u uitleggen wie de klanten voor u regelde?
Of [medeverdachte 2] of [verdachte] . Degene van hen die de klanten per telefoon sprak en lieten komen. Die bepaalde wie er kwam.
Is er een situatie geweest dat u een klant wilde weigeren?
Die waren er heel veel maar ik moest werken en want ik had geld nodig.
Ontving u ook weleens klanten waar u verbleef/woonde?
Ja.
Kunt u waar in de woning?
De woning aan de [straat] .
Was dat u eigen bed?
Ja, in hetzelfde bed als waarin ik sliep.
U gaf aan dat u naar een ander huis moest verhuizen. Waar was dat?
20 minuten van Amsterdam. Daar staat het huis waar [bijnaam medeverdachte 1] is gepakt. Het heet iets als [woonplaats] .
[woonplaats] ?
Met wie woonde u in [woonplaats] ?
Daar woonde [slachtoffer 2] , de vrouw van [bijnaam medeverdachte 1] , [bijnaam medeverdachte 1] en ik.
U gaf aan dat u in een woning woonde en dat op een bepaald moment iemand beslist heeft dat u naar een andere woning moest. Wie heeft dat beslist?
Beiden, [verdachte] en [medeverdachte 2] . Als het werk minder werd dan werd besloten dat men moest verhuizen naar een andere plek.
Werd dat dan besloten om meer te verdienen? Hoe moet ik dat zien?
Ja. Zij deden het op die manier. Op een gegeven moment was er niet meer te verdienen in Amsterdam en dat was het moment om te verkassen. [11]
Voelde u zich kwetsbaar toen u in Nederland was?
Ja, ik was alleen en ik kende in Nederland niemand. Ik was bang. Ik wist niks van Nederland en hoe het allemaal werkte.
Dat ons iets zou overkomen. Dat iemand ons iets aandoet. [12]
In een proces-verbaal over de verklaring van [slachtoffer 1] bij de politie op 23 november 2020 staat het volgende:
“Opmerking verbalisanten:
Nadat wij ons aan [slachtoffer 1] hadden voorgesteld begon zij te huilen. Zij verklaarde aan ons dat ze bang was om door ons het land uitgezet te worden. [13]
Er wordt gezegd: als je in de handen van de politie komt, dan wordt je naar je geboorteland gebracht.” [14]
In een proces-verbaal over de verklaring van [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris staat het volgende:
“Heeft [verdachte] uit uw arbeid of diensten van seksuele aard voordeel of geld ontvangen?
Ja.
Vijftig/vijftig.
lk woonde bij hem thuis.
Met mijn vijftig procent betaalde ik alles zoals eten, kleding, hulp voor mijn familie en alles. De kamer betaalde ik niet. [15]
Rechter-commissaris: bedoelt u met de kamer de plek waar u werkte of de plek waar u woonde? Of was dat dezelfde plek?
Ja, het is dezelfde plek. Daar woonde en werkte ik.
Betaalde u dan nog steeds aan hem als hij weg was?
Dan was er een andere jongen.
Bent u eigen baas of werkte u voor iemand toen u arbeid of diensten van seksuele aard verrichtte in Nederland?
Ik werkte voor hen.
Moest u opdrachten uitvoeren voor [verdachte] ?
Nee, ik kreeg geen bevelen van hem, maar ik kreeg wel werkzaamheden van hem. [16]
U heeft zojuist verklaard dat u voor [verdachte] werkte. Werkte u nog voor anderen?
Daar was ook een andere jongen.
Welke afspraken had u met hen?
Vijftig/vijftig.
Hoe verplaatste u zich?
[verdachte] zorgde voor vervoer. Hij bracht mij ergens naartoe.
Diende u voor uw vervoer te betalen?
Nee, ik betaalde niet. De klant betaalde.
De andere jongen was blond, 1.65m en had lichte ogen.
Kon u dat werk niet alleen doen?
Ik wist niet hoe ik alleen of op zelfstandige wijze kon werken.
