In deze zaak heeft eiser, wonende in [woonplaats], het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder, verzocht om handhavend op te treden tegen het vermeend illegaal uithakken van een keldermuur in een pand op het adres [adres] in [plaats]. Verweerder heeft dit verzoek op 23 juli 2019 afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar ingediend, maar verweerder heeft niet tijdig op dit bezwaar beslist, wat heeft geleid tot een beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft in eerdere zaken, met zaaknummers UTR 20/1050, UTR 21/1569, UTR 21/4177 en UTR 22/1508, geoordeeld dat verweerder niet tijdig besliste en deze beroepen gegrond verklaard.
Op 26 juli 2022 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Op 9 augustus 2022 heeft verweerder alsnog een beslissing op bezwaar genomen, maar eiser heeft het beroep niet ingetrokken omdat hij het niet eens is met deze beslissing. De rechtbank heeft besloten partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk, omdat verweerder inmiddels heeft beslist op het bezwaar van eiser, waardoor eiser geen procesbelang meer heeft.
De rechtbank heeft echter besloten het inhoudelijke beroep tegen de beslissing op bezwaar van 9 augustus 2022 te behandelen onder een ander zaaknummer, UTR 22/3938, en zal daarover apart uitspraak doen. Tevens heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser, vastgesteld op € 418,50, omdat eiser een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 juni 2023.