Ik wist niet hoe ik dat moest doen. Je moest een appartement huren en ik wist niet hoe dat allemaal moest.
lk had geen flauw idee. Daarom de vijftig/vijftig regeling, dan had ik het huis en ze hielpen mij. [17]
Hoe bent u naar Nederland gekomen?
Met de privé taxi.
Waar heeft de taxi u afgezet?
Bij het huis waar ik woonde. [18]
Klopt het dat u niet legaal in Nederland was destijds?
Ik was niet legaal.
Welke personen wisten dat?
Zij.
Wie bedoelt u met ‘zij’?
[verdachte] en de andere jongen.
Waarom heeft u geen ander werk gedaan in NL?
Omdat ik zonder papieren geen ander werk kon verrichten, ik probeerde ook meer geld te krijgen.
In hoeverre kon u zonder hulp van anderen als prostituee werken in Nederland?
Ik had niet de kennis om dat te doen.” [19]
In een proces-verbaal over de verklaring van [slachtoffer 2] bij de politie op 2 maart 2021 staat het volgende:
“V: [website] is in het Nederland, hoe heb je dat dan gedaan?
A: Mijn vriend die hielp mij.
V: Wie is die vriend?
A: [bijnaam medeverdachte 2] .
V: Hoe heeft [bijnaam medeverdachte 2] jou daarbij geholpen?
A: Door de foto’s te uploaden en mij te publiceren.
V: Waar ontving jij deze klanten?
A: Daar waar ik was, in de kamer.
V: Wist [bijnaam medeverdachte 2] dat jij klanten ontving in jouw kamer?
A: Ja.
V: Wat wist [bijnaam medeverdachte 2] van jou persoonlijke situatie? [20]
A: Bijna alles. We waren al vrienden.
V: Wanneer ben jij bevriend geraakt met [bijnaam medeverdachte 2] ?
A: Vanaf het begin.
V: Ik hoor je zeggen dat [bijnaam medeverdachte 2] bijna alles wist. Wat bedoel je daar mee?
A: Niets, we waren vrienden dus hij wist dat ik een dochter had en familie had. Dat ik in Spanje woonde, gewoon een normale vriendschap.
A: Ik heb hem niet alles helemaal uitgelegd maar hij wist dat ik aan het werk was voor mijn huis en mijn familie.” [21]
In een proces-verbaal over de aanhouding van verdachte [medeverdachte 2] staat het volgende:
“Op dinsdag 2 maart 2021 is de [adres] te [woonplaats] betreden.
Ik zag dat er één (1) vrouw in de huiskamer zat. Dit bleek zijn:
Voornaam: [voornaam]
Achternaam: [slachtoffer 1]
Geboortedatum: [1998]
Geboorteland: Venezuela
Ik zag dat er in slaapkamer één (1), een man op zijn buik op het bed lag. Dit bleek te zijn:
Voornaam: [voornaam]
Achternaam: [medeverdachte 2]
Geboortedatum: [1992]
Geboortland: Roemenië
Ik zag dat er in slaapkamer twee (2) een vrouw op het bed zat. Dit bleek te zijn:
Voornaam. [voornaam]
Achternaam. [slachtoffer 2]
Geboortedatum: [1989]
Geboorteland: Colombia
Beide vrouwen spraken geen of beperkt Engels en ik kon niet met hen communiceren.” [22]
In een proces-verbaal over de bewoning van de [straat] staat het volgende:
“Uit de gegevens van de gemeentelijke basis administratie bleek dat op de [adres] te [woonplaats] de verdachte [verdachte] ingeschreven stond. Tevens bleek uit diverse getapte gesprekken, dat verdachte [medeverdachte 2] ook woonachtig was op de [adres] te [woonplaats] .” [23]
In een proces-verbaal over een omgekeerde prostitutiecontrole op 23 november 2020 staat het volgende:
“De omgekeerde prostitutiecontrole heeft plaatsgevonden tussen 16:00 uur en 22:30 uur in hotel [hotel] te [vestigingsplaats] , gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] . [24] De vrouw bleek te zijn genaamd:
*** [slachtoffer 1] ***
Geboren op [1998] te [geboorteplaats] (Venezuela)
Uit het contact met [slachtoffer 1] en de intake mensenhandel bleek dat zij de Engelse taal niet machtig was. [25]
In een proces-verbaal over de bakengegevens van de Ford Mondeo van verdachte [verdachte] staat het volgende:
“Op 23 november 2020 heeft het onderzoeksteam een omgekeerde prostitutiecontrole uitgevoerd. [26] Uit de bakengegevens blijkt vervolgens dat de Ford Mondeo, eigendom van [verdachte] , omstreeks 18:06 uur vertrekt vanaf de [straat] te [woonplaats] en rechtstreeks in de richting van het [hotel] hotel in [vestigingsplaats] rijdt. Omstreeks 18:31 uur arriveert het voertuig ter hoogte van het [hotel] hotel. Te zien is dat de Ford Mondeo ter hoogte van de slagboom stopt en vervolgens op het naastgelegen P+R […] P3 keert en direct terug rijdt in de richting van Amsterdam. [27]
In een proces-verbaal over de afgeluisterde gesprekken in de BMW van verdachte [medeverdachte 2] staat het volgende:
“Sessienummer 174449 23-11-2020 18:44 uur:
[bijnaam medeverdachte 2] zegt dat [bijnaam verdachte] zegt dat het nep was.
[bijnaam medeverdachte 2] : Hij/zij zegt dat ‘zij’ is meegenomen... bij dat hotel zijn die in burger er altijd, ik weet het, ik ben daar wel eens ‘gepakt”. Ik ben achtervolgd met burgerauto’s, daar is dikwijls politie. [28]
Sessienummer 182655 23-11-2020 19:26 uur:
[verdachte] zegt dat hij naar de parkeerplaats ernaast ging en toen ze zei dat ze met de politie was, is hij vertrokken. [29]
In een proces-verbaal over de afgeluisterde telefoongesprekken met een telefoonnummer op naam van verdachte [medeverdachte 2] staat het volgende:
“Uit de CIOT bevraging blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer] op naam stond van [medeverdachte 2] , geboren [1992] te [geboorteplaats] (Roemenie). [30]
Op 10-10-2020 om 17.24 uur vond er een gesprek plaats tussen NNman [telefoonnummer] en NNman [telefoonnummer] : [31] [bijnaam medeverdachte 2] : Weet je wat er nog meer nodig is buiten dat? Deze spreken geen Engels, er moet iemand zijn die de telefoons beantwoordt... want voor deze beantwoord ik... géén van hen kunnen dat.
[bijnaam medeverdachte 2] : Ik heb hun telefoons.
[bijnaam medeverdachte 2] : ik neem niet op, dat kun je je voorstellen, ik beantwoord de berichten.” [32]
In een proces-verbaal over het onderzoek in de iPhone 12 van [medeverdachte 2] staat het volgende:
“ [telefoonnummer] @s.whatsapp.net […] , [telefoonnummer] @s.whatsapp.net [bijnaam medeverdachte 2] (owner);
In deze WhatsApp berichten d.d. 05-12-2020 t/m 01-03-2021 (…) [33]
Het telefoonnummer [telefoonnummer] is voorzien van onderstaande profielfoto. Ik herkende op deze foto [slachtoffer 1] . Het is zeer waarschijnlijk dat [slachtoffer 1] de gebruiker is geweest van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
d.d. 02-02-201
[telefoonnummer] Hij zegt dat hij 300 wil betalen
[telefoonnummer] 350 zeggen
[telefoonnummer] Oke
[telefoonnummer] Je kan werken
[telefoonnummer] Wil je 2 uur betalen
[telefoonnummer] Tegen 240
[telefoonnummer] Wat vertel ik ze?
[telefoonnummer] Is oke
[telefoonnummer] 240?
[telefoonnummer] 250
[telefoonnummer] Geld is binnen [34]
In een proces-verbaal over het onderzoek in de iPhone 6s van [slachtoffer 1] staat het volgende:
“In deze telefoon trof ik 1 gesprek aan tussen [telefoonnummer] @s.whatsapp.net [werknaam] (werknaam van [slachtoffer 1] ) en [telefoonnummer] @s.whatsapp.net [bijnaam medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ). Uit onderstaand gesprek blijkt dat [bijnaam medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ) meerdere malen betaalverzoeken naar [werknaam] ( [slachtoffer 1] ) stuurt. Tevens blijkt uit onderstaande gesprek dat [werknaam] verantwoording aflegt aan [bijnaam medeverdachte 2] .” [35]
In een proces-verbaal over het onderzoek in de iPhone 11 van [slachtoffer 2] staat het volgende:
“Ik zag een WhatsApp conversatie met de gebruiker “ [telefoonnummer] @s.whatsapp.net” ( [verdachte] ). Deze chat vond plaats in de periode van 23-11-2020 tot 05-02-2021. In deze WhatsApp conversatie ging het voornamelijk over seksafspraken met klanten. [36]
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net 10-1-2021 04:55:46 4 hours
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net 10-1-2021 04:55:50 Is 1200 [37]
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net […] 19-1-2021 23:36:12 Send tiki
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net 19-1-2021 23:36:45 200?
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net […] 19-1-2021 23:36:50 180
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net 19-1-2021 23:36:58 No
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net […] 19-1-2021 23:37:47 ?
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net 19-1-2021 23:38:02 200
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net […] 19-1-2021 23:38:07 OK send
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net 19-1-2021 23:38:15 Hi, I’ve created a payment request of € 200,00 for Shopping [38]
In een proces-verbaal over het onderzoek in de iPhone 11 van [slachtoffer 2] staat het volgende:
“Ik zag een WhatsApp conversatie met de gebruiker “ [telefoonnummer] @s.whatsapp.net” ( [verdachte] ). Deze chat vond plaats in de periode van 23-11-2020 tot 05-02-2021. In deze WhatsApp conversatie ging het voornamelijk over seksafspraken met klanten. Ook werden er diverse betaalverzoeken verstuurd. [39]
Gezien bovenstaande ING betaalverzoek “Pizza”, lijkt het erop dat het betaalverzoek voor een “Pizza” een betaalverzoek is voor een seksafspraak. Zeer waarschijnlijk zijn de overige betaalverzoeken “for shopping”, “Car damage”, “traveling” en “party” ook betaalverzoeken voor seksafspraken. [40]
In een proces-verbaal van bevindingen over het onderzoek in de iPhone 11 van verdachte [medeverdachte 1] staat het volgende:
“Op dinsdag 2 maart 2021 werd, tijdens de aanhouding van [medeverdachte 1] , in de woning, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , een mobiele telefoon, Apple, iPhone 11 in beslag genomen. [41]
Ook zag ik twee WhatsApp conversaties met “ [telefoonnummer] @s.whatsapp.net [WhatsApp naam 2] ” en “ [woonplaats] @s.whatsapp.net [slachtoffer 2] ” in de Engelse taal. Uit deze (Engelstalige) conversaties kon ik opmaken dat de gebruiker van [woonplaats] ( [medeverdachte 1] ) de klanten van [slachtoffer 2] , in de gaten hield en dat [medeverdachte 1] op de hoogte gehouden werd van de seksafspraken door [slachtoffer 2] . Dit blijkt uit het feit dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] vertelt dat ze de klant bij aankomst om een foto moet vragen, zodat ze weet waar hij is voordat ze het huisnummer doorgeeft en ook geeft [slachtoffer 2] aan dat ze klaar is.
Tot slot zag ik nog een WhatsApp conversatie met “ [WhatsApp naam 1] @s.whatsapp.net” ( [slachtoffer 1] ) in de Engelse/Spaanse taal, waarvan ik de Spaanse taal niet machtig ben. Ik heb het Spaanse gedeelte uit de WhatsApp chat vertaald met Google Translate en kon uit de conversatie opmaken dat “ [WhatsApp naam 1] ” aan [medeverdachte 1] doorgaf wanneer er klanten voor haar kwamen en wanneer ze weer klaar was met de klanten. Vermoedelijk gaat het om klanten die seksafspraken maakten met [WhatsApp naam 1] ( [slachtoffer 1] ).” [42]
In een proces-verbaal over het aanvullende onderzoek in de iPhone 11 van verdachte [medeverdachte 1] staat het volgende:
“Chats tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] [43]
[woonplaats] @s.whatsapp.net […] 22-2-2021 wij wilden ook naar huis komen en
ik dacht dat jij bij [slachtoffer 2] en [naam] hier konden blijven tot we terug zijn. [44]
Uit deze conversatie, kon ik opmaken dat er iemand bij de achtergebleven vrouwen ( [slachtoffer 2] en [naam] ) moet blijven wanneer [medeverdachte 1] vertrekt naar Roemenië. [45]
In een proces-verbaal over het onderzoek naar de verdiensten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] staat het volgende:
“Vanuit onder andere de administratie van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , kan worden bepaald dat zij allebei op 24 november in Nederland werkzaam zijn geworden als prostitué. Beide vrouwen hebben geen Nederlandse bankrekening op naam gehad.” [46]
In een onderzoek naar de identiteitsdocumenten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] staat het volgende:
“Het Colombiaans paspoort voorzien van paspoortnummer [paspoortnummer] behoren bij de
vrouw genaamd:
[slachtoffer 2] , geboren op [1989] te [geboorteplaats] Columbia bleek te zijn
voorzien van diverse in en uitreisstempels. Columbia is een visumvrij land. Wanneer je
binnen de EU bent ingereisd, heb je recht op 90 dagen vrije termijn. Het paspoort is
geldig tot 9 oktober 2027. Uit dit paspoort blijkt dat de laatste inreisstempel van mei 2019 was en dat betrokkene via Madrid Spanje was ingereisd. Betrokkene heeft zich derhalve niet gehouden aan haar vrije termijn. Deze was ruimschoots verstreken. Betrokkene [slachtoffer 2] verbleef derhalve illegaal in Nederland.
Het Venezulaans paspoort voorzien van paspoort nummer [paspoortnummer] behoren bij de
vrouw genaamt:
[slachtoffer 1] , geboren op [1989] te [geboorteplaats] Venezuela bleek te zijn voorzien
van diverse in en uitreisstempels. Venezuela is een visumvrij land. Wanneer je binnen
de EU bent ingereisd, heb je recht op 90 dagen vrije termijn. Het paspoort is geldig tot
5 september 2021. Uit dit paspoort blijkt dat de laatste inreisstempel van november 2019 was en dat betrokkene was ingereisd via Athene Griekenland. Betrokkene heeft zich niet
gehouden aan haar vrije termijn. Deze was ruimschoots verstreken. Betrokkene
[slachtoffer 1] verbleef derhalve illegaal in Nederland.” [47]
Overige bewijsmiddelen in het kader van de criminele organisatie
Op de zitting heeft verdachte – zakelijk weergegeven – verklaard:
“De medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn familie van mij. [medeverdachte 1] is mijn broer en [medeverdachte 2] is mijn neef.” [48]
In een proces-verbaal over de afgeluisterde gesprekken in de BMW van verdachte [medeverdachte 2] staat het volgende:
“Sessienummer 205725 17-11-2020 21:57 uur:
[bijnaam medeverdachte 2] : Het beviel haar niet dat ik de telefoon opnam, dat ik de prijs bepaalde.” [49]
In een proces-verbaal over de afgeluisterde gesprekken in de BMW van verdachte [medeverdachte 2] staat het volgende:
“Nn2: ze heeft die ene van 45 min? Voor 100 euro “want [bijnaam medeverdachte 2] heeft de prijs zo bepaald”.
NN1: Ik doe nooit 45 min… alleen een half uur of een uur.” [50]
In een proces-verbaal over het onderzoek in de iPhone 12 van verdachte [medeverdachte 2] staat het volgende:
“Participants: [telefoonnummer] @s.whatsapp.net & [telefoonnummer] @s.whatsapp.net [bijnaam medeverdachte 2] (owner).
Highlights d.d. 10-11-2020 t/m 11-08-2020:
[telefoonnummer] Ben je geïnteresseerd voor werk in Amsterdam? ik heb plaatsen
[telefoonnummer] En hoe werkt het?
[telefoonnummer] Ik geef je alles. Huis voor werk. Chauffeurs voor Escorts. Websites. Je hoeft niets te betalen.
Slechts 50% 50%” [51]
In een proces-verbaal over de afgeluisterde gesprekken in de BMW van [medeverdachte 2] staat het volgende:
“Sessienummer: 115555 19-10-2020 13:55 uur:
Nn2: Vandaag kwam er één bij de blonde… ze was klaar met wat ze daar deed, ging naar de
badkamer om zich te wassen, en die vent kwam terug en zei dat hij nog een keer wilde. En ze ging nog een keer met hem neuken…
Nn2: Ja, maar ze verpest de zaken… [52]
Sessienummer 201509 27-10-2020 21:15 uur: [53]
Nnm1: Ik zei tegen [medeverdachte 1] , ik geef deze [vrouwen] aan je [54]
Sessienummer 214337 18-11-2020 22:43 uur:
[bijnaam medeverdachte 2] zegt dat ‘hij’ gisteravond een escort had, hij vroeg geld voor beltegoed en zo en ‘hij’ zei dat hij geen geld heeft.
[bijnaam medeverdachte 2] : Jij hebt het niet, maar zij wel! Pak het van haar.
[medeverdachte 1] zegt dat [bijnaam medeverdachte 2] , die vrouw van ‘thuis’ moet ophalen, want deze blijft zolang ze honger heeft, geen geld heeft. [medeverdachte 1] zegt dat hij ‘die’ ook bij hem kan onderbrengen, dan stuurt hij het geld naar [bijnaam medeverdachte 2] naar huis [RO], waar hij met 300-400 per week voldoende heeft. [55]
Sessienummer 155002 24-11-2020 16:50 uur: [56]
[medeverdachte 1] zegt dat hij een vrouw bij hem in de woning heeft, ze verdient dagelijks 400-500-600 [euro] tot wel 1000 op 1 dag en ze werkt alleen overdag.
Vrouw: ik wil ook daar in dat huis.
[bijnaam medeverdachte 2] : nee eerst hier en als het hier minder wordt, dan naar t andere huis [57]
Sessienummer 194530 24-11-2020 20:45 uur: [58]
[bijnaam medeverdachte 2] : [naam] heeft vandaag ca. 700 verdiend… als er vanavond niets verdiend wordt en morgen ook niet, ik wacht morgen af… dan breng ik overmorgen minstens één [vrouw] naar jou.
[medeverdachte 1] : Ja, wissel ze [59]
Sessienummer 182149 23-11-2020 19:21 uur: [60]
[bijnaam medeverdachte 2] : Zeg dat ze tegen de dikke moet zeggen dat ze ‘haar’ niets kunnen doen, ze stellen alleen vragen.
[verdachte] zegt: “Zeg tegen de dikke dat ze rustig moet blijven”
[medeverdachte 1] : Laat haar [naam] bellen en haar aan de lijn geeft…
[verdachte] : ze moet zeggen dat ze bij een vriendin verblijft.
[medeverdachte 1] : Dat ze het adres niet weet. [61]
Sessienummer 183654 23-11-2020 19:36 uur: [62]
[bijnaam medeverdachte 2] : Zeg dat ze het niet door moet geven!
[verdachte] [met stemverheffing]: Waarvoor? Ik wil het niet, waarvoor moet ik het adres geven?
[medeverdachte 1] : Zeg dat ze haar niets doen.
[verdachte] : Zeg dat ze niet verplicht is om het adres te geven, ze moet niets geven!
[bijnaam medeverdachte 2] : ze kunnen haar niets doen.
[bijnaam medeverdachte 2] : Zeg precies dit: “Maak je geen zorgen want ze kunnen je niets doen”, “je kunt zwijgen”. Als ze het adres geeft, komen ze naar huis om te kijken wie er in de woning zit, hoeveel. Daarom willen ze het adres. Zeg dat ze moet zeggen: “Ik heb geen verblijfplaats, ik ging geld verdienen om naar een hotel te gaan”.
[verdachte] [belt]: Zeg “Ik heb geen verblijfplaats, ik verblijf bij een vriendin”
[medeverdachte 1] : En ik kan niet het adres van die meid geven. [63]
In een proces-verbaal over de afgeluisterde gesprekken in de BMW van [medeverdachte 2] staat het volgende:
“Sessienummer 142241 27-11-2020 15:22 uur:
[bijnaam medeverdachte 2] : Zo moet het, je moet haar steeds in schulden houden! Zodat ze werkt.” [64]
In een proces-verbaal over betalingen van seksadvertenties staat het volgende:
“De advertentie bij [website] onder nummer [nummer] is gekoppeld aan ordernummers die zijn betaald met de bankrekeningnummers [rekeningnummer] (te naam gesteld van [verdachte] ), [rekeningnummer] (te naam gesteld van [verdachte] ) en [rekeningnummer] (te naam gesteld van [medeverdachte 2] ). In onderzoek Flora is vastgesteld dat [A] de waarschijnlijke gebruikster is van advertentienummer [nummer] .” [65]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer 2020054797, onderzoek 03Flora, gesloten op 31 maart 2022, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 5295. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 6 februari 2023.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1191.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1012.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] van 23 januari 2023 bij de rechter-commissaris, p. 2.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] van 23 januari 2023 bij de rechter-commissaris, p. 4.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] van 23 januari 2023 bij de rechter-commissaris, p. 5.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] van 23 januari 2023 bij de rechter-commissaris, p. 6.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] van 23 januari 2023 bij de rechter-commissaris, p. 7.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] van 23 januari 2023 bij de rechter-commissaris, p. 8.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] van 23 januari 2023 bij de rechter-commissaris, p. 9.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] van 23 januari 2023 bij de rechter-commissaris, p. 11.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1909.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1914.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 15 december 2022 bij de rechter-commissaris, p. 2.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 15 december 2022 bij de rechter-commissaris, p. 3.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 15 december 2022 bij de rechter-commissaris, p. 5.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 15 december 2022 bij de rechter-commissaris, p. 6.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 15 december 2022 bij de rechter-commissaris, p. 7.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 2535.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 2536.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 208-209.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1392.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1903.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1907.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1929.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1930.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1047.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1051.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1196.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1201.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1202.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4494.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4496.
35.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4553.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2992.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2993.
38.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2994.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2992.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2994.
41.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3892.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3897-3898.
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3919.
44.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3921.
45.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3922.
46.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3255.
47.Een geschrift, te weten: een onderzoek naar identiteitsdocumenten door de vreemdelingenpolitie, p. 2021.
48.Verklaring van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 6 februari 2023
49.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1016.
50.Proces-verbaal van bevindingen, p. 884.
51.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4486.
52.Proces-verbaal van bevindingen, p. 884.
53.Proces-verbaal van bevindingen, p. 919.
54.Proces-verbaal van bevindingen, p. 920.
55.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1018.
56.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1060.
57.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1062.
58.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1063.
59.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1064.
60.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1050.
61.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1051.
62.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1052.
63.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1053.
64.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1102.
65.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4126.